ECLI:NL:RBROT:2019:6229

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
5 augustus 2019
Zaaknummer
10/960021-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling wederrechtelijk voordeel uit de import en overdracht van vuurwapens

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor het importeren, ter beschikking stellen en overdragen van 88 Flobert-pistolen vanuit Slowakije. De officier van justitie, mr. H.J.J. Talsma, heeft een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op € 7.600,00, met de verplichting tot betaling aan de staat. De verdediging heeft betoogd dat er kosten voor de huur van een auto en een schuld aan een mededader in mindering moeten worden gebracht, wat resulteert in een geschat voordeel van € 2.792,00. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de kosten voor de huur van de auto ad € 308,00 in mindering moeten worden gebracht, maar de schuld aan de mededader niet aannemelijk is gemaakt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 7.292,00, dat door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen bij het vaststellen van het bedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/960021-19 (ontneming)
Datum uitspraak: 1 augustus 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde]

geboren op [geboortedatum veroordeelde] te [geboorteplaats veroordeelde] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie te Rotterdam.
raadsman mr. P.T. Verweijen, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 18 juli 2019.

Voorafgaande veroordeling

Bij vonnis van deze rechtbank van 1 augustus 2019 is de veroordeelde veroordeeld voor – kort gezegd – het binnenbrengen, het overdragen en het ter beschikking stellen van vuurwapens. Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Vordering

De vordering van de officier van justitie, mr. H.J.J. Talsma, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat op € 7.600,00. Daarnaast strekt de vordering tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geldbedrag.
De schriftelijke vordering van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft de hoogte van de vordering betwist. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is geen rekening gehouden met de kosten voor de huur van een auto om de vuurwapens mee op te halen in Slowakije ad € 308,00. Dit zijn kosten die de veroordeelde zonder het plegen van het strafbare feit niet had gemaakt. Die kosten dienen te worden afgetrokken van het gevorderde bedrag.
Verder is geen rekening gehouden met het feit dat de verdachte telkens
voorafcontant geld ontving van zijn mededader voor de aanschaf van de wapens in Slowakije (een bedrag van
€ 375,00 per wapen). De twaalf vuurwapens die onder de verdachte zijn aangetroffen bij zijn aanhouding zijn door de politie in beslag genomen. Deze wapens heeft de verdachte dus niet kunnen leveren aan de mededader, terwijl de mededader daarvoor wel heeft betaald. De verdachte heeft nu een schuld van € 4.500,00 aan de mededader (12 x een bedrag van € 375,00). Ook die schuld dient (als kostenpost) te worden afgetrokken van het gevorderde bedrag. Het geschatte voordeel komt dan uit op, en is toewijsbaar tot, een bedrag van € 2.792,00.

Strafbare feiten waarop de voordeelsberekening is gebaseerd

In het vonnis van 1 augustus 2019 is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:
De voortgezette handeling van het handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, artikel 14, eerste lid en artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
In het vonnis is onder meer het volgende overwogen:
De verdachte heeft samen met een ander vuurwapens ingevoerd, overgedragen en aan derden ter beschikking gesteld. De verdachte is in een half jaar tijd zeven keer naar Slowakije gereden om de – in totaal – 88 wapens op te halen en naar Nederland te vervoeren voor verdere verspreiding.

Beoordeling

In deze procedure wordt als vaststaand aangenomen dat het hiervoor vermelde feit door de veroordeelde is begaan.
Uit het financieel onderzoek [naam onderzoek] is gebleken dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van het hiervoor vermelde strafbare feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen [1] . Dit voordeel dient te worden ontnomen.
Deze schatting van het wederrechtelijke voordeel is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de wettige bewijsmiddelen in het vonnis van 1 augustus 2019. Het financieel rapport vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop de berekening berust.
Het voordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen wordt in het financieel rapport geschat op € 7.600,00.
Uit voornoemd rapport en uit de daarin opgenomen verklaring van de veroordeelde blijkt dat de veroordeelde bij [naam bedrijf] in Slowakije 88 wapens heeft aangeschaft en dat de veroordeelde daarvoor van de mededader een bedrag van € 100,00 per wapen ontving. Twaalf wapens zijn door de politie in beslag genomen, zodat de veroordeelde daarvoor geen betaling heeft ontvangen. De veroordeelde heeft derhalve een bedrag van € 7.600,00 (76 x € 100,00) ontvangen.
De door de veroordeelde gehuurde auto.
Voor de aanschaf in Slowakije van de wapens heeft de veroordeelde gebruik gemaakt van een door hem gehuurde auto, waarvoor door hem aan huur een bedrag van € 308,00 is betaald.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit bedrag op het door de veroordeelde ontvangen bedrag van € 7.600,00 in mindering dient te worden gebracht.
De schuld wegens niet geleverde wapens.
Het is niet aannemelijk geworden dat jegens de veroordeelde een vordering tot terugbetaling is ingesteld wegens het niet leveren van door de mededader betaalde wapens. De rechtbank volgt de raadsman daarin dus niet.

Vaststelling van het te betalen bedrag en het te betalen bedrag

De rechtbank zal het bedrag van
€ 7.292,00(€ 7.600,00 - € 308,00) vaststellen als schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting wordt vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Er is in deze zaak geen reden om daarvan af te wijken. Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald. Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.

Wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 7.292,00(zegge:
zevenduizend tweehonderd tweeënnegentig euro);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 7.292,00 (zegge: zevenduizend tweehonderd tweeënnegentig euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2019.
De voorzitter is vanwege afwezigheid niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex art. 36e 2e lid Sr, procesverbaalnummer [nummer proces-verbaal] , onderzoek [naam onderzoek] , op 6 juni 2019 opgemaakt door rapporteur [naam rapporteur] , werkzaam als inspecteur bij de Landelijke Eenheid, alsmede de daarbij behorende bijlagen (hierna: het financieel rapport).