ECLI:NL:RBROT:2019:6249

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
5 augustus 2019
Zaaknummer
10/765027-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak Varley

Op 30 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de ontnemingszaak tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor medeplegen van valsheid in geschrift en verduistering. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. C.J.A. van der Maas, beoordeeld, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, geschat op € 1.630.857,78. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde samen met anderen minerale olie heeft verduisterd en valse facturen heeft opgemaakt om zich als bonafide verkoper voor te doen. De verdediging voerde aan dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet correct was en dat de veroordeelde niet als enige verantwoordelijk was voor de verduisteringen. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevolgd en de vordering van de officier van justitie grotendeels toegewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn van artikel 6 EVRM was overschreden en heeft de betalingsverplichting verlaagd met € 5.000,-. Uiteindelijk is de veroordeelde verplicht om € 810.428,- aan de Staat te betalen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer 10/765027-12
Datum uitspraak: 30 juli 2019
Tegenspraak

VONNIS (ontneming)

van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum veroordeelde] te [geboorteplaats veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres veroordeelde] ,
[woonplaats veroordeelde] ,
tevens verblijvende op het adres [verblijfadres veroordeelde] , [verblijfplaats veroordeelde] ,
raadsvrouw mr. C.M. Peeperkorn, advocaat te Amsterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2019.
De behandeling van de vordering op de terechtzitting is voorafgegaan door een schriftelijke conclusiewisseling tussen de officier van justitie en de raadsvrouw van de veroordeelde.

Voorafgaande veroordeling

Uit het arrest van het gerechtshof Den Haag van 14 november 2017 en het daaraan voorafgaande vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 mei 2016 blijkt dat [naam veroordeelde] is veroordeeld – voor zover van belang - voor:
1. subsidiair
Medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn
persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd in de periode van 17 augustus 2012 tot en met 15 oktober 2013.
2.
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd in de periode van januari 2006 tot en met 15 oktober 2013. [1]
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze feiten door de veroordeelde zijn begaan.

Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. C.J.A. van der Maas strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van € 2.302.484,-.
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht en betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor [naam veroordeelde] is veroordeeld.
Bij conclusie van 30 april 2019 heeft de officier van justitie naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof een nieuwe berekening ingediend.
Op de terechtzitting heeft de officier van justitie haar vordering wederom bijgesteld. Zij vordert een bedrag van € 1.630.857,78 aan geschat wederrechtelijk verkregen voordeel en de betalingsverplichting voor dat bedrag.

Standpunt verdediging

Primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [naam veroordeelde] is veroordeeld voor medeplegen van verduistering meermalen gepleegd. Het openbaar ministerie gaat in haar berekening uit van 25 verduisteringen. Het gerechtshof heeft er 9 bewezen verklaard. Gelet op de veroordelingen en vrijspraken kan hooguit worden vastgesteld/aannemelijk worden dat de veroordeelde 9/25ste deel van het totaal in deze zaak vergaarde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen, in totaal een bedrag van € 310.051,33.
Subsidiair is aangevoerd dat als wordt aangesloten bij de berekening op basis van de valse facturen, de facturen van de bedrijven [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 3] , vanwege die vrijspraken, uit de berekening moeten worden gehaald, zowel bij de opbrengsten als de kosten. Het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel komt dan uit op € 1.630.857,78. De raadsvrouw voert voorts aan dat [naam veroordeelde] niet als enige is veroordeeld en dat aannemelijk is dat hij uiteindelijk in ieder geval niet meer dan de helft van de winst heeft ontvangen. Het daadwerkelijk genoten wederrechtelijk verkregen voordeel is dan € 815.428,89.
Daarnaast is een beroep gedaan op overschrijding van de redelijke termijn en is bepleit 10% op de betalingsverplichting in mindering te brengen.
Tenslotte is een draagkrachtverweer gevoerd.

Beoordeling en berekening

In het strafrechtelijk onderzoek genaamd Varley is komen vast te staan dat de veroordeelde
meermalen samen met anderen minerale olie heeft verduisterd, die werd vervoerd door
tankschepen. De veroordeelde en zijn zoon spraken op verschillende, meestal onopvallende locaties langs het water, in Nederland, België en Duitsland af met de schippers van deze tankschepen. Zij pompten heimelijk, vaak gedurende de nachtelijke uren, een deel van de lading over in een tankauto, die werd bestuurd door de zoon van de veroordeelde en vanuit een andere auto werd begeleid door de veroordeelde. De veroordeelde en zijn zoon verkochten de minerale olie vervolgens aan bedrijven voor een netto gunstige prijs, waarbij de veroordeelde zorgde voor de contante opname (via tussenpersonen) van het verdiende geld. Voorts heeft de veroordeelde, op zijn initiatief, samen met anderen facturen betreffende de leveringen van minerale olie valselijk opgemaakt. De facturen werden opgemaakt uit naam van een zevental bedrijven, die klaarblijkelijk - op initiatief van de veroordeelde - waren opgericht of werden gebruikt opdat de veroordeelde en zijn zoon zich konden voordoen als bonafide verkopers, verbonden aan bedrijven die niet direct herleidbaar waren tot hen. [2]
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van de hiervoor vermelde strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. [3] Dit voordeel dient hem te worden ontnomen.
De financieel rapporteur heeft bij de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel in het rapport de concrete berekeningsmethode gehanteerd. De rechtbank zal de rapporteur in de door hem gebruikte berekeningsmethode volgen.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de (in de voetnoten vermelde) wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het financieel rapport vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop de berekening berust. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2013 zal de rechtbank deze bewijsmiddelen niet nader uitwerken of weergeven en volstaan met het vermelden van de conclusies en onderdelen van het rapport.
Ten aanzien van het primaire standpunt van de raadsvrouw overweegt de rechtbank het volgende.
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is niet (uitsluitend) gebaseerd op de leveringen, zoals ten laste gelegd onder feit 1, maar juist ook op de valsheid in geschrifte die door de veroordeelde is gepleegd onder feit 2.
Met de valse facturen is voordeel gegenereerd vanwege verduisterde minerale olie gedurende een langere hierna te vermelden periode. De aannemelijkheid van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel over de periode januari 2006 tot en met oktober 2013 is onderbouwd in het financieel rapport met onder meer diverse verklaringen, aangetroffen facturen bij de afnemers, aangetroffen administratie bij de veroordeelde en geldstromen.
De veroordeelde heeft constructies van schijnbedrijven, valselijk opgemaakte facturen en betalingen aan bedrijven opgezet om strafbare feiten te plegen. De valsheid in geschrift wordt afgedekt door de specifieke leveringen.
De rechtbank verwerpt het primaire standpunt van de raadsvrouw.
De partiële vrijspraken door het gerechtshof ten aanzien van de bedrijven [naam bedrijf 3] , [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1] Recycling zijn wel van invloed op de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel bij een transactieberekening.
De rechtbank volgt het subsidiaire standpunt van de raadsvrouw en de slotberekening van de officier van justitie.
Opbrengsten [4]
Bruto wederrechtelijk verkregen voordeel € 6.963.654,65
Opbrengsten [naam bedrijf 1] -/- € 96.139,05
Opbrengsten [naam bedrijf 2] -/- € 51.101,20
Opbrengsten [naam bedrijf 3] -/-
€ 37.821,40
€ 6.778.593,00
Kosten
Ten aanzien van de kosten van de inkoop van de minerale olie, worden de bedragen die ten aanzien van deze bedrijven in de berekening zijn meegenomen eveneens in mindering gebracht.
Het aantal geleverde liters met een factuur van [naam bedrijf 3] , [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1] moet uit de berekening worden gehaald. Het aantal liters dat is gefactureerd aan de afnemers dient te worden bijgesteld van 7.601.447 liter naar 7.450.136 liter.
In de berekening wordt onderscheid gemaakt in kosten van inkoop (verkrijgingsprijs)
literprijs van de minerale olie op:
- ( rode) gasolie c.q. diesel € 0,52;
- Benzine € 0,45;
- Biodiesel € 0,15. [5]
Ten aanzien van deze bedrijven betrof het 151.311 liter minerale olie (diesel). [6]
Voor de aankoop van minerale olie wordt een bedrag van € 78.681,72 afgetrokken (151.331 x € 0,52).
Totaal kosten voor de aankoop van minerale olie is een bedrag van € 3.815.815,96. [7]
Ook de vergoeding voor katvangers dient te worden bijgesteld.
Zoals de verdediging ook heeft aangevoerd zijn de kosten van katvanger [naam katvanger]
te laag berekend en komen die uit op een bedrag van € 38.474,75 in plaats van de in het rapport berekende € 28.606,06. [8]
De gehanteerde kosten voor telefonie en materiaal uit deelonderzoek 2, alsmede de
gehanteerde kosten voor transport en opslag blijven gelijk.
De raadsvrouw heeft bij conclusie van dupliek aangevoerd dat er sprake was van een
contante terugbetaling van een deel van de marktprijs per liter aan de afnemers en verwijst daarbij naar de verklaring van [naam medeveroordeelde 1] die heeft verklaard dat er voor een geloofwaardige prijs werd gefactureerd, maar dat er contant een deel terug werd betaald. De raadsvrouw stelt dat aannemelijk is dat sprake was van een gemiddelde terugbetaling van 7,5 cent per liter en dat deze kosten op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering moeten worden gebracht.
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen het toewijzen van deze kosten omdat er uit het dossier wel enige aanwijzingen zijn op te maken dat er wellicht soms een bedrag aan de afnemer contant werd terugbetaald.
In het voordeel van de veroordeelde zal de rechtbank deze kostenpost in mindering brengen op het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel (€ 0,075 x 7.450.136 liter =
€ 558.760,20).
Het totaal aan kosten komt hiermee op het volgende neer:
Aankoop minerale olie € 3.815.815,96
Vergoeding katvangers € 439.476,71
Kosten telefonie € 13.383,38
Kosten materiaal
€ 3.414.60+
Totaal deelonderzoek 2 € 4.272.090,65
Totale kosten voor transport en opslag [9] € 316.884,37 +
Totale kosten terugbetaling afnemers
€ 558.760,20+
Totale kosten € 5.147.735,22
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het voordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen wordt geschat op
Totaal opbrengst € 6.778.593,-
Totaal kosten
€ 5.147.735,22-/-
€ 1.630.857,78
Betalingsverplichting
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de veroordeelde niet als enige is veroordeeld en dat aannemelijk is dat hij uiteindelijk in ieder geval niet meer dan de helft van de winst heeft ontvangen.
De officier van justitie verzet zich hiertegen omdat de feiten zijn gepleegd in vereniging maar in een wisselende hoedanigheid. De zoon van veroordeelde is vrijgesproken voor feiten waarvoor de veroordeelde zelf is veroordeeld en andersom. Het is geen zaak voor een hoofdelijke veroordeling. Mocht er overlap zijn, dan is het aan de veroordeelden om dit bij elkaar te verhalen. De vordering wederrechtelijk verkregen voordeel tegen de zoon van veroordeelde, [naam zoon veroordeelde] , betreft een berekening op basis van een kasopstelling en loopt bij het Functioneel Parket.
De rechtbank stelt voorop dat indien meerdere personen betrokken zijn bij hetzelfde feitencomplex, als uitgangspunt dient te gelden het voordeel dat een ieder daadwerkelijk heeft genoten. Het voordeel wordt pondspondsgewijs verdeeld indien voor een andere verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen aanleiding bestaat.
De veroordeelde heeft geen inzicht gegeven in de verdeling van het uit deze handel verkregen voordeel en over hoeveel personen het voordeel is verdeeld dan wel hoeveel voordeel de veroordeelde daadwerkelijk heeft genoten.
De veroordeelde werkte samen met zijn zoon [naam zoon veroordeelde] en met anderen, namelijk meerdere personen die als katvangers optraden voor/namens de fictieve en frauduleus opgezette bedrijven en meerdere schippers die de minerale oliën verduisterden. In dit onderzoek zijn katvanger [naam medeveroordeelde 1] en schippers [naam medeveroordeelde 2] en [naam medeveroordeelde 3] veroordeeld voor het wederrechtelijk verkregen voordeel dat zij hebben genoten.
De vordering wederrechtelijk verkregen voordeel van [naam zoon veroordeelde] ligt thans niet ter beoordeling aan de rechtbank voor.
Uit het dossier en de strafmotivering in het arrest van het gerechtshof blijkt dat de veroordeelde bij de strafbare feiten zeer nauw en intensief samenwerkte met zijn zoon [naam zoon veroordeelde] .
Aannemelijk is dat zij beiden een andere positie hadden dan de katvangers en de schippers.
Zij beiden hadden namelijk een leidinggevende rol en de anderen hebben tegen betaling voor hen werkzaamheden uitgevoerd. Gelet hierop en het feit dat vader en zoon geen verklaring hebben willen afleggen over het daadwerkelijk door elk individueel genoten wederrechtelijk verkregen voordeel en ook niet is gebleken van aanknopingspunten voor een andere toerekening, acht de rechtbank termen aanwezig om het totale wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs over deze twee daders te verdelen.
Het voorgaande leidt ertoe dat aan de veroordeelde, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting dient te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van afgerond € 810.428,- (€ 1.630.857,78 : 2).
Redelijke termijn
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat artikel 6 van het EVRM is geschonden en dat die schending tot uitdrukking dient te komen in de hoogte van het aan de veroordeelde tot betaling op te leggen bedrag.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting van de strafzaak in april 2016 heeft de officier van justitie aangekondigd dat zij een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal indienen. De rechtbank doet uitspraak op 30 juli 2019, dus 3 jaar en 3 maanden na deze aankondiging. De redelijke termijn van twee jaar is met 15 maanden overschreden. De rechtbank zal de betalingsverplichting verminderen met € 5.000,- en ziet geen aanleiding om af te wijken van de jurisprudentie van de Hoge Raad.
Draagkracht
Er zijn geen concrete feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat de veroordeelde thans of in de (nabije) toekomst over onvoldoende draagkracht zal beschikken om het vastgestelde bedrag aan de staat terug te betalen.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 1.630.857,78(zegge: éénmiljoen zeshonderddertigduizend achthonderdzevenenvijftig euro en achtenzeventig cent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van
€ 810.428,-(zegge: achthonderdtienduizend vierhonderdachtentwintig euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en K.A. Baggerman, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juli 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis te tekenen.

Voetnoten

1.Arrest van het gerechtshof Den Haag van 14 november 2017 (ECLI:NL:GHDHA:2017:3680).
2.Strafmotivering uit voornoemd arrest.
3.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel onderzoek Varley, rapportnummer [nummer rapport] , documentcode [code document] d.d. 16 augustus 2016, hierna: het financieel rapport.
4.Tabel 2 pagina 16 in het financieel rapport.
5.Deelonderzoek berekening kosten [naam veroordeelde] onderzoek Varley, pagina 18 van het financieel rapport.
6.Deelonderzoek 1, berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [naam veroordeelde] , toeleveranciers en
7.Tabel 3, pagina 18 van het financieel rapport.
8.Tabel 4, pagina 18 van het financieel rapport.
9.Tabel 6, pagina 22 van het financieel rapport.