ECLI:NL:RBROT:2019:6166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
10/661194-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 12 op 13 juli 2017, waarbij het slachtoffer, [naam slachtoffer], werd vastgehouden door de verdachte en een medeverdachte. Het slachtoffer heeft zijn familieleden en vriendin herhaaldelijk om geld gevraagd, omdat hij onder druk werd gezet door zijn ontvoerders. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de wederrechtelijke vrijheidsberoving, onder andere door getuigenverklaringen en WhatsApp-berichten van het slachtoffer. De verdachte heeft geen overtuigende verklaring gegeven voor zijn betrokkenheid bij de feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, voor zijn rol in de wederrechtelijke vrijheidsberoving. De diefstal van goederen van het slachtoffer kon niet bewezen worden, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/661194-17
Datum uitspraak: 30 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
feitelijk verblijvende op het adres [verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (wederrechtelijke vrijheidsberoving) en 2 primair (diefstal) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Bewijswaardering

4.1.
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
In de nacht van 12 op 13 juli 2017 is in de centrale hal van een flatgebouw aan de [adres delict] in Rotterdam sprake geweest van een geweldincident, waarbij [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] ), de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: de medeverdachte) en twee onbekend gebleven mannen betrokken zijn geweest. De twee onbekend gebleven mannen waren daarbij in het bezit van vuurwapens en hebben een met tape omwikkeld pakketje meegenomen.
In de vroege ochtend van 13 juli 2017 heeft [naam slachtoffer] zijn familieleden en vriendin meermalen telefonisch en via WhatsApp op indringende wijze gevraagd hem geld te geven. [naam slachtoffer] heeft laten weten dat hij werd vastgehouden en vóór 20:00 uur € 10.000,- moest betalen. Na zijn vrijlating zou hij nog € 19.000,- moeten betalen. [naam slachtoffer] zou bestolen zijn van ‘iets’ en daar verantwoordelijk voor worden gehouden.
Op 13 juli 2017 om 03:20 uur is € 800,- gepind van de bankrekening van [naam slachtoffer] . Omstreeks 06:00 uur heeft de vriendin van [naam slachtoffer] , de getuige [naam getuige] (hierna: [naam getuige] ), in Rotterdam een ontmoeting gehad met twee mannen in een beige Renault Mégane, voorzien van kenteken [kentekennummer 1] . Tijdens die ontmoeting heeft zij gezien dat achterin deze Renault Mégane [naam slachtoffer] zat, volgens [naam getuige] met verwondingen in het gezicht en een wanhopige blik in de ogen. [naam getuige] heeft één van de twee mannen, een ongeveer 26-jarige Kaapverdiaanse man met rastaharen en daarover een soort pantykous,
€ 4.600,- euro overhandigd, afkomstig van de verkoop van de auto van [naam slachtoffer] . De bestuurder van de Renault Mégane betrof een man die door [naam getuige] werd herkend als een kennis van [naam slachtoffer] , een ongeveer 26-jarige man van Marokkaans afkomst, genaamd [naam medeverdachte 2] . De beige Renault Mégane voorzien van kenteken [kentekennummer 1] stond op naam van
[naam vriendin] , de vriendin van de medeverdachte.
Op 13 juli 2017 om 23:12 uur werden de inzittenden van een zwarte Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kentekennummer 2] , te weten de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , aangehouden. In de Volkswagen Golf werden telefoons in gebruik bij [naam slachtoffer] aangetroffen. In het tasje van de verdachte werd een bankpas op naam van [naam slachtoffer] aangetroffen. [naam slachtoffer] zelf zat niet in auto. Bij de insluitingsfouillering van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] werd een geldbedrag van € 6.029,95 in onder meer de coupures 21 x € 100 en 59 x € 50 en 44 x
€ 20 aangetroffen.
4.2
Feit 1:
Wederrechtelijke vrijheidsberoving
4.2.1
Standpunt verdediging
Wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam slachtoffer] ontbreekt. Dit zou met name moeten blijken uit de Whatsapp-gesprekken tussen het slachtoffer en zijn familie, maar wie zegt dat [naam slachtoffer] niet gewoon geld nodig had? Uit de Whatsapp-gesprekken blijkt dat familieleden van [naam slachtoffer] zekere twijfels hebben bij het verhaal van [naam slachtoffer] . [naam slachtoffer] zelf heeft geweigerd aangifte te doen of foto’s te laten maken van het beweerdelijke letsel aan zijn gezicht. Bewijs dat de goederen die in de door de verdachte gehuurde auto zijn aangetroffen verband houden met een wederrechtelijke vrijheidsberoving, ontbreekt eveneens. Dit moet leiden tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde.
4.2.2
BeoordelingUit de Whatsapp-gesprekken van 13 juli 2017 tussen [naam slachtoffer] , zijn broer [naam broer] en zijn zus [naam zus] , blijkt dat [naam slachtoffer] in grote financiële problemen verkeerde en dat hij in dat verband vreesde voor zijn veiligheid, of zelfs zijn leven. Uit de Whatsapp-gesprekken volgt dat sprake is van een situatie waarin [naam slachtoffer] werd vastgehouden en dat hij pas na betaling van een som geld mocht gaan.
De inhoud van bedoelde Whatsapp-gesprekken vindt onder meer steun in de verklaring van [naam getuige] . Zij heeft op 13 juli 2017 omstreeks 06:00 uur een ontmoeting gehad met de -in haar woorden - twee ontvoerders, waarbij aan één van hen geld is overhandigd en zij heeft daarbij gezien dat [naam slachtoffer] op dat moment gewond achterin de auto zat en wanhopig keek. Niet gebleken is dat [naam slachtoffer] zich op dat moment vrij heeft gevoeld uit te stappen, om met zijn vriendin, [naam getuige] , mee te gaan. Ook heeft [naam getuige] telefonisch contact gehad met één van de ‘ontvoerders’ en in dat gesprek wordt van de andere zijde bevestigd dat ‘ze hem hebben’ en wordt dreigend gezegd ‘wil je zien waartoe we in staat zijn’. Deze uitlatingen bevestigen naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake was van een daadwerkelijke dreiging richting [naam slachtoffer] en voorts dat hij op dat moment niet vrij was om te gaan en staan waar hij wilde. Tot slot is de situatie rondom [naam slachtoffer] door zijn familieleden kennelijk als zodanig bedreigend ervaren, dat zij ter beëindiging van de situatie diezelfde nacht nog € 4.600,- beschikbaar hebben gesteld en uiteindelijk de politie hebben ingeschakeld.
Ondanks dat [naam slachtoffer] geen aangifte heeft willen doen en geen verklaring heeft willen afleggen bij de politie, acht de rechtbank op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat [naam slachtoffer] op 13 juli 2017 tegen zijn wil van zijn vrijheid beroofd is geweest en gehouden. De stelling van de raadsman dat [naam slachtoffer] het ten laste gelegde gefingeerd zou hebben is niet aannemelijk geworden en vindt bovendien zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
4.3
Feit 1:
Betrokkenheid verdachte
4.3.1.
Standpunt verdediging
De betrokkenheid van de verdachte zou moeten blijken uit het enkele gegeven dat in de door hem gehuurde auto goederen van [naam slachtoffer] zijn aangetroffen. Dat is onvoldoende. De verdachte is niet te zien op de beelden van het incident aan de [adres delict] . Het signalement van één van de mannen met wie de getuige [naam getuige] op 13 juli 2017 omstreeks 06:00 uur een ontmoeting heeft gehad, is weinig onderscheidend. Belastend bewijsmateriaal, bijvoorbeeld in de vorm van stemherkenningen of onderzoek naar het aanstralen van zendmasten van telefoons in gebruik bij de verdachte, ontbreekt eveneens. Dit moet leiden tot vrijspraak van het ten laste gelegde.
4.3.2
Beoordeling
Hiervoor is reeds vastgesteld dat [naam slachtoffer] op 13 juli 2017 tegen zijn wil van zijn vrijheid beroofd is geweest. Tijdens de overdracht van het bedrag van € 4.600,- was [naam slachtoffer] in bijzijn van twee mannen. De verdachte past in het signalement dat [naam getuige] van één van de mannen geeft: een ongeveer 26-jarige Kaapverdiaanse man met rastaharen en daarover een soort pantykous. [naam getuige] heeft de tweede man herkend als de haar bekende [naam medeverdachte 2] , een kennis van [naam slachtoffer] . De voornaam van de medeverdachte is [voornaam medeverdachte 1] . De auto waarin de mannen reden, een Renault Mégane, stond op naam van de vriendin van de medeverdachte. Bij het incident eerder die nacht in de [adres delict] , de vermoedelijk oorzaak van de financiële problemen van het slachtoffer, was de medeverdachte ook aanwezig.
Later die dag, op 13 juli 2017 omstreeks 23:12, uur zijn de verdachte en de medeverdachte samen aangehouden in een door de verdachte gehuurde Volkswagen Golf, waarin telefoons in gebruik bij [naam slachtoffer] en een bankpas op zijn naam zijn aangetroffen. De bankpas zat in het tasje van de verdachte. De verklaring van de verdachte over hoe de bankpas in het tasje is beland, namelijk dat door de kracht van de aanrijding tussen een politievoertuig en de Volkswagen Golf de bankpas precies in het openstaande tasje van de verdachte is geschoven, wordt als volstrekt onaannemelijk gepasseerd. Van de zijde van [naam slachtoffer] is € 800,- (van zijn bankrekening) en
€ 4.600,- , in totaal € 5.400,-, aan de daders verstrekt. Bij zijn insluitingsfouillering is bij de medeverdachte € 6.029,92 aangetroffen, waarbij de medeverdachte zelf heeft verklaard dat ongeveer € 500,- van hemzelf is, zodat ongeveer € 5.500,- resteert. De hoogte van dat bedrag komt nagenoeg overeen met de € 5.400,-, die namens [naam slachtoffer] is betaald. Niet alleen de hoogte van het in beslag genomen bedrag, maar ook de coupures, te weten onder meer 59 briefjes van € 50 en 44 briefjes van € 20, terwijl [naam getuige] heeft verklaard dat het door haar overhandigde bedrag vooral uit briefjes van € 50 en € 20 bestond, komen in sterke mate overeen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de medeverdachte dit op 13 juli 2017 omstreeks 06:00 uur geïncasseerde en het eerder die nacht gepinde geldbedrag bij zich had, op het moment dat hij met de verdachte werd aangehouden.
Alle hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, vragen om een verklaring van de verdachte voor wat betreft zijn betrokkenheid bij het ten laste gelegde. Bij de politie, noch op zitting heeft de verdachte die verklaring willen geven. Daarnaar gevraagd heeft de verdachte bijvoorbeeld geen verklaring willen geven voor zijn aanwezigheid met de medeverdachte in de Volkswagen Golf.
De verdachte heeft derhalve aangaande de voornoemde voor hem bezwarende en voor het bewijs redengevende omstandigheden geen redelijke verklaring gegeven, welke die redengevendheid ontzenuwt. Mede gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een substantiële bijdrage aan het ten laste gelegde heeft geleverd, zodat hij als medepleger moet worden aangemerkt.
Meer specifiek over het aandeel en de rol van de verdachte stelt de rechtbank vast dat het de verdachte is geweest die het door [naam getuige] op 13 juli 2917 om 06:00 uur overhandigde geldbedrag van € 4.600,- in ontvangst heeft genomen. Dat verdachte stelt dat hij op dat moment gips om zijn hand had en dat [naam getuige] hiervan geen melding maakt in het signalement doet daaraan niet af, reeds nu niet is uitgesloten dat dat gips voor [naam getuige] niet zichtbaar is geweest. Ook is gebleken dat [naam slachtoffer] zich op het moment van de overdracht van het geld niet vrij voelde om weg te gaan, zodat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte ook daarmee met zijn aanwezigheid op dat moment een belangrijke bijdrage aan het ten laste gelegde feit heeft geleverd.
4.3.3
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4
Feit 2
4.4.1
Standpunt officier van justitie
Tijdens de wederrechtelijke vrijheidsberoving hebben de verdachte en zijn medeverdachte op onrechtmatige wijze de beschikking gehad over goederen van [naam slachtoffer] , waaronder zijn telefoons en bankpas. Gelet hierop kan het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden.
4.4.2
Beoordeling
In de door de verdachte gehuurde zwarte Volkswagen Golf zijn telefoons van [naam slachtoffer] en in het tasje van de verdachte is de bankpas op naam van [naam slachtoffer] aangetroffen. Een bewijsmiddel waaruit blijkt dat de verdachte zich deze goederen - al dan niet in vereniging - wederrechtelijk heeft toegeëigend, ontbreekt echter. Gelet hierop kan de ten laste gelegde diefstal, noch de ten laste gelegde verduistering, bewezen worden verklaard.
Het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.5
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 13 juli 2017 te Gouda en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet
- die [naam slachtoffer] (tegen diens wil) in een personenauto laten plaatsnemen en (vervolgens) met die personenauto weggereden, en/
-
- ( daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: "Je schuld is 29.000 euro" en "je wordt vrijgelaten als je 10.000 euro betaalt" althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,
en dusdoende die [naam slachtoffer] gedurende enige tijd hebben belet te gaan waarheen die [naam slachtoffer] wilde;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

1.Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachten en zijn mededader hebben [naam slachtoffer] tegen zijn wil van zijn vrijheid beroofd. Wederrechtelijke vrijheidsberoving is een zeer ernstig feit. Uit het contact dat [naam slachtoffer] tijdens de vrijheidsberoving met zijn vriendin en familieleden had, volgt dat hij erg angstig is geweest en zelfs voor zijn leven heeft gevreesd. Ook de familieleden en partner van [naam slachtoffer] hebben in grote angst verkeerd.
Bij het bepalen van de strafsoort en strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, te weten een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Beoordeling
Onder de verdachte is € 160,35 in beslag genomen.
Het inbeslaggenomen geldbedrag, te weten € 160,35 behoort aan de verdachte toe. Ten aanzien van dit geldbedrag zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van € 106,35.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en F. Wegman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Empelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juli 2019.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te Gouda en/of Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben verdachte en één of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- die [naam slachtoffer] (tegen diens wil) in een personenauto laten plaatsnemen en/of (vervolgens) is/zijn met die personenauto weggereden, en/of
- meermalen, althans eenmaal een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp gericht en/of getoond aan die [naam slachtoffer] , althans voorhanden gehad, en/of
- ( daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: "Je schuld is 29.000 euro" en/of "je wordt vrijgelaten als je 10.000 euro betaalt" althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- die [naam slachtoffer] (met kracht) tegen het lichaam geslagen/gestompt,
en dusdoende die [naam slachtoffer] gedurende enige tijd heeft/hebben belet te gaan waarheen die [naam slachtoffer] wilde;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas en/of (een) mobiele telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te Rotterdam tezeunen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een bankpas en/of (een) mobiele telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;