ECLI:NL:RBROT:2019:6557

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
7581750 \ CV EXPL 19-1681
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over huurovereenkomst en terugbetaling toeristenbelasting tussen recreantenvereniging en camping eigenaar

In deze zaak, uitgesproken op 15 augustus 2019 door de kantonrechter te Dordrecht, gaat het om een geschil tussen Recreantenvereniging De Put en De Bron Exploitatie B.V. over de huurovereenkomsten van campinggasten. De Put, vertegenwoordigd door mr. H. Weisfelt en W.L. Bouritius, vordert onder andere de terugbetaling van te veel betaalde toeristenbelasting en de erkenning van de huurovereenkomsten als overeenkomsten voor onbepaalde tijd. De Bron, vertegenwoordigd door mr. M.C.J. de Schepper, betwist deze vorderingen en stelt dat de overeenkomsten voor bepaalde tijd zijn.

De procedure omvat verschillende stappen, waaronder een comparitie van partijen en het indienen van producties. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de recreanten als gevolg van een verlaging van de toeristenbelasting door de gemeente Molenlanden een bedrag van € 96,- te veel hebben betaald. Dit bedrag moet door De Bron worden terugbetaald. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat De Put moet bewijzen dat de huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd zijn, aangezien de voorwaarden in de overeenkomst en de praktijk van de vorige eigenaar hier niet eenduidig over zijn.

Verder heeft de kantonrechter geoordeeld dat De Bron verplicht is om bepaalde voorzieningen, zoals de tafeltennistafel en speeltoestellen, in oude staat te herstellen of te vervangen door gelijkwaardige alternatieven. De Bron moet ook zorgen voor een zwemvoorziening in de waterplas. De kantonrechter heeft een termijn gesteld voor het herstel van deze voorzieningen en een dwangsom opgelegd voor het geval De Bron hier niet aan voldoet. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door De Put.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 7581750 \ CV EXPL 19-1681
uitspraak: 15 augustus 2019 (bij vervroeging)
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
RECREANTENVERENIGING DE PUT,
gevestigd te Ridderkerk,
eiseres,
gemachtigden: mr. H. Weisfelt en W.L. Bouritius,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE BRON EXPLOITATIE B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.C.J. de Schepper.
Partijen worden hierna aangeduid als “De Put” en “De Bron”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
  • het vonnis in het incident van 9 mei 2019;
  • de conclusie van antwoord van De Bron;
  • de akte overleggen aanvullende producties van De Bron, met producties;
  • de akte vermeerdering van eis van De Put, met producties;
  • de aantekening dat op 10 juli 2019 de comparitie van partijen is gehouden;
  • de tijdens de comparitie door De Bron overgelegde producties;
  • het proces-verbaal van de comparitie, bevattende een tussen partijen – onder voorbehoud – getroffen regeling;
  • de akte uitlating van De Put;
  • de akte uitlating van De Bron.
De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
Het echtpaar [naam vorige eigenaars] (hierna: [de vorige eigenaar] ) is jarenlang eigenaar geweest van Camping De Put te Ottoland (hierna: de camping).
In de facturen die [de vorige eigenaar] jaarlijks aan de recreanten op de camping verstuurde, laatstelijk in november 2018, is onder meer opgenomen:
“Wij verzoek u dringend een kopie van het contract, dat u in tweevoud is toegestuurd, getekend te retourneren”
Op de huurovereenkomsten tussen [de vorige eigenaar] en de recreanten zijn de Voorwaarden voor verblijfsaccommodatie op het recreatieoord “De Put” te Ottoland (hierna: de Voorwaarden) van toepassing.
In de Voorwaarden is onder meer opgenomen:

A. HurenVerblijfsovereenkomsten worden schriftelijk aangegaan voor ten hoogste 1 jaar, tegen een vooraf vastgestelde prijs waaraan beide partijen zich zullen houden. […]
B. BetalingVan de aldus voor de contractduur bepaalde prijs moet de helft worden voldaan bij de reservering van de verblijfsaccommodatie en moet het restant bij de ingangsdatum betaald zijn. […]
H. HuuropzeggingAls de huurder de huur van zijn standplaats wil beëindigen, dient hij dat drie maanden voor afloop van het seizoen schriftelijk aan de beheerder te melden. Indien hieraan niet wordt voldaan, is de huurder de totale vergoeding van het volgende seizoen verschuldigd. […]”
5. In december 2018 is bekend geworden dat De Bron de camping zou overnemen en het terrein tevens zou willen gaan gebruiken ter huisvesting van arbeidsmigranten.
6. Naar aanleiding van de plannen van De Bron is vereniging De Put opgericht door en ter behartiging van de belangen van recreanten die een standplaats huren op de camping.
7. Per brief van De Bron van 21 januari 2019 hebben de recreanten van de camping een aanbod ontvangen om met haar een nieuwe eenjarige tijdelijke recreatieve overeenkomst aan te gaan, die de recreanten uiterlijk voor 1 maart 2019 ondertekend dienen te retourneren. Tevens is in de brief aangegeven dat indien hieraan niet werd voldaan de bestaande overeenkomst werd opgezegd per 1 maart 2019, althans op de kortst mogelijke termijn waarbij de overeenkomst niet zal worden verlengd of vernieuwd, de standplaats zal komen te vervallen en de recreant de toegang kan en zal worden geweigerd.
8. De gemeente Molenlanden heeft de toeristenbelasting voor het seizoen 2019 verlaagd van € 252,- tot maximaal € 156,-.
9. Per e-mailbericht van 20 mei 2019 heeft [de vorige eigenaar] aan De Put het volgende bericht:
“De contracten van alle camping gasten waren voor onbepaalde tijd doordat wij zeer sociaal met de gasten omgingen. De factuur die wij stuurde in oktober van elk jaar naar de vaste gasten op de camping was i.v.m. de verhoging voor 1 jaar, maar het contract was voor onbepaalde tijd zodat de gasten (mensen) veel tijd en geld konden besteden aan de caravan en gehuurde plaats.”
10. Per e-mail van 21 mei 2019 heeft de heer [naam] van de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) aan De Bron het volgende bericht:
“Het zwembad zoals op de camping aanwezig was valt onder de categorie waarbij het vulwater van drinkwaterkwaliteit moet zijn. In het besluit op de wet, het besluit is het Bhvbz (besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden) en de wet de Whvbz, is te lezen in artikel 3 lid 2 en artikel 8 lid 2 dat het vulwater van drinkwaterkwaliteit moet zijn. Daarnaast is het van belang dat het gezuiverd moet worden middels een zuiveringsinstallatie waarna het water moet voldoen aan de parameters zoals in bijlage 1 van het besluit. Hierin wordt o.a. de chemische waarden voorgeschreven zoals chloor en zuurgraad.
Er zijn nog veel meer eisen die van toepassing zijn. Die kunt u nalezen in het werkboek die ik in de bijlage heb toegevoegd.”
10. Op 19 maart 2019 heeft de heer [naam inspecteur] een inspectie uitgevoerd naar de staat van de speelplek en speeltoestellen en naar aanleiding van zijn bevindingen het rapport ‘Speelplek inspectie’ opgesteld.
3.
De vordering, de grondslag en het verweer
3.1
De Put heeft – na vermeerdering van eis – gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
De Bron te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 96,- aan de leden van De Put die, conform het als productie 14 overgelegde overzicht, reeds het voorschot over 2019 hebben voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van verzuim tot de dag van algehele voldoening;
te verklaren voor recht dat de huurovereenkomsten van de leden van De Put hebben te gelden als huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd;
te verklaren voor recht dat de opzegging door De Bron van de bestaande huurovereenkomsten met de leden van De Put nietig is, althans dat De Bron de bestaande huurovereenkomsten niet rechtsgeldig heeft opgezegd, althans niet rechtsgeldig heeft beëindigd;
De Bron te veroordelen, althans te gebieden, om uiterlijk binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de verwijderde en/of ingeperkte faciliteiten en/of voorzieningen in oude staat te herstellen dan wel te vervangen door gelijkwaardige alternatieven, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat niet aan deze veroordeling wordt voldaan;
De Bron te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft De Put aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. Op 9 januari 2019 heeft De Bron de recreanten van de camping een factuur gestuurd met (onder meer) een bedrag van € 252,- aan toeristenbelasting voor het seizoen 2019, terwijl gebleken is dat voor 2019 wat dat betreft slechts een bedrag van maximaal € 156,- verschuldigd is, zodat de leden van De Put een bedrag van € 96,- als onverschuldigd betaald kunnen terugvorderen. De overeenkomst tussen [de vorige eigenaar] en de recreanten geldt voor onbepaalde tijd en De Bron dient deze te eerbiedigen. Voorts mogen de leden van De Put erop vertrouwen dat de (eerder) aanwezige voorzieningen in dezelfde of in vergelijkbare vorm worden aangeboden.
3.3
De Bron heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op hetgeen zij in dit kader heeft aangevoerd zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1
De kantonrechter verwijst naar het vonnis van 9 mei 2019, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
4.2
Partijen zijn het erover eens dat de verblijfsovereenkomsten tussen de recreanten en eigenaar van de camping huurovereenkomsten zijn. Beide betitelingen worden daarom in dit vonnis gebruikt.
4.3
Ten aanzien van de door De Put gevorderde toeristenbelasting is niet in geschil dat de recreanten als gevolg van de verlaging van de belasting door de gemeente een bedrag van € 96,- teveel hebben betaald. Dit bedrag dient dan ook in beginsel als onverschuldigd betaald te worden terugbetaald. De Bron heeft weliswaar aangevoerd dat dit bedrag, zoals door haar aangekondigd bij brief van 19 februari 2019, als voorschot in rekening is gebracht en indien nodig aan het eind van het jaar op de eindafrekening zal worden verrekend en terugbetaald, maar hiervoor is in de verblijfsovereenkomst en de Voorwaarden geen grond te vinden. Evenmin is gebleken dat de leden van De Put hiermee hebben ingestemd. De vergelijking die De Bron maakt met elektra volgt de kantonrechter niet, nu elektrakosten naar hun aard eerst aan het eind van de periode kunnen worden vastgesteld. Dit in tegenstelling tot de toeristenbelasting die een vaste afdracht betreft die (in elk geval reeds nu) bij partijen bekend is. Aan elk van de leden van De Put die, conform het als productie 14 overgelegde overzicht, reeds het voorschot toeristenbelasting over 2019 hebben voldaan, dient De Bron dan ook het onverschuldigd teveel betaalde bedrag van € 96,- terug te betalen. Dit deel van de vordering, alsmede de onweersproken rente, zal daarom worden toegewezen.
4.4
De Bron heeft met de overname van de camping alle lopende verblijfsovereenkomsten tussen de vorige eigenaar [de vorige eigenaar] en de recreanten van de camping overgenomen. Voor de vraag of sprake is van een huurovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd en voor de vraag of de huurovereenkomsten met leden van De Put door De Bron rechtsgeldig opgezegd of beëindigd zijn, is dus eerst van belang om vast te stellen of tussen [de vorige eigenaar] en de recreanten sprake was van een overeenkomst voor onbepaalde tijd dan wel van een overeenkomst voor bepaalde tijd.
4.5
Tussen partijen is niet in geschil dat in de Voorwaarden onder A is bepaald dat verblijfsovereenkomsten schriftelijk worden aangegaan voor ten hoogste 1 jaar. Voorts wordt in de Voorwaarden onder B verwezen naar de op de andere zijde van de factuur genoemde jaarprijs ten aanzien waarvan wordt bepaald dat deze geldt voor de contractsduur. Daarnaast werd de recreanten van de camping elk jaar verzocht een kopie van het contract getekend te retourneren. Dit lijkt erop te duiden dat [de vorige eigenaar] bedoeld heeft de verblijfsovereenkomsten telkens voor de duur van één jaar aan te gaan. De Put heeft echter aangevoerd dat feitelijk sprake is geweest van een contract voor onbepaalde tijd althans dat zij hier gerechtvaardigd op hebben mogen vertrouwen, nu de overeenkomst bij betaling van de factuur ook zonder terugzending van het getekende contract werd voortgezet en dat deze praktijk al decennialang voortduurde. De Put heeft deze stelling nader onderbouwd met het e-mailbericht van [de vorige eigenaar] van 20 mei 2019 waarin deze bevestigt dat contracten voor onbepaalde tijd werden aangegaan. Onder deze omstandigheden kan nog niet worden vastgesteld of sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde dan wel bepaalde tijd. Op De Put, die zich op de rechtsgevolgen beroept, rust de bewijslast van haar stelling dat sprake is van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zij zal in de gelegenheid worden gesteld om dit te bewijzen.
4.6
Voorts dient beoordeeld te worden of de door De Bron verwijderde en/of ingeperkte faciliteiten en/of voorzieningen in de oude staat moeten hersteld dan wel vervangen moeten worden door gelijkwaardige alternatieven.
4.7
Met betrekking tot de tafeltennistafel heeft De Bron tijdens de comparitie van partijen erkend dat er geen bezwaren bestaan om deze in de oude staat en op de oude locatie terug te plaatsen. In de akte d.d. 19 juli 2019 heeft De Bron gemeld dat oude tafeltennistafel niet meer gebruikt kan worden en dat daarom een nieuwe is besteld. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen. De Bron krijgt daarvoor veertien dagen vanaf heden de tijd.
4.8
Met betrekking tot de speeltoestellen heeft De Bron gesteld dat uit het rapport van Bouwman is gebleken dat het gros van de speeltoestellen niet meer veilig was en dat zij, gelet op aspecten van veiligheid en aansprakelijkheid, daarom alle toestellen heeft verwijderd. Gelet echter op het feit dat de camping onbetwist al sinds jaar en dag over een speeltuin met speeltoestellen beschikt, kan De Bron niet volstaan met het wegnemen van deze voorziening zonder een vergelijkbare voorziening terug te plaatsen. Het is vervolgens aan De Bron of zij daar invulling aan geeft door middel van het opknappen van de oude speeltoestellen dan wel het aanschaffen van vervangende speeltoestellen. De enkele omstandigheid dat De Bron daarvoor een investering moet doen die zij mogelijk niet kan terugverdienen doet daar niet aan af. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen. De termijn zal in redelijkheid worden gesteld op één maand na de datum van dit vonnis.
4.9
Ten aanzien van het zwembad heeft De Bron aangevoerd dat dit een betonnen bak zonder filter betrof waarover een doek was gespannen en die vervolgens werd gevuld met water uit de waterplas. De Bron heeft voorts onweersproken gesteld dat deze situatie, waarbij bovendien onder het zijl schimmelvorming was ontstaan, volgens de ODMH verboden is, nu geen sprake is van drinkwaterkwaliteit en de zuiveringsgraad niet voldoet aan de vereiste criteria. Onder deze omstandigheden kan niet van De Bron worden verlangd dat zij het zwembad weer openstelt voor gebruik door recreanten. Vervolgens dient beoordeeld te worden of op De Bron dan een verplichting rust om een vergelijkbare voorziening aan te bieden. De Bron heeft weliswaar aangevoerd dat het zwembad niet meer werd gebruikt, maar dit is door De Put gemotiveerd weersproken. Gelet op de jarenlange aanwezigheid van de zwemvoorziening, mag De Put in redelijkheid verlangen dat door De Bron een vergelijkbare vervangende zwemvoorziening wordt aangeboden. Tijdens de comparitie van partijen is gebleken dat voor beide partijen een oplossing acceptabel is waarbij in de waterplas een ondiep gedeelte met een hekwerk wordt afgezet, zulks opdat ook kinderen zonder zwemdiploma onder toezicht van hun ouders zo veilig mogelijk kunnen baden. De vordering zal dan ook worden toegewezen. De termijn zal worden gesteld op één maand na de datum van dit vonnis, hetgeen de kantonrechter redelijk acht. De kantonrechter heeft er nota van genomen dat De Bron op vrijwillige basis zand zal storten in het zwembad, zodat dat daar een strandje wordt gecreëerd.
4.1
Ten aanzien van de openingstijden van de kantine, de bar en de snackbar geldt dat de recreanten van de camping enerzijds redelijkerwijs mogen verwachten dat deze voorzieningen aanwezig zijn conform het eerdere aanbod. Anderzijds kan niet van De Bron verlangd kan worden dat zij voorzieningen en diensten blijft aanbieden waarvoor onder de recreanten geen animo is. Gelet op hetgeen partijen tijdens de comparitie hebben meegedeeld over het gebruik van deze voorzieningen mogen de recreanten van de campingeigenaar redelijkerwijs verwachten dat de kantine het gehele seizoen (van 1 april tot 1 oktober) geopend is, alsmede dat de snackbar en bar (inclusief aanbod van dranken en etenswaren) in het hoogseizoen (van 1 juni tot en met 31 augustus) geopend zijn. De besproken openingstijden van 13:00 uur tot 21:00 uur en daarna tot 24:00 uur indien bij voortduring nog bezoekers zijn, acht de kantonrechter in dezen redelijk.
4.11
De gevorderde dwangsom in geval De Bron niet, niet tijdig of niet volledig voldoet aan hetgeen in 4.8 tot en met 4.11 is overwogen zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 250,- per dag en tot een maximum van € 10.000,-.
4.12
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van de procedure aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
alvorens verder te beslissen,
veroordeelt De Bron:
tot betaling van een bedrag van € 96,- aan ieder lid van De Put die, conform het als productie 14 overgelegde overzicht, reeds het gefactureerde voorschot over 2019 heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;
om, uiterlijk binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, de verwijderde tafeltennistafel te vervangen door een nieuwe en die op de oude locatie terug te plaatsen;
om, uiterlijk binnen één maand na de datum van dit vonnis, de verwijderde speeltoestellen opgeknapt terug te plaatsen, dan wel vervangende speeltoestellen te plaatsen;
om, uiterlijk binnen één maand na de datum van dit vonnis, zorg te dragen voor een zwemvoorziening door afzetting van een ondiep gedeelte van de waterplas met een hekwerk;
gebiedt De Bron:
om, uiterlijk binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de kantine, de bar en de snackbar conform het eerdere aanbod open te houden, inhoudende dat de kantine in elk geval van 1 april tot 1 oktober geopend is, alsmede dat de snackbar en bar (inclusief het aanbod van dranken en eten) in elk geval van 1 juni tot en met 31 augustus geopend zijn, een en ander dagelijks van 13:00 uur tot 21:00 uur met een uitloop tot 24:00 uur indien er bij voortduring nog bezoekers zijn;
veroordeelt De Bron tot betaling van een bedrag van in totaal € 250,- per dag dat zij niet aan de onder ii. tot en met v. genoemde voldoet, zulks tot een maximum van € 10.000,-;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en voorts:
laat De Put toe tot het bewijs van haar stelling dat sprake is van huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd tussen haar leden en De Bron;
bepaalt dat De Put ter rolzitting van de kantonrechter van deze rechtbank van
donderdag 12 september 2019 om 10:00 uurschriftelijkmoet meedelen of, en zo ja, op welke wijze van de bewijsmogelijkheid gebruik zal worden gemaakt;
wijst De Put erop dat de schriftelijke reactie
in tweevouddient te worden ingestuurd en dat deze
uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12.00 uurter griffie ontvangen moet zijn;
bepaalt dat De Put, indien zij getuigen wenst te horen, bij die gelegenheid het aantal en de namen van eventueel te horen getuigen zal opgeven – in welk geval zij tevens opgave dient te doen van haar verhinderdata, alsmede die van de wederpartij en de getuigen voor de maanden oktober tot en met december 2019 – en/of op het bewijsthema betrekking hebbende bescheiden in het geding mag brengen;
De Put wordt erop gewezen dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen tenminste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor
schriftelijkaan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
bepaalt dat een eventueel getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590