Op 10 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot woninginbraak en voltooide inbraak in een school. De verdachte, geboren in Marokko en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.I. van Haneghem. De officier van justitie, mr. B.A.S.E. Maandag, eiste een gevangenisstraf van zeven maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van zes maanden op.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 25 april 2019 te Rotterdam had geprobeerd in te breken in een woning door met een schroevendraaier de deur te forceren. De aangever had een signalement doorgegeven dat overeenkwam met de verdachte, die kort na de poging tot inbraak werd aangehouden. De rechtbank vond het bewijs overtuigend, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte wegens gebrek aan bewijs.
Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan een inbraak in een school op 17 april 2019, waarbij hij hoofdtelefoons had gestolen. De rechtbank achtte de herkenning door verschillende verbalisanten op camerabeelden van de inbraak voldoende bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zowel poging tot diefstal als diefstal, en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De opgelegde straf was in overeenstemming met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.