ECLI:NL:RBROT:2019:5971

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
7882471
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en gebruiksbestemming van bedrijfsruimte in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een gedaagde die een bedrijfsruimte huurt. Eiseres stelt dat gedaagde in strijd handelt met de huurovereenkomst door het gehuurde niet uitsluitend te gebruiken voor de overeengekomen bestemming, namelijk schoonheidsverzorging, maar ook voor andere activiteiten zoals colportage en detailhandel via internet. Eiseres vordert ontruiming van het gehuurde en een verbod op de activiteiten die in strijd zijn met de huurovereenkomst.

De procedure begon met een dagvaarding op 5 juli 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 18 juli 2019. Eiseres werd vertegenwoordigd door mr. Th.C. Visser en zijn kantoorgenote, terwijl gedaagde werd bijgestaan door mr. V.T. Acar. De kantonrechter heeft de feiten en argumenten van beide partijen in overweging genomen. Eiseres heeft gesteld dat er andere bedrijven op het adres van het gehuurde zijn ingeschreven, wat volgens haar in strijd is met de huurovereenkomst.

De kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat gedaagde de bedrijfsruimte op een andere manier gebruikt dan overeengekomen. De inschrijving van andere bedrijven op het adres heeft geen wezenlijke invloed op het gebruik van het gehuurde. De kantonrechter concludeert dat eiseres onvoldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering en dat zij in redelijkheid de uitkomst van een bodemprocedure kan afwachten. De vordering van eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7882471 VV EXPL 19-299
uitspraak: 25 juli 2019
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. Th.C. Visser te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. V.T. Acar te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de dagvaarding met producties van 5 juli 2019 en van de brief met producties van [gedaagde] van 17 juli 2019.
De mondelinge behandeling vond plaats op 18 juli 2019. Mr. Th.C. Visser is namens [eiseres] verschenen, met zijn kantoorgenote mr. S. Nooteboom. [gedaagde] is verschenen met haar gemachtigde mr. V.T. Acar. De gemachtigden hebben pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder besproken is.

2.De feiten

Er wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[gedaagde] huurt sinds 2017 van (de rechtsvoorganger van) [eiseres] de bedrijfsruimte aan de [adres] in Rotterdam.
2.2
In artikel 1.3 van de huurovereenkomst staat:
Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als
bedrijfsruimte ten behoeve van schoonheidsverzorging, pedicures, manicures en de verkoop van schoonheidsverzorgende producten.
2.3
In het handelsregister van de Kamer van Koophandel staan, of stonden tot voor kort, op het adres [adres] in Rotterdam naast de onderneming van [gedaagde] , tevens ingeschreven de eenmanszaak [naam bedrijf 1] , de besloten vennootschap [naam bedrijf 2] en de eenmanszaak [naam bedrijf 3] .

3.Het geschil

3.1
[eiseres] stelt dat [gedaagde] in strijd handelt met artikel 1.3 van de huurovereenkomst. Zij gebruikt het gehuurde namelijk niet alleen voor de exploitatie van een beautysalon maar ook voor colportage, detailhandel via internet en als reisbureau. Uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt daarnaast dat op het adres van het gehuurde ook andere bedrijven ingeschreven staan.
3.2
[eiseres] acht het, nu [gedaagde] volgens haar in strijd handelt met de huurovereenkomst, aannemelijk dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. [eiseres] vordert vooruitlopend daarop
primairveroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde en
subsidiair[gedaagde] ertoe te veroordelen de activiteiten in het gehuurde die in strijd zijn met de huurovereenkomst te staken.
3.3
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering.
3.4
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee [eiseres] en [gedaagde] de vordering en het verweer daartegen (verder) onderbouwen.

4.De beoordeling

4.1
[eiseres] stelt een spoedeisend belang te hebben bij haar vordering. Die enkele stelling is voldoende om de vordering van [eiseres] in kort geding in behandeling te kunnen nemen.
4.2.
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden mede gezien de wederzijdse belangen, een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is onder meer het hebben van een spoedeisend belang vereist. Aan dat spoedeisend belang moet hogere eisen worden gesteld naar mate de verlangde voorziening ingrijpend is en leidt tot een (veelal) onomkeerbare situatie. Een ingrijpende voorziening, zoals een vordering tot ontruiming van bedrijfsruimte, dient in kort geding met terughoudendheid te worden toegepast. Wanneer sprake is van een structureel tekortschieten door een huurder in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst biedt in het algemeen een bodemprocedure bij de kantonrechter, waarbij zowel de ontbinding van die huurovereenkomst als de ontruiming van het gehuurde gevorderd kunnen worden, de meest gepaste procedure, ook al omdat in een bodemprocedure de feitelijke omstandigheden van het geval met voldoende diepgang onderzocht kunnen worden en een veroordeling tot ontruiming verstrekkende gevolgen heeft voor betrokkene. Dit brengt met zich dat slechts onder omstandigheden die acuut een voorziening vergen en wanneer over de feitelijke toedracht weinig twijfel behoeft te bestaan, er aanleiding is voor toewijzing van een vordering tot ontruiming van bedrijfsruimte in kort geding.
4.4
Toetsend aan voormelde maatstaf moet dus aan de hand van wat partijen daarover naar voren hebben gebracht, beoordeeld worden of het voldoende evident is dat [gedaagde] de bedrijfsruimte aan de [adres] in Rotterdam op een andere manier gebruikt dan is overeengekomen in de huurovereenkomst én dat de tekortkoming zodanig ernstig is dat het van [eiseres] in redelijkheid niet gevergd kan worden de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten.
4.5
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] in het gehuurde zelf een beautysalon exploiteert als omschreven in artikel 1.3 van de huurovereenkomst, zodat in zoverre van een tekortkoming geen sprake kan zijn. Dit betekent dat de vermeende tekortkoming uitsluitend gelegen kan zijn in de omstandigheid dat in het handelsregister op het adres van het gehuurde, ook andere ondernemingen ingeschreven zijn. De inschrijving in het handelsregister op het adres van het gehuurde door een andere onderneming heeft geen wezenlijke invloed op het ‘overeengekomen gebruik’ in de huurovereenkomst. Daartoe is meer nodig, zoals feitelijke bedrijfsactiviteiten in of vanuit het gehuurde.
4.6
Dat door een van de andere op het adres aan de [adres] ingeschreven ondernemingen feitelijke activiteiten in of vanuit het gehuurde worden ontplooid is niet gebleken. Onder deze omstandigheden valt niet aanstonds in te zien in welk belang [eiseres] is getroffen door de inschrijving van de andere bedrijven op het adres van het gehuurde.
4.7
[eiseres] baseert haar stellingen slechts op onderzoek in het handelsregister en op internet, en [gedaagde] heeft voor de door [eiseres] geuite beschuldigingen een plausibele verklaring gegeven. Zo zijn de bedrijven van haar moeder ( [naam bedrijf 1] ) en haar broer ( [naam bedrijf 3] ) slechts ingeschreven op het adres van het gehuurde om te voorkomen dat hun privéadressen op internet zouden gaan circuleren, was [naam bedrijf 2] vóór haar in het gehuurde gevestigd en is [gedaagde] niet bevoegd het adres van [naam bedrijf 2] te wijzigen in het handelsregister. Voorts dateren de omschrijvingen in het handelsregister van wat [gedaagde] als ondernemer doet (de SBI-codes) van ruim vóór het aangaan van de huurovereenkomst voor de beautysalon.
4.8
Van enige vorm van afstand van gebruik van het gehuurde is geen sprake en dus kan evenmin ongeoorloofde onderverhuur grond bieden voor ontbinding.
4.9
Samenvattend is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] onvoldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering en dat zij in redelijkheid de uitkomst van een eventuele bodemprocedure kan afwachten. Bovendien is het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat onvoldoende is gebleken dat [gedaagde] in strijd handelt met de huurovereenkomst. Er is daarom geen reden om [gedaagde] ertoe te veroordelen het gehuurde te ontruimen.
4.1
Omdat [gedaagde] niet handelt in strijd met de huurovereenkomst en evenmin anderszins onrechtmatig handelt, is er geen grond voor de subsidiair gevorderde veroordeling de gestelde activiteiten te staken.
4.11
De vordering van [eiseres] wordt gelet op het voorgaande afgewezen. [eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. Of aanleiding bestaat [eiseres] , zoals [gedaagde] vordert, te veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte kosten kan in het midden blijven. [gedaagde] stelt namelijk niet hoe hoog die daadwerkelijk door haar gemaakte kosten dan zijn.

5.De beslissing

De kantonrechter,
recht doende in kort geding:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de kant van [gedaagde] vastgesteld op € 721,00 aan salaris voor haar gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686