ECLI:NL:RBROT:2019:6625

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2019
Publicatiedatum
20 augustus 2019
Zaaknummer
10/710006-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van rechtsbijstand tijdens politieverhoor leidt tot bewijsuitsluiting in valsheid in geschrift en oplichting zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 augustus 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met zijn partner, de medeverdachte, zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting door te frauderen met Persoonsgebonden Budget (PGB)-gelden. De verdachte en zijn medeverdachte hebben zorgovereenkomsten en declaraties ingediend voor zorg die nooit is verleend aan de budgethouders, waaronder de moeder van de verdachte. Het benadelingsbedrag bedraagt ruim € 161.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens zijn politieverhoor niet de gelegenheid heeft gekregen om zich te laten bijstaan door een advocaat, wat in strijd is met het recht op rechtsbijstand zoals vastgelegd in de Europese richtlijn 2013/48/EU. Dit heeft geleid tot bewijsuitsluiting van de verklaringen die de verdachte tijdens het verhoor heeft afgelegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en het tijdsverloop van de strafzaak. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/710006-16
Datum uitspraak: 13 augustus 2019
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Afghanistan) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. K.Y. Ramdhan, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.S. Dhoen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van voorarrest, waarvan vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar alsmede een taakstraf van 180 uren te vervangen door 90 dagen hechtenis.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er in het voorbereidend onderzoek onherstelbare vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a van Wetboek van Strafvordering (Sv) hebben plaatsgevonden.
De verdachte is zeven uur lang rondgereden na zijn aanhouding alvorens te zijn voorgeleid en is dus die zeven uur in onzekerheid gelaten over de reden van zijn aanhouding. Dit levert een schending op van artikel 53 lid 3 Sv en artikel 6 lid 1 en 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM);
Het recht op rechtsbijstand tijdens het politieverhoor is geschonden. De verdachte is tijdens de voorgeleiding, inverzekeringstelling en zijn verhoren tot aan 1 december 2016 niet de gelegenheid geboden om zich te laten bijstaan door een advocaat. Dit is een schending van artikel 6 lid 1 en 3 EVRM.
Het pressieverbod ex artikel 29 lid 1 Sv en artikel 6 lid 1 EVRM is geschonden. De verdachte is moedwillig door de verbalisanten in een cel gehouden terwijl in de naastliggende cel een persoon nachtenlang kabaal aan het maken was. Er werd geweigerd om de verdachte in een andere cel te plaatsen terwijl er twee andere cellen leeg waren.
De op ambtseed opgemaakte proces-verbalen van verhoor van 30 november 2016 te 11.10 uur en bevindingen van 22 oktober 2018 zijn niet naar waarheid opgemaakt. De politieagenten hebben opzettelijk proberen te verdoezelen dat de verdachte uitdrukkelijk een advocaat wenste bij het verhoor en dat het verhoor desondanks is aangevangen. Daarnaast is de verdachte in een toestand van slapeloosheid en rusteloosheid gehouden, maar dit is opzettelijk uit het proces-verbaal verwijderd met als doel de onrechtmatigheden te verdoezelen.
Op pagina 42 van het zaaksdossier merkt de verbalisant op dat de verdachte zielig loopt te doen maar dat hij met een BMW X6 naar de hoeren gaat. Op basis van deze opmerking moet aangenomen worden dat het Openbaar Ministerie informatie, onderzoeksresultaten en dossierstukken voor de verdediging en de rechtbank achterhoudt.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank zal het verweer van de raadsman puntsgewijs bespreken.
Ad a)
In het proces-verbaal van aanhouding met nummer [procesverbaalnummer] staat dat de verdachte op 29 november 2016 om 12.00 uur werd aangehouden en dat aan hem mede werd gedeeld waarvan hij werd verdacht. De rechtbank constateert dat het inderdaad lang heeft geduurd voordat de verdachte werd voorgeleid, namelijk om 19:15 uur. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat verdachte is aangehouden te Vaals, maar is voorgeleid te Spijkenisse, derhalve op een afstand van 225 km. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat met het vervoer van gedetineerde personen, zeker over langere afstanden, vaak geruime tijd gemoeid is, nu het om logistieke redenen niet altijd mogelijk is om ogenblikkelijk vervoer te regelen. Dit in aanmerking genomen komt de tijd tussen aanhouding en voorgeleiding de rechtbank weliswaar lang, maar niet onredelijk lang voor. Nu hij bovendien ten tijde van zijn aanhouding is geïnformeerd over de reden van aanhouding, brengt het tijdsverloop tussen aanhouding en voorgeleiding geen schending van artikel 6 EVRM met zich waar verdere consequenties aan verbonden moeten worden.
Ad b)
Een aangehouden verdachte heeft het recht op bijstand van een raadsman tijdens zijn verhoor door de politie, behoudens bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken. De verdachte kan uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in elk geval ondubbelzinnig afstand doen van dat recht. Dit brengt mee dat hij vóór de aanvang van het verhoor dient te worden gewezen op zijn recht op bijstand van een raadsman. Opmerking verdient hierbij dat het recht op zulke bijstand niet alleen betrekking heeft op het eerste verhoor, maar ook op daarop volgende verhoren. Indien een aangehouden verdachte niet de gelegenheid is geboden om zich bij zijn verhoor door de politie te laten bijstaan door een raadsman, levert dat in beginsel een vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a Sv. Indien ter zake verweer wordt gevoerd, moet de rechter beoordelen of aan een verzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt.
Uit HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3608 leidt de rechtbank af dat na het verstrijken van de implementatietermijn van richtlijn 2013/48/EU (dan wel vanaf de daaraan voorafgaande datum van de implementatie door de Nederlandse wetgever) bewijsuitsluiting als regel dient te volgen wanneer een verdachte niet de gelegenheid is geboden om zich tijdens zijn verhoor door de politie te laten bijstaan door een raadsman.
In artikel 15, eerste lid, van genoemde richtlijn was de implementatiedatum vastgesteld op 27 november 2016; op die dag was het huidige artikel 28d Sv echter nog niet ingevoerd. Het hier aan de orde zijnde verhoor van de verdachte vond drie dagen later, op 30 november 2016 plaats. Daaruit volgt dat bij schending van het recht op bijstand tijdens het verhoor in beginsel bewijsuitsluiting dient te volgen. Dit klemt te meer nu de Hoge Raad in voornoemd arrest overwoog ervan uit te gaan “dat met ingang van 1 maart 2016 toepassing zal worden gegeven aan de regel dat een aangehouden verdachte het recht heeft op bijstand van een raadsman tijdens zijn verhoor door de politie.”
De rechtbank stelt vast dat tijdens het verhoor van de verdachte op 30 november 2016 het recht op rechtsbijstand is geschonden. In het proces-verbaal van dat verhoor is te lezen dat de verdachte uitdrukkelijk aangeeft dat hij het er niet mee eens is dat het verhoor verder gaat zonder zijn advocaat en dat hij zegt
“ik wil dat hij er bij is”. Daarna geeft hij nogmaals aan “
ik wil op een andere tijd als de advocaat kan”. Desondanks wordt het verhoor door de politie voortgezet en daarbij door hen aangegeven dat zij vragen zullen stellen “
of er wel of geen advocaat aanwezig is”.
Dit levert een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv op. Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging, zoals door de raadsman bepleit, komt als in artikel 359a Sv voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. In het onderhavige geval is daarvan naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
In lijn met hetgeen hiervoor op grond van de rechtspraak van de Hoge Raad is overwogen, dient een dergelijk vormverzuim naar het oordeel van de rechtbank in dit geval wel te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de door de verdachte afgelegde verklaringen. Van dwingende redenen om de raadsman niet toe te laten tijdens het verhoor is immers niet gebleken. De rechtbank zal de door verdachte afgelegde verklaring bij de politie op 30 november 2016 dan ook uitsluiten van het bewijs. Bij de overige politieverhoren heeft de verdachte niets over de strafbare feiten verklaard. Deze verhoren kunnen (en zullen) niet worden gebruikt voor de bewijsvoering, zodat de verdediging daaromtrent geen belang heeft bij het verzoek tot bewijsuitsluiting.
Ad c)
Niet is gebleken dat de verdachte doelbewust naast een cel waar een persoon kabaal maakte, is geplaatst. Daarbij merkt de rechtbank op dat het niet kunnen slapen door een lawaaierige celgenoot niet gelijk staat aan schending van het pressieverbod.
Ad d)
Van het opzettelijk weglaten van informatie uit de proces-verbalen is niet gebleken. In het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 30 november 2016 is juist uitdrukkelijk opgenomen dat de verdachte niet wilde dat het verhoor verder ging zonder zijn advocaat. Van het al dan niet opzettelijk verdoezelen daarvan is daarom geen sprake. Voor zover in het proces-verbaal zou ontbreken dat de verdachte zeer vermoeid was, leidt dit verweer niet tot niet‑ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Verder is hiervoor reeds geoordeeld dat dit verhoor wordt uitgesloten van het bewijs, zodat het belang bij verdere bespreking van dit verweer ontbreekt.
Ad e)
Van het achterhouden van (relevante) informatie door het Openbaar Ministerie is niet, althans onvoldoende gebleken.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Feit 3: Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Feit 1 en 2: Bewijswaardering
5.2.1.
Bewijsuitsluiting
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.2 ad b is overwogen, is er sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv en wordt de verklaring van de verdachte bij de politie op 30 november 2016 uitgesloten van het bewijs.
5.2.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er sprake is van (medeplegen van) valsheid in geschrift en (medeplegen) van oplichting. Er is geen bewijs dat de geclaimde zorg niet is ontvangen.
5.2.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de zorgovereenkomsten, declaratieformulieren en verantwoordingsformulieren betreffende PGB zoals genoemd in de tenlastelegging valselijk zijn opgemaakt en er voldoende bewijs is dat de verdachte zich samen met de medeverdachte ( [naam medeverdachte] ) schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting. Dit geldt voor de budgethouders [naam 1] en [naam 2] .
Ten aanzien van de budgethouder [naam 1] heeft [naam medeverdachte] (de medeverdachte en de partner van de verdachte) verklaard dat door de verdachte geen zorg is verleend. Uit deze verklaring volgt al dat de documenten waarop de verdachte als zorgverlener staat vermeld valselijk zijn opgemaakt.
Ten aanzien van [naam 2] - de moeder van de verdachte - heeft [naam medeverdachte] verklaard dat zij de aanvraag voor de zorgovereenkomst heeft gedaan en dat zij denkt dat zij de verantwoordingsformulieren heeft gemaakt. Op die formulieren staat de verdachte als zorgverlener aangegeven. [naam medeverdachte] heeft evenwel verklaard (i) dat zij niet weet of de verdachte ooit zorg heeft verleend aan [naam 2] en (ii) dat zij niet weet wie er wel zorg heeft verleend.
Uit onderzoek is gebleken dat de handtekening op het paspoort van budgethouder [naam 2] afwijkt van de handtekeningen die door de budgethouder op de verantwoordingsformulieren zijn geplaatst.
Daar komt nog bij dat er een PGB voor [naam 2] is aangevraagd, omdat zij slecht ter been zou zijn en zorg nodig zou hebben. Uit de verklaring van haar buurvrouw blijkt echter dat [naam 2] de trap nam naar haar portiekwoning en lopend wegging, en dat zij daarbij geen hulp nodig had. Die verklaring wordt ondersteund door de bevindingen van verbalisant [naam agent] dat er geen (loop)hulpmiddelen in het huis van [naam 2] aanwezig waren.
Ten slotte komt uit het zaaksdossier naar voren dat de verdachte in mei 2013 180 uur zorg zou hebben verleend aan budgethouder [naam 1] en in diezelfde periode 86 uur zorg zou hebben verleend aan [naam 2] en [naam 3] . Dit zou betekenen dat de verdachte 31 dagen achtereen gemiddeld 8,6 uur zorg per dag zou hebben verleend. De rechtbank acht dit ongeloofwaardig.
Uit al het voorgaande put zij de overtuiging dat de documenten die betrekking hebben op het PGB voor [naam 2] valselijk zijn opgemaakt en dat er sprake is van oplichting.
De verdachte had wetenschap van de valsheid in geschrift en oplichting ten aanzien van de budgethouders [naam 2] en [naam 1] . De medeverdachte heeft uitdrukkelijk verklaard dat de verdachte wist van de fraude met betrekking tot [naam 1] . De rechtbank is van oordeel dat de verdachte ook wetenschap had van de fraude met betrekking tot [naam 2] . Zij is de moeder van de verdachte. Bovendien kreeg de verdachte, ondanks dat de budgethouders [naam 2] en [naam 1] geen zorg kregen van de verdachte en de medeverdachte, vanaf de rekeningen van deze budgethouders geld gestort op zijn rekening.
Gelet op het voorgaande, dat de verdachte geld op zijn rekening kreeg gestort terwijl de verdachte geen inkomen had uit werk en dat de verdachte en medeverdachte samenwoonden concludeert de rechtbank dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) valsheid in geschrift en oplichting wat betreft de budgethouder [naam 3] . De verdachte zal ten aanzien van die budgethouder partieel worden vrijgesproken.
5.2.4.
Conclusie
Het onder 1 en 2 kan wettig en overtuigend worden bewezen.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 1januari 2013 tot en met 19 december 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk
zorgovereenkomsten PGB en declaratieformulieren Persoonsgebonden budget
AWBZ en verantwoordingsformulieren,
waaronder
• één zorgovereenkomst PGB betreffende budgethouder [naam 1] met als zorgverlener
[naam medeverdachte] d.d. 24 mei 2013 en
• één zorgovereenkomst PGB betreffende [naam 1] met als zorgverlener [naam verdachte]
d.d. 02 juni 2013 en
• declaratieformulieren Persoonsgebonden budget AWBZ,
gericht aan budgethouder [naam 1] met als zorgverlener [naam verdachte] met betrekking
tot de maanden mei 2013 en augustus 2013, en
• declaratieformulieren Persoonsgebonden budget AWBZ,
gericht aan budgethouder [naam 1] met als zorgverlener [naam medeverdachte] met betrekking tot
de maanden juni 2013 en juli 2013 en
• verantwoordingsformulieren betreffende budgethouder [naam 1]
, met als zorgverlener [naam verdachte] en/of [naam medeverdachte] met betrekking tot de
maanden mei 2013 tot en met juni 2014
en
• één zorgovereenkomst PGB betreffende budgethouder [naam 2] met als
zorgverlener [naam verdachte] d.d. 01-11-14
• verantwoordingsformulieren Persoonsgebonden budget
AWBZ betreffende budgethouder [naam 2] met als zorgverlener [naam verdachte] met
betrekking tot de maanden januari 2013 tot en met 31 december 2014
zijnde telkens geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen telkens valselijk /hebben opgemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader telkens valselijk in strijd met de waarheid, -zakelijk weergegeven-
met betrekking tot (voornoemde budgethouders) [naam 1] en [naam 2]
- op voornoemde zorgovereenkomsten
* aangevraagd en/of omgezet en/of ingevuld en/of vermeld dat
hij, verdachte, en/of
zijnmededader zorgverlener is/zijn voor voornoemde budgethouder(s),
* valse en/of vervalste handtekeningen van voornoemde
budgethouders daarop geplaatst , als ware die
formulieren na invullen voor akkoord getekend door voornoemde budgethouders, en
- op voornoemde declaratieformulieren
* (zorg)uren en/of (zorg)tarieven verantwoord en/of laten verantwoorden, terwijl geen zorg was verleend en
* meer (zorg)uren aangegeven dan er daadwerkelijk was/waren verleend en/of
* een of meer zorgverlener(s)/personen en/of namen van zorgverlener(s) vermeld met daarbij beschreven de hoeveelheid door die zorgverlener(s)/personen uren verleende zorg, terwijl die genoemde zorgverlener(s) en/of personen minder uren zorg heeft/hebben verleend en
- op voornoemde verantwoordingsformulieren
* vermeld dat er geldbedragen door voornoemde
budgethouders aan verdachte en
zijnmededader is/zijn betaald voor de geleverde
zorg(uren), terwijl in het geheel geen, althans minder uren zorg zijn verleend, waardoor
verdachte en zijn mededader geen, althans minder, recht hadden op die geldbedragen
en/valse en/of vervalste handtekening(en) (van de
budgethouders daarop geplaatst, als ware dat/die
formulier(en) na invullen voor akkoord is/zijn getekend (door de budgethouder(s))
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
2.
hij in de periode van in de periode van 1 januari 2013 tot en met 19 december 2014 in Nederland tezamen en in vereniging met
eenander,
meermalen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
zorgverzekeraars en/of uitkeringsinstanties, te weten CZ en Agis
heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen , hebbende verdachte
en zijn mededadermet vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
zich (in het kader van een Persoonsgebonden Budget) voorgedaan als zorgverlener(s) van (de volgende budgethouders):
* [naam 1] en* [naam 2] en
- zorgovereenkomsten PGB ten behoeve van voornoemde
budgethouders aangevraagd en/of ingevuld en/of om (laten) zetten en/of ondertekend,
en
- declaratieformulieren en verantwoordingsformulieren van voornoemde zorgkantoren ingevuld en/of ondertekend en/of daarop aangekruist en/of aangegeven dat
hijen
zijnmededader betaalde zorg heeft/hebben geleverd aan voornoemde budgethouders (in de periode januari 2013 tot en met december 2014)
en
- handtekeningen van voornoemde budgethouders op
voornoemde zorgovereenkomsten en verantwoordingsformulieren ingevuld/gezet/geplaatst,
waardoor voornoemde zorgkantoren werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd

2.
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn partner, de medeverdachte, schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting door te frauderen met PGB-gelden. Zij hebben voor twee budgethouders – waaronder ook de moeder van de verdachte – een PGB aangevraagd dan wel omgezet, hebben zich voorgedaan als zorgverleners en hebben vervolgens bij verschillende zorgkantoren zorg gedeclareerd en verantwoord. Zij deden dit terwijl er niet of nauwelijks zorg aan de betreffende budgethouders werd verleend. De verdachte voorzag kennelijk op deze wijze in zijn inkomen. Door op deze wijze te handelen hebben de verdachte en zijn medeverdachte op schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het PGB-systeem. Zij hebben geen oog hebben gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de uitvoering van de regelgeving van de PGB’s en de mensen die met behulp daarvan juist op een adequate manier in hun zorgbehoefte dienden te voorzien. Fraude met sociale voorzieningen kan uiteindelijk gevolgen hebben voor het op hetzelfde niveau voortbestaan van dergelijke voorzieningen. De verdachte heeft er geen blijk van gegeven dat hij het kwalijke van zijn handelen inziet. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zeer aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten en de hoogte van het benadelingsbedrag (ruim € 161.000,-) kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal dan ook een zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, nu de gevorderde straf geen rechtdoet aan de ernst van de feiten en de hoogte van het benadelingsbedrag. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop van de strafzaak. De redelijke termijn is met ruim acht maanden overschreden. Bij niet-overschrijding van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf van acht maanden zijn opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank thans een gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden.

9.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 130.514,00 aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering kan worden toegewezen met dien verstande dat in de zaak van de verdachte de vordering wordt toegekend tot een bedrag van € 63.732,00. Voor het overige dient de vordering te worden afgewezen.
9.2.
Standpunt verdediging
De vordering ten aanzien van het jaar 2013 is reeds verjaard en niet tijdig gestuit.
Daarnaast blijkt uit het dossier noch uit het voegingsformulier dat de besluiten in het kader van onderhavige budgetten zijn herzien of ingetrokken. De vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
9.3.
Beoordeling
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu de hoogte van de schade niet eenvoudig is vast te stellen. De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A.M. Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 augustus 2019.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1januari 2013 tot en met 19 december 2014 te Rotterdam en/of Almere en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk
(een) zorgovereenkomst(en) PGB en/of declaratieformulier(en) Persoonsgebonden budget
AWBZ en/of verantwoordingsformulier(en),
waaronder (onder meer)
A. Zaaksdossier Iskander
• één zorgovereenkomst PGB betreffende budgethouder [naam 1] met als zorgverlener
[naam medeverdachte] d.d. 24 mei 2013 (p. 105) en/of
• één zorgovereenkomst PGB betreffende [naam 1] met als zorgverlener [naam verdachte]
d.d. 02 juni 2013 (p. 111)en/of
• meerdere, althans één of meer declaratieformulieren Persoonsgebonden budget AWBZ,
gericht aan budgethouder [naam 1] met als zorgverlener [naam verdachte] met betrekking
tot de maanden mei2013 en augustus 2013, (p. 117-119 en 128-129) en/of
• meerdere, althans één of meer declaratieformulieren Persoonsgebonden budget AWBZ,
gericht aan budgethouder [naam 1] met als zorgverlener [naam medeverdachte] met betrekking tot
de maanden juni 2013 en juli 2013 (p. 120-1 27) en/of
• meerdere, althans één of meer verantwoordingsformulieren betreffende budgethouder H.
Iskander, met als zorgverlener [naam verdachte] en/of [naam medeverdachte] met betrekking tot de
maanden mei 2013 tot en met juni 2014 (p. 146-153)
en/of
B. Zaaksdossier [naam 2]
• één zorgovereenkomst PGB betreffende budgethouder [naam 2] met als
zorgverlener [naam verdachte] d.d. 01-11-14 (p. 38-43)
• meerdere, althans één of meer verantwoordingsformulieren Persoonsgebonden budget
AWBZ betreffende budgethouder [naam 2] met als zorgverlener [naam verdachte] met
betrekking tot de maanden januari 2013 tot en met 31 december 2014 (p. 32-37) en/of
en/of
C. Zaaksdossier [naam 3]
• één verantwoordingsformulier Persoonsgebonden budget AWBZ betreffende
budgethouder [naam 3] met als zorgverlener [naam medeverdachte] met betrekking tot de maanden
januari 2013 tot en met april 2013 (p. 114-115) en/of
• meerdere, althans één of meer verantwoordingsformulieren Persoonsgebonden budget
AW5Z betreffende budgethouder [naam 3] met als zorgverlener [naam verdachte] met
betrekking tot de maanden april 2013 tot en met maart 2014 (p. 116-121)
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door (een) ander(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk in strijd met de waarheid, - zakelijk weergegeven -
met betrekking tot (voornoemde budgethouders) Iskander en/of Hamdard en/of Azizi
- ( op) voornoemde zorgovereenkomst(en)
* aangevraagd en/of omgezet en/of ingevuld en/of vermeld dat zij, verdachte, en/of haar
mededader(s) zorgverlener(s) is/zijn voor voornoemde budgethouder(s), en/of
* meerdere, althans een of meer (valse en/of vervalste) handtekening(en) (van voornoemde
budgethouder(s)) daarop geplaatst en/of heeft/hebben laten plaatsen, als ware die/dat
formulier(en) na invullen voor akkoord is/zijn getekend (door voornoemde budgethouder(s)), en/of
- ( op) voornoemde declaratieformulier(en)
* (zorg)uren en/of (zorg)tarieven verantwoord en/of laten verantwoorden, terwijl geen zorg was verleend en/of
* meer (zorg)uren aangegeven dan er daadwerkelijk was/waren verleend en/of
* een of meer zorgverlener(s)/personen en/of namen van zorgverlener(s) vermeld met daarbij beschreven de hoeveelheid door die zorgverlener(s)/personen uren verleende zorg, terwijl die genoemde zorgverlener(s) en/of personen in het geheel geen, althans minder uren zorg heeft/hebben verleend en/of
- ( op) voornoemde verantwoordingsformulier(en)
* vermeld en/of laten vermelden dat er een of meer geldbedrag(en) door voornoemde
budgethouders aan verdachte en/of haar mededader(s) is/zijn betaald voor de geleverde
zorg(uren), terwijl in het geheel geen, althans minder uren zorg is/zijn verleend, waardoor
verdachte en/of zijn mededaders ge en, althans minder, recht hadden op dat/die geldbedrag(en)
en/of
* meerdere, althans een of meer (valse en/of vervalste) handtekening(en) (van de
budgethouder(s)) daarop geplaatst en/of heeft/hebben laten plaatsen, als ware dat/die
formulier(en) na invullen voor akkoord is/zijn getekend (door de budgethouder(s))
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of (door anderen) doen gebruiken;
2.
hij in of omstreeks de periode van in de periode van 1januari 2013 tot en met 19 december 2014 te Rotterdam en/of Almere en/of Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meer zorgverzekeraars en/of uitkeringsinstantie(s), te weten onder andere CZ en/of Agis en/of Achmea en/of het Zilveren Kruis en/of (een of meer) zorgkanto(o)r(en), in elk geval een of meer instantie(s) die betrokken zijn bij de uitvoering/uitbetaling/uitkering van PGB-gelden, in elk geval (een) ander(en) dan verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s),
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (totaal circa 116.505 euro) in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich (in het kader van een Persoonsgebonden Budget) voorgedaan als zorgverlener(s) van (de volgende budgethouders):
* [naam 1] (zaak [naam 1] ) en/of
* [naam 2] (zaak [naam 2] ) en/of
* [naam 3] (zaak [naam 3] )
en/of
- meerdere, althans één of meer zorgovereenkomst(en) PGB ten behoeve van voornoemde
budgethouders aangevraagd en/of ingevuld en/of om (laten) zetten en/of ondertekend,
en/of
- meerdere, althans één of meer declaratieformulier(en) en/of verantwoordingsformulier(en) van voornoemde zorgkanto(o)r(en) ingevuld en/of ondertekend en/of daarop aangekruist en/of aangegeven dat zij en/of haar mededaders betaalde zorg heeft/hebben geleverd aan
voornoemde budgethouder(s) (in de periode januari 2013 tot en met december 2014)
en/of
- meerdere, althans één of meer handtekening(en) van voornoemde budgethouder(s) op
voornoemde zorgovereenkomst(en) en/of verantwoordingsformulier(en) ingevuld/gezet/geplaatst,
waardoor voornoemde zorgkanto(o)r(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 19 december 2014 te Rotterdam
en/of Almere en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk
telkens geldbedrag(en), in totaal 415.996,58 euro (op de bankrekeningen van
[naam medeverdachte] ) en/of in totaal 116.505,- euro (op de bankrekening van [naam verdachte] ),
1.) 138.140,80 euro (zaak [naam 1] ) en/of
2.) 48.204,11 euro (zaak [naam 4] ) en/of
3.) 96.045,97 euro (zaak [naam 5] ) en/of
4.) 114.664,- euro (zaak [naam 6] ) en/of
5.) 45.043,21 euro (zaak [naam 7] ) en/of
6.) 33.539,58 euro (zaak [naam 8] ) en/of
7.) 31.086,00 euro (zaak [naam 2] ) en/of
8.) 21.087,- euro (zaak [naam 3] )
die geheel toebehoorden aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, en
welke geldbedragen verdachte en zijn mededader telkens uit hoofde van hun
beroep als zorgverlener/zorgcoördinator, in elk geval anders dan door misdrijf
onder zich hadden, telkens wederrechtelijk zich hebben toegeëigend.