ECLI:NL:RBROT:2019:6416

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
10/960284-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor niet-ambtelijke omkoping in de Rotterdamse haven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van niet-ambtelijke omkoping. De verdachte heeft een medewerkster van een containeroverslagbedrijf, Europe Container Terminals (ECT), een gift van € 10.000,- aangeboden in ruil voor toegangspassen tot het terrein van het bedrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de toegangspassen heeft gebruikt om criminele activiteiten te faciliteren, waaronder het smokkelen van goederen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 20 maanden en een geldboete van € 17.500,- geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden en een geldboete van € 3.000,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het aanbieden van een gift aan iemand die in dienstbetrekking werkzaam was, met de wetenschap dat deze zou handelen in strijd met haar plicht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven en de in beslag genomen PGP-telefoon onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/960284-18
Datum uitspraak: 25 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.T. Verweijen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.S. Koorn heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden met aftrek van voorarrest;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 17.500,-, subsidiair 350 dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit door de verdachte tezamen en in vereniging is gepleegd met de medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: de medeverdachte). De officier van justitie is van mening dat er een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen de verdachte en de medeverdachte, omdat vooraf en achteraf afspraken zijn gemaakt met betrekking tot het vervaardigen van de toegangspassen en het geld dat de medeverdachte hiervoor zou krijgen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van medeplegen en dus van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte ten aanzien van de omkoping, nu uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de medeverdachte juist degene is geweest die is omgekocht door de verdachte.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van medeplegen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode 16 juli 2018 tot en met 31 september 2018 te Rotterdam en/of te Spijkenisse (gemeente Nissewaard) en/of te Hellevoetsluis, [naam medeverdachte] , anders dan als ambtenaar, immers als [naam functie] bij Europe Container Terminals gevestigd op de Maasvlakte in Rotterdam, naar aanleiding van hetgeen voornoemde [naam medeverdachte] in haar dienstbetrekking heeft gedaan ofzal doen, in de periode 16 juli 2018 tot en met 31 september 2018, een gift heeft aangeboden en betaald, te weten
eengeldbedrag van in totaal 10.000,- euro, van die aard en onder zodanige omstandigheden, dat hij, verdachte redelijkerwijs had moeten aannemen dat voornoemde [naam medeverdachte]
zou handelen in strijd met haar plicht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen deze in haar betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift doet van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze handelt in strijd met haar plicht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan niet-ambtelijke omkoping door het aanbieden en betalen van een gift. Hij heeft de medeverdachte, die werkzaam was als [naam functie] bij het containeroverslagbedrijf ECT Delta Terminal B.V. (hierna: ECT) en in haar dienstbetrekking toegangspassen voor het terrein van ECT kon aanmaken, € 10.000,- gegeven in ruil voor twee toegangspassen. De verdachte heeft deze toegangspassen naar eigen zeggen vervolgens doorverkocht en verder in het criminele circuit gebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank was en is het evident dat de toegangspassen gebruikt gingen worden om het terrein van de haven op te komen om smokkelwaar uit containers te halen dan wel om het terrein op te komen om een diefstal te plegen. De rechtbank merkt daarbij op dat zij het aannemelijker acht dat de passen gebruikt zouden worden om smokkelwaar (drugs) uit containers te halen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte moet hebben geweten waar de toegangspassen voor gebruikt zouden gaan worden. De verdachte heeft hierbij enkel gedacht aan zijn eigen geldelijk gewin.
Corrupte medewerkers in de haven en personen die de toegangspassen kopen en verder het criminele circuit in brengen, zoals verdachte heeft gedaan, zijn een onmisbare schakel in het smokkelen van goederen en met name drugs via de Rotterdamse haven. De rechtbank rekent dit de verdachte dan ook zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 juni 2019.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf, zoals bepleit door de verdediging, geenszins recht doet aan de ernst van het feit. De rechtbank is dan ook van oordeel - in het bijzonder vanuit het oogpunt van generale preventie - dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Omkoping en handel in toegangspassen in de Rotterdamse haven faciliteren (grootschalige) (drugs)smokkel. De rechtbank wil dat er geen onduidelijkheid over bestaat, met name niet bij havenmedewerkers, dat dergelijke feiten ook in de praktijk tot gevangenisstraffen leiden.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat naast een gevangenisstraf een geldboete dient te worden opgelegd die even hoog is als het bedrag dat de verdachte heeft verdiend met het verkopen van de toegangspassen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij er
€ 3.000,- mee heeft verdiend.
Enigszins in het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte enige openheid van zaken heeft gegeven, namelijk over zijn eigen aandeel. In het nadeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het strafblad van de verdachte. De rechtbank acht de veroordeling van het Hof Den Haag (2014) onder andere ter zake van het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, relevant, nu deze veroordeling betrekking had op smokkel. Daarnaast was ook dat feit, net als onderhavig feit, begaan vanuit winstbejag.
De rechtbank is van oordeel dat de rol van de verdachte - geen havenmedewerker - in beginsel een lagere straf rechtvaardigt dan de rol van de medeverdachte. Gelet op het strafblad van de verdachte, waar in strafverhogende zin rekening mee wordt gehouden, zal aan de verdachte en aan de medeverdachte een gelijke gevangenisstraf worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen PGP-telefoon van het merk Aquaris te onttrekken aan het verkeer ex artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ter terechtzitting niet uitgelaten over het beslag.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen PGP telefoon van het merk Aquaris zal worden onttrokken aan het verkeer. Het voorwerp behoort toe aan de verdachte, is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit waarvan de verdachte werd verdacht aangetroffen en dit kan dienen tot de voorbereiding en de belemmering van de opsporing van soortgelijke feiten.

9.Voorlopige hechtenis

De rechtbank heeft op de terechtzitting van 11 juli 2019 de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte verlengd tot aan de einduitspraak. Voor het overige heeft de rechtbank het verzoek tot schorsing aangehouden.
De belangen van strafvordering wegen thans zwaarder dan de persoonlijke belangen van de verdachte. Daarbij heeft met name het strafblad van de verdachte, dat maakt dat voor herhaling moet worden gevreesd, een rol gespeeld. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis dan ook opheffen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c, 36b, 36d en 328ter van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden, alsmede tot een
geldboete van € 3.000, 00 (drieduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
40 dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: PGP telefoon, Aquaris;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en C. Vogtschmidt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 16 juli 2018 tot en met 10 december 2018 te Rotterdam en/of te Spijkenisse (gemeente Nissewaard) en/of te Hellevoetsluis, althans in Nederland, tezamen en in verenging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) [naam medeverdachte] die, anders dan als ambtenaar, immers als [naam functie] bij Europe Container Terminals gevestigd op de Maasvlakte in
Rotterdam, in ieder geval werkzaam in dienstbetrekking bij Europe Container Terminals gevestigd op de Maasvlakte in Rotterdam, naar aanleiding van hetgeen voornoemde [naam medeverdachte] in haar dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, meermalen, in elk geval, in of omstreeks de periode 16 juli 2018 tot en met 10 december 2018, (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) heeft aangeboden en/of betaald, te weten één of meer geldbedrag(en) van in totaal ongeveer 10.000,- euro, althans een of meer (contante) geldbedragen, van die aard en/of onder zodanige omstandigheden, dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs had(den) moeten aannemen dat voornoemde [naam medeverdachte] zal/zou handelen/handelt in strijd met haar plicht;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2018 tot en met 10 december 2018 te Rotterdam en/of te Spijkenisse (gemeente Nissewaard), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) tegen betaling een of meerdere (valse) ECT-toegangspas(sen) ontvangen van [naam medeverdachte] , waarna hij, verdachte, deze pas(sen) heeft verstrekt en/of laten verstrekken aan (een) medeverdachte(n), welke pas(sen) toegang verschaft/verschaffen tot het terrein van de Europe Container Terminals gelegen op de Maasvlakte te Rotterdam.