ECLI:NL:RBROT:2019:6554

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
10/082500-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van wapenbezit en drugsbezit met gevangenisstraf

Op 10 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 6 april 2019 te Dordrecht een vuurwapen en drugs in zijn voertuig had. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettelijk en overtuigend schuldig was aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA. De rechtbank overwoog dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en drugs een onaanvaardbaar risico voor de maatschappij met zich meebrengt. De verdachte had geen recente veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de ernst van de feiten en de combinatie van vuurwapen en drugs leidde tot een zwaardere straf. De rechtbank besloot geen bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf te koppelen, gezien het reclasseringsadvies. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/082500-19
Datum uitspraak: 10 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak
tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het
Justitieel Complex Zaanstad,
raadsvrouw T. Arkesteijn, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. B.A.S.E. Maandag, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 6 april 2019 te Dordrecht en elders in Nederland een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, te weten een pistool van het merk Zastava, model cz99, kaliber 9mm en f (daarbij) voor dat wapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten tien (10) kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 6 april 2019 te Dordrecht en elders in Nederland opzettelijk
aanwezig heeft gehad
2,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 6,3 gram van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en
3,2 gram van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA),
zijnde cocaïne en 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (pistool)
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (munitie),
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de laadruimte van zijn bestelbus op de openbare weg een vuurwapen aanwezig gehad met daarbij voor het vuurwapen geschikte munitie. In dezelfde laadruimte lag tevens een hoeveelheid drugs. Hoewel het vuurwapen en de patroonhouder los van elkaar in een trui lagen en derhalve het wapen niet schietklaar was, is dit een zeer ernstig feit. Het vuurwapen was wel per direct voor afdreiging geschikt en de patroonhouder lag in de directe nabijheid. Bovendien is het vuurwapen in combinatie met drugs aangetroffen. Dit is een strafverzwarende omstandigheid. De ervaring leert dat drugs en vuurwapens vaak samen gaan. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens levert in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan.
Het is ook algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen gevaar oplevert voor de volksgezondheid en dat dit direct en indirect een oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de hieraan verwante maatschappelijke problemen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
7.3.2.
Rapportage
Fivoor heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 juni 2019. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte heeft een stabiele huisvesting, een eigen bedrijf en geen financiële problemen. Daarnaast zou er geen sprake meer zijn van middelenproblematiek dan wel psychische problematiek. Desondanks bestaan wel enige zorgen omtrent de verdachte, gelet op de psychische problematiek en de middelenproblematiek in het verleden en zijn sociale netwerk. Gelet op de motivatie en de houding van de verdachte en het ontbreken van een concrete hulpvraag is het voor de reclassering echter niet mogelijk gebleken om een plan van aanpak op te stellen. Daarnaast is de verdachte wisselend in zijn verhalen en wordt er getwijfeld aan zijn oprechtheid. De verdachte lijkt met name gemotiveerd om mee te werken aan een plan van aanpak om eerder in vrijheid te kunnen komen.
Omdat de verdachte langer geleden eerder is veroordeeld, is het voor de reclassering lastig om op dit moment iets te zeggen over de kans op recidive en het risico op letselschade. Het voorgaande maakt dat de reclassering op dit moment geen noodzaak ziet in het adviseren van interventies.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht te volstaan met het opleggen van een geldboete dan wel taakstraf en een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten met daarbij een voorwaardelijk strafdeel. De raadsvrouw heeft hierbij aandacht gevraagd voor de persoonlijkheid van de verdachte, de gevolgen die de verdachte reeds heeft ondervonden en nog ondervindt van de voorlopige hechtenis en verwezen naar de LOVS oriëntatiepunten. De rechtbank ziet echter geen aanleiding voor een dergelijke strafmodaliteit. De rechtbank merkt hierbij op dat de LOVS oriëntatiepunten ten aanzien van het voorhanden hebben van vuurwapens, inmiddels gedateerd zijn.
Anders dan de officier van justitie heeft gerekwireerd, zal de rechtbank
weleen deel van de straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe dat de verdachte leert “nee” te zeggen en dient hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan de verdediging heeft verzocht, zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden koppelen aan het voorwaardelijk strafdeel, gelet op het hiervoor genoemde reclasseringsadvies.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
26 en 55 van de Wet wapens en munitie en 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. G.M. Munnichs en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 6 april 2019 te Dordrecht en/of (elders) in Nederland
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, te weten een pistool
van het merk Zastava, model cz99, kaliber 9mm
en/of (daarbij)
voor dat wapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet
op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
tien (10) kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 6 april 2019 te Dordrecht en/of (elders) in Nederland
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 2,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
ongeveer 8,4 gram, (ongeveer 24 tabletten)in elk geval een hoeveelheid
van een materia(a)l(en) bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine
(MDMA) en/of
ongeveer 3,2 gram, (kristallen)in elk geval een hoeveelheid van een
materia(a)l(en) bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine
(MDMA), zijnde cocaïne en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA)
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet.