ECLI:NL:RBROT:2019:6018

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
ROT 19/456
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake afwijzing bevorderingsverzoek van een ambtenaar bij de gemeente Rotterdam

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 26 juli 2019, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek behandeld. Eiser, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, had verzocht om bevorderd te worden naar de functie van Vakman, functiesalarisklasse (FSK) 6. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat eiser niet alle taken uitvoert die bij FSK 6 horen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat hij wel degelijk aan de functie-eisen voldoet en dat de afwijzing onzorgvuldig is gemotiveerd.

De rechtbank oordeelt dat verweerder niet heeft geconcretiseerd welke taken eiser niet uitvoert en dat de houding van eiser ten onrechte is betrokken bij de afwijzing van het bevorderingsverzoek. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder krijgt de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen een termijn van zes weken. Indien verweerder deze gelegenheid niet benut, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.

De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, inclusief het verzoek om vergoeding van proceskosten en griffierecht. Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open, maar kan dit wel tegelijkertijd met de (eventuele) einduitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/456
tussenuitspraak als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2019 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. H.S. de Lint,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. A. Zonneveld.

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om bevorderd te worden naar de functie Vakman, functiesalarisklasse (FSK) 6, afgewezen.
Bij besluit van 9 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

1.1
Eiser is werkzaam bij de gemeente Rotterdam, cluster Stadsbeheer, in de functie van Uitvoering Vakman A bij de afdeling Uitvoering Werken (UW), Team Riolen, FSK 5.
1.2
De functie van Vakman bij UW kan worden uitgeoefend op drie niveaus, afhankelijk van de zwaarte van de resultaatgebieden, taken, contactpatronen en functie-eisen. Deze niveaus waren voorheen Uitvoering medewerker A (FSK 3), Uitvoering Vakman B (FSK 4) en Uitvoering Vakman A (FSK 5). Met ingang van 1 mei 2017 heeft verweerder de functie opnieuw beschreven en ingepast in het Functiehuis Rotterdam. Blijkens het inpassingsformulier nieuwe functies van 25 april 2017 is functieniveau Uitvoering medewerker A daarbij komen te vervallen. Daarnaast zijn enkele taken die nog niet waren ondergebracht bij de twee overige functieniveaus neergelegd in een nieuw en zwaarder functieniveau, te weten Uitvoering Vakspecialist C (FSK 6). Nieuwe taken die horen bij dit functieniveau zijn onder meer het operationeel leidinggeven en het onderhouden van contacten met burgers.
1.3
Na de nieuwe beschrijving en inschaling van de functie van Vakman is ongeveer de helft van eisers collega’s per 1 april 2018 bevorderd naar FSK 6.
1.4
Bij brief van 26 juni 2018 heeft eiser verweerder verzocht hem te bevorderen naar FSK 6. Bij het primaire besluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, met overneming van het advies van de bezwaaradviescommissie van 29 november 2018, de afwijzing van eisers verzoek gehandhaafd. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser volgens verweerder niet alle taken uitvoert die horen bij FSK 6, met name operationeel leidinggeven en het onderhouden van contacten met burgers.
2.1
Eiser stelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en ondeugdelijk is gemotiveerd. Volgens eiser vervult hij wel alle taken die horen bij FSK 6. Eiser voert hiertoe onder meer aan dat hij nieuwe medewerkers en inhuurkrachten inwerkt en contacten met burgers onderhoudt. Daarnaast stelt eiser dat hij dezelfde taken uitvoert als collega’s die wel zijn bevorderd. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een schriftelijke verklaring van zijn collega [naam collega] van 24 mei 2019 overgelegd. [naam collega] verklaart hierin dat hij dezelfde taken uitvoert als eiser en dat hij wel naar FSK 6 is bevorderd.
2.2
De rechtbank is van oordeel dat het bij deze stand aan verweerder is om eisers stelling dat hij alle taken uitvoert die horen bij FSK 6, te weerleggen. Hierin is verweerder niet geslaagd. Verweerder heeft allereerst niet geconcretiseerd welke taken eiser niet uitvoert. Daarnaast heeft verweerder niet onderbouwd waarom het inwerken van nieuwe medewerkers en inhuurkrachten niet valt onder operationeel leidinggeven. Verweerder heeft op de zitting desgevraagd niet kunnen omschrijven wat volgens hem onder operationeel leidinggeven moet worden verstaan. Daarnaast heeft verweerder de hiervoor beschreven verklaring van eisers collega [naam collega] niet weerlegd.
2.3
Op de zitting heeft verweerder verklaard dat de reden voor de afwijzing van eisers verzoek om bevordering mede is gelegen in zijn houding, in het bijzonder zijn klantgerichtheid en de manier waarop hij met collega’s samenwerkt. Verweerder betwist niet dat eiser contacten met burgers onderhoudt, maar is niet tevreden over de manier waarop eiser daar uitvoering aan geeft. De rechtbank overweegt hierover als volgt. In deze procedure gaat het uitsluitend om de vraag of eiser de taken uitvoert die horen bij FSK 6. Deze vraag dient te worden beantwoord door de taken die eiser feitelijk uitvoert te vergelijken met de taken die zijn neergelegd in het inpassingsformulier nieuwe functies van 25 april 2017. Nu in dit formulier geen eisen zijn opgenomen met betrekking tot de houding van de werknemer, heeft verweerder ten onrechte eisers houding mede ten grondslag gelegd aan de afwijzing van het bevorderingsverzoek.
2.4
Het voorgaande betekent dat de beroepsgrond slaagt. Door niet te concretiseren welke taken behorend bij FSK 6 eiser niet uitvoert en door mede eisers houding te betrekken bij de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek, heeft verweerder gehandeld in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Nu deze gebreken naar hun aard kunnen worden hersteld, zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb en verweerder in de gelegenheid stellen de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder zal, als hij van deze gelegenheid gebruik maakt, een nieuw besluit op het bezwaar moeten nemen. De rechtbank zal verweerder daarvoor een termijn van zes weken na verzending van deze tussenuitspraak stellen.
3. Als verweerder van de gelegenheid gebruik maakt de hiervoor beschreven gebreken te herstellen, zal hij het bezwaar alsnog gegrond moeten verklaren of, als hij van mening blijft dat het bezwaar ongegrond kan en moet worden verklaard, een beter gemotiveerd besluit op het bezwaar dienen te nemen op basis van een zorgvuldiger vaststelling van de taken die eiser uitvoert. In het verlengde daarvan dient verweerder toe te lichten waarom eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Verweerder zal bij het nieuwe besluit op het bezwaar niet eisers houding kunnen betrekken.
4. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken in het bestreden besluit te herstellen, wordt hij verzocht op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen dat zo spoedig mogelijk mee te delen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
5. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent dat zij over het verzoek om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van deze tussenuitspraak,
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Kroon, rechter, in aanwezigheid van K.H.E. Swinkels, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 26 juli 2019.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.