ECLI:NL:RBROT:2019:5923

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
10/061491-04
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Op 16 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de terbeschikkingstelling van een ter beschikking gestelde, die sinds 22 mei 2007 onder dwangverpleging staat. De terbeschikkingstelling was eerder gelast door het gerechtshof Den Haag op 8 september 2005, in verband met ernstige strafbare feiten, waaronder verkrachting en diefstal. De rechtbank ontving op 28 maart 2019 een vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling, die op 2 mei 2019 werd behandeld. De officier van justitie, mr. R.J.A. Segerink, pleitte voor een verlenging van twee jaar, terwijl de ter beschikking gestelde en zijn raadsvrouw een verlenging van één jaar bepleitten. De rechtbank heeft het advies van de inrichting, waarin werd geadviseerd om de termijn met twee jaar te verlengen, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat er nog steeds sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de ter beschikking gestelde en dat de veiligheid van anderen eiste dat de termijn van de terbeschikkingstelling werd verlengd. De rechtbank besloot uiteindelijk de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, waarbij zij het belang van een zorgvuldig resocialisatietraject benadrukte. De beslissing werd genomen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter, en mrs. G.P. van de Beek en W.H.S. Duinkerke, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. V.E. Scholtens. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/061491-04
Datum uitspraak: 16 mei 2019
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, raadkamer voor strafzaken, met betrekking tot de terbeschikkingstelling van
[naam ter beschikking gestelde](de ter beschikking gestelde),
geboren te [geboorteplaats ter beschikking gestelde] op [geboortedatum ter beschikking gestelde] ,
verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum Fivoor de Kijvelanden te Poortugaal,
raadsvrouw mr. S. Marjanović, advocaat te Den Haag.

1.Inleiding

Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 8 september 2005 is de terbeschikkingstelling van [naam ter beschikking gestelde] gelast en is zijn verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) bevolen.
De terbeschikkingstelling is gelast ter zake van verkrachting (tongzoen), (poging tot) diefstal (meermalen gepleegd) en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 22 mei 2007.
Bij beslissing van 30 mei 2018 heeft deze rechtbank de terbeschikkingstelling plaatstelijk verlengd met één jaar.

2.Procesverloop

De rechtbank heeft op 28 maart 2019 van het openbaar ministerie een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling ontvangen (artikel 38d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht). Bij die vordering zijn de daarbij vereiste stukken gevoegd.
De vordering is op de openbare zitting van 2 mei 2019 behandeld. De officier van justitie, mr. R.J.A. Segerink, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, en als deskundige mw. [naam deskundige] , werkzaam bij de inrichting, zijn gehoord.

3.Advies van de inrichting

Het advies gedateerd 20 maart 2019 luidt de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren.
Bij de ter beschikking gestelde is sprake van een licht verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en forse verslavingsproblematiek. De cognitieve en sociaal-emotionele beperkingen staan in gedrag/interactie op de voorgrond. Op basis van het dossier en zijn huidige gedrag kan geen seksuele stoornis worden vastgesteld. Het recidiverisico wordt op dit moment als hoog ingeschat in geval van het ontbreken van ondersteuning en toezicht van de maatregel. Binnen de huidige situatie wordt ingezet op het langzaam uitbreiden van vrijheden, waarbij de inrichting inschat dat de ter beschikking gestelde altijd afhankelijk zal blijven van extern risicomanagement.

4.Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar.
Standpunt van de ter beschikking gestelde
De ter beschikking gestelde en zijn raadsvrouw hebben zich niet verzet tegen verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling, maar wel een verlenging van de maatregel bepleit met één jaar in plaats van de gevorderde twee jaar.

5.Beoordeling

Op grond van het advies van de inrichting en het verhandelde ter zitting komt de rechtbank tot de volgende oordelen:
- Er is nog steeds sprake van een gebrekkige ontwikkeling van en/of ziekelijke stoornis in de geestvermogens van de ter beschikking gestelde;
- De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd.
De rechtbank stelt de duur van de verlenging op twee jaar en overweegt daartoe het volgende.
Anders dan bepleit door de ter beschikking gestelde en de raadsvrouw, stelt de rechtbank de duur van de verlenging op twee jaar. Daarbij is van belang dat de hoofdregel volgens de jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is dat bij verlenging van een terbeschikkingstelling een termijn van twee jaar wordt gehanteerd. Slechts indien te verwachten valt dat binnen een jaar de situatie zodanig is gewijzigd dat een andere beslissing van de rechtbank aan de orde is, is verlenging van één jaar aangewezen.
De rechtbank is met de inrichting van oordeel dat het voorgestelde traject dient te worden gevolgd. Dit traject houdt in dat de ter beschikking gestelde eerst op begeleid verlof zal gaan, waarbij zal worden toegewerkt naar onbegeleid verlof. Van daaruit kan een aanvraag worden gedaan voor een transmuraal verlofkader. De ter beschikking gestelde zal verder worden aangemeld voor tussentijdse plaatsing in een FPA, met als beoogd doel een doorplaatsing naar Stichting Profila Zorg. Daarnaast is het de bedoeling dat de ter beschikking gestelde in de inrichting intern naar een andere afdeling wordt overgeplaatst, te weten de afdeling Karmijn. Deze interne overplaatsing zou moeten bijdragen aan een goed verloop van het verlof, aangezien deze afdeling kleinschaliger is en zo meer begeleiding aan de ter beschikking gestelde kan bieden. Gezien de ervaringen uit het verleden - waarbij een eerder resocialisatietraject te snel is verlopen en vervolgens is mislukt - is het naar het oordeel van de rechtbank van belang dat kleine stappen worden gezet om het nieuwe resocialisatietraject een goede kans van slagen te bieden. Gelet op deze omstandigheden is een termijn van één jaar ontoereikend.
De totale duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging gaat daarmee een periode van vier jaar te boven. Verlenging is niettemin mogelijk, omdat de maatregel is opgelegd voor misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
In het licht van het vorengaande is de rechtbank verder van oordeel dat het verzoek van de verdediging tot aanhouding, teneinde een maatregelrapport te laten opstellen, dient te worden afgewezen. Immers, er is nog geen sprake van onbegeleid verlof, zodat het laten opstellen van een maatregelrapport te voorbarig zou zijn. Gelet hierop zal de rechtbank ook het voorwaardelijk verzoek tot het horen van de reclasseringsmedewerker afwijzen. De rechtbank ziet hierin geen meerwaarde, zeker nu de ter beschikking gestelde op dit moment niet in een reclasseringstraject zit.

6.Beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met
2 (twee) jaren;
Deze beschikking is gegeven door
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en W.H.S. Duinkerke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens griffier, en is in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.