ECLI:NL:RBROT:2019:6452

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
13 augustus 2019
Zaaknummer
18.39 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in de nakoming van verplichtingen door de schuldenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2019 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De schuldenaar had een boedelachterstand laten ontstaan door het niet afdragen van reguliere boedelafdrachten vanaf het begin van de schuldsaneringsregeling. Daarnaast had hij diverse pensioenen en een schadevergoeding ontvangen, maar deze bedragen niet aan de boedel afgedragen, in plaats daarvan had hij (privé-)schuldeisers voldaan. De schuldenaar weigerde zijn koopwoning te verkopen, ondanks dat deze overwaarde had. Hij deed een voorstel om de boedelachterstand deels te vergoeden door middel van giften aan de boedel, maar de rechtbank oordeelde dat onvoldoende was aangetoond dat het financiële plan haalbaar was. Bovendien is het accepteren van giften in de schuldsaneringsregeling niet toegestaan. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, wat leidde tot de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar zijn informatieverplichting niet is nagekomen en dat er een aanzienlijke boedelachterstand was ontstaan. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar geen haalbaar voorstel had gedaan om de boedelachterstand in te lopen en dat het voorstel om giften te accepteren niet in lijn was met de wetgeving. De rechtbank beëindigde de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350, derde lid, onder c en e, van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er waren geen baten beschikbaar om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake was van een faillissement van rechtswege.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 12 juli 2019
Bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 april 2018 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam],
[adres]
[woonplaats] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: R.I. de Jong.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 13 februari 2019 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder en schuldenaar, in het bijzijn van zijn financieel adviseur de heer
[adviseur] , zijn gehoord ter terechtzitting van 4 juni 2019. Ter terechtzitting van
4 juni 2019 heeft de rechtbank de behandeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging aangehouden tot 5 juli 2019 zodat de bewindvoerder een taxatie van de woning van schuldenaar kan laten uitvoeren om duidelijkheid te krijgen over de (over)waarde van de woning van schuldenaar. Schuldenaar wordt in de gelegenheid gesteld een financieel plan van aanpak aan de bewindvoerder te overleggen. De bewindvoerder dient de rechtbank uiterlijk 11 juli 2019 de stand van zaken te berichten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de stand van zaken van de bewindvoerder aan de rechtbank van 4 april 2019;
  • het verslag en de stand van zaken met bijlagen van de bewindvoerder aan de rechtbank van 8 mei 2019;
  • brief van de griffier aan schuldenaar van 6 juni 2019;
  • brief met taxatierapport van de bewindvoerder aan de rechtbank van 24 juni 2019;
  • de stand van zaken met bijlagen van de bewindvoerder aan de rechtbank van
5 juli 2019.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

In de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling stelt de bewindvoerder dat schuldenaar zijn informatieverplichting onvoldoende is nagekomen. Daarnaast heeft schuldenaar geen boedelafdrachten verricht waardoor een boedelachterstand is ontstaan van € 26.172,13. Tevens zijn nieuwe schulden ontstaan voor een bedrag van in totaal € 2.988,72. Voorts meldt de bewindvoerder dat schuldenaar (privé-)schulden heeft afbetaald waardoor de (overige) schuldeisers zijn benadeeld. Tot slot heeft de bewindvoerder in zijn voordracht tot tussentijdse beëindiging melding gemaakt dat schuldenaar eigenaar is van een koopwoning met een overwaarde.
De bewindvoerder heeft in zijn stand van zaken van 4 april 2019 aan de rechtbank gemeld dat er geen wijzigingen zijn ten opzichte van de voordracht tot tussentijdse beëindiging.
De bewindvoerder heeft in zijn stand van zaken van 8 mei 2019 aan de rechtbank gemeld dat schuldenaar niet heeft voldaan aan de informatie- en afdrachtplicht. Diverse stukken ontbreken in het dossier; de bewindvoerder wordt onder andere niet geïnformeerd over de vraag vanaf welke datum de mede-eigenaar van de koopwoning aan de [adres] te [woonplaats] daar niet meer woonachtig is, wat het huidige adres is van de ex-partner van schuldenaar en vanaf welke datum schuldenaar zelf als enige de hypotheeklasten voldoet. Daarnaast zijn nieuwe schulden ontstaan van totaal € 270,23. De boedelachterstand is opgelopen naar € 31.852,66, doordat niet wordt afgedragen en door nog over te maken belastingteruggaves van in totaal € 2.957,00, afkoop pensioen Stipp van € 1.288,73, een uitgekeerde verzekeringsbedrag van € 17.000,00 en afkoop pensioen Achmea/Centraal Beheer van € 909,41. De afkoop van dit laatste pensioen is de bewindvoerder in maart 2019 gebleken via de postblokkade.
Ter terechtzitting heeft schuldenaar gesteld dat de nieuwe schulden voldaan zijn. Daarnaast heeft schuldenaar zich op het standpunt gesteld dat hij zijn woning niet zal verkopen. Schuldenaar wenst de overwaarde van de woning aan de boedel te vergoeden. Schuldenaar stelt dat zijn ex-partner niet wil meewerken om haar gegevens te verstrekken inzake de woning. Voorts erkent schuldenaar de boedelachterstand. Schuldenaar heeft verklaard niet aan de boedel af te dragen omdat hij bij aanvang van de regeling van de bewindvoerder te horen heeft gekregen dat de woning verkocht moet worden, hetgeen schuldenaar niet wil. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij moeilijk rond kan komen, en dat hij daarom wordt ondersteund door zijn financieel adviseur. Daarnaast is een deel van de boedelachterstand ontstaan doordat schuldenaar (privé-)schuldeisers heeft voldaan (voor een bedrag van vermoedelijk tussen 18.000,00 en € 20.000,00). Deze schulden bestonden al bij toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar schuldenaar heeft deze schulden niet op zijn schuldenlijst opgenomen omdat hij het bestaan van deze schulden niet kon aantonen. Schuldenaar zal informeren bij de privé-schuldeisers of zij de bedragen terug kunnen betalen aan schuldenaar. Daarnaast heeft schuldenaar verzocht om een financieel plan van aanpak in te mogen dienen om binnen de looptijd van de schuldsaneringsregeling de boedelachterstand en de overwaarde van de woning aan de boedel te vergoeden.
Ter terechtzitting heeft de bewindvoerder gesteld dat er geen wijzigingen zijn ten opzichte van de stand van zaken. Met betrekking tot de woning van schuldenaar heeft de bewindvoerder gemeld dat hij heeft begrepen dat de hypotheek op twee namen staat. De bewindvoerder heeft aan schuldenaar nadere informatie hierover verzocht maar niet verkregen. De bewindvoerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij geen vertrouwen heeft in een realistisch haalbaar financieel plan van schuldenaar. De woning van schuldenaar moet verkocht worden dan wel dient de aan hem toekomende overwaarde van de woning in de boedel te vloeien. Onduidelijk is wat voor overwaarde de woning op dit moment heeft. De bewindvoerder wijst er op dat schuldenaar meerdere keren op de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling is gewezen, bij het huisbezoek (waarbij zijn financieel adviseur aanwezig was), maar ook door middel van brieven. De bewindvoerder heeft weinig vertrouwen in een goede afloop. Tot slot zal de bewindvoerder een taxatie van de woning uit laten voeren om de overwaarde van de woning vast te stellen.
De bewindvoerder heeft in zijn brief van 24 juni 2019, met als bijlage een taxatierapport van de koopwoning, bericht dat de overwaarde van de woning € 102.302,25 bedraagt. De bewindvoerder gaat er vanuit dat de gehele overwaarde aan de boedel vergoed dient te worden nu schuldenaar de woning wenst te behouden. De boedelachterstand tot en met juni 2019 bedraagt € 36.310,54.
De bewindvoerder heeft in zijn stand van zaken van 5 juli 2019 als bijlage een financieel plan van aanpak van schuldenaar aan de rechtbank toegestuurd. Daaruit blijkt dat de (privé-) schuldeisers weigeren de aan hen betaalde bedragen van, volgens schuldenaar, in totaal
€ 24.116,14 terug te betalen aan schuldenaar. Het plan van aanpak van schuldenaar houdt in dat hij dit bedrag, alsmede € 51.151,13 (50% van de overwaarde van de woning) door middel van giften (totaal € 75.267,27) verspreid over drie jaar aan de boedel wil betalen.
De achterstand in de reguliere boedelafdracht (door schuldenaar in zijn plan van aanpak opgegeven tot en met mei 2019 voor een bedrag van € 10.395,96; door de bewindvoerder tot en met juni 2019 geschat op € 11.579,07) zal door schuldenaar in 36 termijnen worden ingelost met extra afdrachten van € 300,00 per maand.
De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat schuldenaar niet heeft gemotiveerd waarom 50% in plaats van 100% van de overwaarde van de woning aan de boedel ten goede zou moeten komen. Daarnaast meent de bewindvoerder dat het plan van aanpak weliswaar concreet is, maar schat hij de realiseerbaarheid laag in gezien de hoogte van de bedragen en het grote aandeel aan te ontvangen giften.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van ruim € 126.000,00 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Schuldenaar komt zijn informatieverplichting niet na. Gebleken is dat enkele bankafschriften en salarisspecificaties ontbreken. Daarnaast is gebleken dat schuldenaar een forse boedelachterstand heeft laten ontstaan van € 36.310,54.
Schuldenaar heeft tijdens de schuldsaneringsregeling geen enkele betaling aan de boedel verricht waardoor een achterstand is ontstaan in de reguliere boedelafdracht van
€ 11.579,07. Het resterende bedrag van de boedelachterstand is ontstaan doordat schuldenaar diverse extra inkomsten op zijn rekening heeft ontvangen die hij niet aan de boedel heeft afgedragen. Met een groot gedeelte van deze extra inkomsten heeft schuldenaar enkele (privé-)schuldeisers voldaan. Ter terechtzitting heeft schuldenaar verklaard niet exact te weten hoeveel geld hij heeft terugbetaald aan deze schuldeisers. Uitgaande van het boedeloverzicht van de bewindvoerder en de extra inkomsten die schuldenaar volgens dat overzicht heeft gehad in de periode dat hij de (privé-)schuldeisers heeft voldaan, gaat de rechtbank uit van een maximaal bedrag van € 21.245,73 dat schuldenaar kan hebben aangewend voor de voldoening van deze schulden.
De rechtbank is van oordeel dat schuldenaar geen haalbaar voorstel heeft gedaan om de boedelachterstand in te lopen. Schuldenaar gaat in zijn plan uit van een termijn van drie jaar terwijl zijn schuldsaneringsregeling nog minder dan twee jaar duurt. Een verlenging van de regeling, die nodig is om het plan van aanpak van schuldenaar te kunnen volgen, is geen gegeven en kan alleen aan de orde zijn als schuldenaar een verbetering heeft getoond in het naleven van de verplichtingen. Vooralsnog is dat niet het geval; ook na de zitting heeft schuldenaar geen reguliere boedelafdracht gedaan en ook is tot op heden niet gebleken dat de ontbrekende stukken door schuldenaar zijn aangeleverd.
Daarnaast gaat schuldenaar in zijn plan van aanpak uit van het inlopen van een gedeelte van de boedelachterstand van € 24.116,14 door middel van giften van derden. Het is echter in de schuldsaneringsregeling in beginsel niet toegestaan om aan de verplichtingen te voldoen door middel van giften van derden. Het is immers schuldenaar zelf die deze verplichtingen moet nakomen. Dat anderen dat voor hem doen door middel van giften, verdraagt zich niet met de strekking van de schuldsaneringsregeling.
Met schuldenaar is ter terechtzitting besproken dat hij voor een bedrag van maximaal
€ 21.245,73 (en dus niet € 24.116,14) de boedelachterstand kan inlopen door de (privé-) schuldeisers aan schuldenaar terug te laten betalen, waarna schuldenaar dit aan de boedel kan afdragen. De schuldeisers weigeren echter het geld aan schuldenaar terug te geven. In de toelichting op zijn plan van aanpak schrijft schuldenaar dat hij meent dat met het accepteren van de terugbetaling door de schuldeisers, sprake is van giften die door de rechtbank worden geaccepteerd en dat de rechtbank dan ook andere giften van derden moet accepteren. De rechtbank volgt dit standpunt van schuldenaar niet. Door de terugbetaling door de (privé-)schuldeisers, komt het ten onrechte door schuldenaar niet aan de boedel afgedragen inkomen alsnog in de boedel terecht. Het betekent ook dat de schulden door de (privé-)schuldeisers vervolgens bij de bewindvoerder kunnen worden aangemeld voor plaatsing op de schuldenlijst van de schuldenaar. Dat is een andere situatie dan wanneer door een derde een gift aan schuldenaar wordt gedaan.
Schuldenaar heeft voorgesteld om naast de reguliere boedelafdracht maandelijks € 300,00 extra aan de boedel te vergoeden vanuit zijn vrij te laten bedrag om de resterende boedelachterstand in te lopen. Nu schuldenaar zich ter terechtzitting op het standpunt heeft gesteld dat hij financieel al nauwelijks rond kan komen, terwijl hij op dit moment geen reguliere maandelijkse afdracht aan de boedel doet, acht de rechtbank ook om deze reden het voorstel van schuldenaar niet haalbaar.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaar niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenaar, in elk geval na het verhoor door de rechter-commissaris, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest. De rechtbank overweegt daarbij dat het een bewuste keuze van schuldenaar is geweest om vanaf het begin van de regeling tot op heden niet maandelijks aan de boedel af te dragen en voorts dat schuldenaar na het verhoor door de rechter-commissaris wederom een klein pensioen heeft afgekocht en een belastingteruggave heeft gehad, welke bedragen hij niet aan de boedel heeft afgedragen terwijl het hem onmiskenbaar duidelijk moest zijn dat hij dit wel had moeten doen.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en e, Faillissementswet (hierna: Fw).
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het de vraag is of schuldenaar voor het vergoeden van de overwaarde van de woning aan de boedel een realistisch voorstel heeft gedaan, nu ook hiervoor geldt dat in de schuldsaneringsregeling in beginsel giften van derden niet zijn toegestaan. Het is vooraleerst aan de rechter-commissaris om een beslissing te nemen over het behoud van de woning door schuldenaar. Gelet op de door de rechtbank te nemen beslissing, zal dat echter in de schuldsaneringsregeling van schuldenaar niet meer aan de orde zijn.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.518,99.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Geurts-de Veld, rechter, en in aanwezigheid van
J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2019. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.