In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 26 juli 2019, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek behandeld. Eiser, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, had verzocht om bevorderd te worden naar de functie van Vakman, functiesalarisklasse (FSK) 6. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat eiser niet alle taken uitvoert die bij FSK 6 horen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat hij wel degelijk aan de functie-eisen voldoet en dat de afwijzing onzorgvuldig is gemotiveerd.
De rechtbank oordeelt dat verweerder niet heeft geconcretiseerd welke taken eiser niet uitvoert en dat de houding van eiser ten onrechte is betrokken bij de afwijzing van het bevorderingsverzoek. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder krijgt de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen een termijn van zes weken. Indien verweerder deze gelegenheid niet benut, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, inclusief het verzoek om vergoeding van proceskosten en griffierecht. Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open, maar kan dit wel tegelijkertijd met de (eventuele) einduitspraak worden ingesteld.