ECLI:NL:RBROT:2019:6692

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
10/650056-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van overval te Zwijndrecht met betrekking tot verdachte zonder bekende verblijfplaats

In de zaak tegen de verdachte, die niet ingeschreven is in de basisregistratie personen en geen bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, heeft de rechtbank Rotterdam op 29 juli 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door zijn gemachtigde raadsvrouw, mr. S. Epema. De officier van justitie, mr. C.J.A. de Bruijn, had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden bevonden aan de overval die op 25 februari 2017 in Zwijndrecht zou hebben plaatsgevonden. De eis was een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

De rechtbank heeft het dossier en de bewijsstukken zorgvuldig bekeken. Tijdens de zitting op 15 juli 2019 is het onderzoek uitgevoerd. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De feiten en omstandigheden rondom de verdachte waren opmerkelijk en in onderlinge samenhang bezien, maar gaven niet de vereiste mate van zekerheid dat de verdachte de overval had gepleegd. Daarom heeft de rechtbank besloten om de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.

De beslissing van de rechtbank is als volgt: de rechtbank verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is uitgesproken in de openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 juli 2019.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/650056-17
Datum uitspraak: 29 juli 2019
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
gemachtigd raadsvrouw mr. S. Epema, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. de Bruijn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest;
  • bij vonnis de gevangenneming van de veroordeelde te bevelen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat het dossier blijk geeft van feiten en omstandigheden met betrekking tot de verdachte, die in het licht van het ten laste gelegde feit opmerkelijk zijn. Op basis van die feiten en omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, kan echter niet met de vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die op 25 februari 2017 in Zwijndrecht de overval heeft gepleegd. Anders dan de officier van justitie oordeelt de rechtbank dus dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden wat aan de verdachte ten laste is gelegd. De rechtbank zal de verdachte hiervan vrijspreken.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en C.E. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Zwijndrecht met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging
met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag
van (totaal ongeveer) 670 euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of
ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] en/of [naam bedrijf] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen en/of voorhouden en/of richten
van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), aan/op die [naam slachtoffer] .