ECLI:NL:RBROT:2019:6387

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
9 augustus 2019
Zaaknummer
10/089530-19 / vordering TUL VV: 10/711056-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerderjarige verdachte betrokken bij woninginbraak met jeugdstrafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een meerderjarige verdachte die samen met anderen een woninginbraak heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 2001, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de PI Rotterdam. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij De Waag. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 april 2019 samen met medeverdachten een woning is binnengekomen door middel van braak en inklimming, waarbij horloges en een portemonnee zijn weggenomen. De rechtbank achtte het medeplegen bewezen en heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van drie maanden, met een voorwaardelijk gedeelte en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de toepassing van het jeugdstrafrecht gerechtvaardigd op basis van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/089530-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/711056-17
Datum uitspraak: 23 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet, te Rotterdam,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij De Waag;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/711056-17, te weten jeugddetentie voor de duur van zeven dagen.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte de woninginbraak niet heeft gepleegd en dat hij evenmin als medepleger kan worden aangemerkt. De verdachte is in de tuin aan de achterzijde van de woning geweest en hij is samen met anderen op het dak van de uitbouw geklommen. Daar heeft hij met zijn rug naar de woning gekeerd de omgeving in de gaten gehouden. Er is geen bewijs dat de verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht en bij hem zijn geen goederen aangetroffen die afkomstig zijn uit de woning. De verdachte is hooguit medeplichtig geweest bij de woninginbraak, maar dat is niet ten laste gelegd.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 12 april 2019 is ingebroken in een woning aan de [adres delict] te [plaats delict] . Daarbij zijn horloges en een portemonnee met inhoud weggenomen. De daders zijn op het dak van de uitbouw aan de achterzijde van de woning geklommen en zijn vervolgens de woning binnengegaan door een deur op de eerste verdieping te forceren.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij deze woninginbraak. Voor de beantwoording van die vraag gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen.
De verdachte is samen met twee medeverdachten naar de tuin aan de achterzijde van de woning gegaan. Alle verdachten droegen bivakmutsen, volgens de verdachte om herkenning via camerabeelden te voorkomen. Op camerabeelden is te zien dat de verdachten twee breekijzers bij zich hebben. In de tuin zijn twee verdachten op het dak van de uitbouw van de woning geklommen. De verdachte heeft de breekijzers aan een van de medeverdachten overhandigd. Vervolgens is de verdachte ook op het dak van de uitbouw geklommen. Een deur op de eerste verdieping is met een breekijzer geforceerd en de verdachten zijn de woning binnengegaan. Een getuige heeft drie personen door de woonkamer van de woning zien lopen. Na het verlaten van de woning zijn de drie verdachten in een Volkswagen Polo gestapt die vervolgens is weggereden.
Het kan niet anders dan dat ook de verdachte in de woning is geweest. In samenhang met de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 12 april 2019 te [plaats delict]
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning
(gelegen aan de [adres delict] ) heeft weggenomen drie
horloges (merken Audi, Diesel en T.W. Steel) en een portemonnee
(inhoudende onder meer een bankpas en een rijbewijs),
toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak en inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen een woninginbraak gepleegd. Daarbij zijn horloges en een portemonnee met inhoud weggenomen. De daders zijn de woning binnengegaan door een deur te forceren.
Woninginbraken zijn ergerlijke feiten die onnodige schade veroorzaken en gevoelens van angst, onbehagen en onveiligheid teweegbrengen bij de slachtoffers. Door woninginbraken wordt bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers. Ook leiden dergelijke misdrijven in de samenleving tot onrust en gevoelens van onveiligheid. De verdachte heeft daar geen oog voor gehad.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 juli 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Wij adviseren het jeugdstrafrecht toe te passen. Om tot dit advies te komen hebben wij het
wegingskader adolescentenstrafrecht 1 toegepast. Wat betreft de handelingsvaardigheden zijn er indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Er is bij betrokkene sprake van een verstandelijke beperking en hij komt in het gesprek jonger dan zijn kalenderleeftijd op ons over.
Betrokkene schat de risico’s van zijn handelen onvoldoende in, kan impulsief handelen en delicten worden in vereniging gepleegd waardoor er onzes inziens sprake is van een negatieve beïnvloeding vanuit het sociale netwerk. Op het gebied van pedagogische mogelijkheden zijn er enige indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Zo neemt betrokkene deel aan een gezin, is hij in ieder geval thuis ontvankelijk voor de beïnvloeding van moeder en zus en onzes inziens is het wenselijk dat hij een vervolgopleiding gaat volgen. Er is sprake van een goed lopend traject bij de jeugdreclassering. De jeugdreclasseerder heeft een werkrelatie opgebouwd met zowel betrokkene als het gezin. Zij geeft ook aan mogelijkheden te zien voor voortzetting van het reclasseringstoezicht. Er zijn geen contra indicaties voor het adviseren van het jeugdstrafrecht
Betrokkene heeft een Sociale Vaardigheidstraining bij De Waag gevolgd en deze is positief afgesloten, alleen lijkt betrokkene het geleerde nog onvoldoende in de praktijk te hebben gebracht. Mogelijk heeft dit te maken met het feit dat hij vanwege zijn lagere verwerkingssnelheid hier meer tijd voor nodig heeft. Gelet hierop lijkt het goed om hier nogmaals op in te zetten, mogelijk dat dit via een wat meer outreachende benadering kan worden gedaan.
Geadviseerd wordt een voorwaardelijke of deels voorwaardelijke straf op te leggen, met bijzondere voorwaarden, en de jeugdreclassering opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en betrokkene daarbij te begeleiden.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Toepassing adolescentenstrafrecht
Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr), kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsstraf. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. In het nadeel van de verdachte wordt meegewogen dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank is het eens met de reclassering dat begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn en zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 2 februari 2018 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van poging tot diefstal in vereniging met braak veroordeeld voor zover van belang tot jeugddetentie van 32 dagen waarvan 7 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 17 februari 2018.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen, dan wel de proeftijd te verlengen.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In de door de verdediging aangevoerde omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding de vordering van de officier van justitie af te wijzen, dan wel de proeftijd te verlengen.
De tenuitvoerlegging zal dan ook worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77c, 77i en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
1 (een) maandniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, afdeling jeugdreclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal zich (ambulant) laten behandelen en begeleiden door de forensische polikliniek De Waag (Top Zorg) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, afdeling jeugdreclassering, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
7 (zeven) dagen, van de bij vonnis van 2 februari 2018 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde
jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
en mrs. A. Hello en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 12 april 2019
te [plaats delict]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning
(gelegen aan de [adres delict] ) heeft weggenomen drie, althans een of meer
horloges (merken Audi, Diesel en T.W. Steel) en/of een portemonnee
(inhoudende ondermeer een bankpas en/of een rijbewijs),
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen
door middel van braak, verbreking en/of inklimming.