ECLI:NL:RBROT:2019:5786

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
10/661030-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende wachtlijstproblematiek en klinische behandeling in de Catamaran

Op 18 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak met parketnummer 10/661030-19. De zaak betreft een verdachte, geboren in 2001, die op dat moment in voorlopige hechtenis verbleef in RJJI De Hunnerberg te Nijmegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, zich schuldig heeft gemaakt aan een straatroof op 18 februari 2019. De verdachte heeft daarbij een mes getrokken en het slachtoffer bedreigd, wat leidde tot de diefstal van persoonlijke bezittingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 36 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder opname in de Catamaran, een kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie. De rechtbank heeft benadrukt dat er een dringende noodzaak is voor een naadloze overgang van de huidige instelling naar de Catamaran, gezien de kwetsbaarheid van de verdachte en het gebrek aan alternatieven. De rechtbank heeft ook de impact van de straatroof op het slachtoffer in overweging genomen, evenals de psychologische toestand van de verdachte, die lijdt aan een complexe rouwstoornis en ADHD. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/661030-19
Datum uitspraak: 18 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres]
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd RJJI De Hunnerberg te Nijmegen,
raadsvrouw mr. M.M. Koers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 4 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Swaak heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 150 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op
of omstreeks18 februari 2019 te [pleegplaats] ,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas
(merk Urban Outfitters, kleur zwart) met daarin een portemonnee met inhoud,
een oplader, een powerbank, sleutels, geld en een identiteitsbewijs en
/of
een koptelefoon (merk Sony kleur zwart),
in elk geval enig goed, geheel of ten
deletoebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (merk Urban Outfitters,
kleur zwart) met daarin een portemonnee met inhoud, een oplader, een
powerbank, sleutels, geld en een identiteitsbewijs en/of een koptelefoon (merk
Sony kleur zwart), in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld bestond
(en
)uit het
- met kracht aan de haren van die [slachtoffer] trekken, waardoor die [slachtoffer] op de
grond is gevallen en
/of
- beetpakken van die [slachtoffer] en
/of
- vasthouden van die [slachtoffer] en
/of
- vastpakken van en
/of (nogmaals)trekken aan de haren van die [slachtoffer] en
/of
- meermalen, althans eenmaal, schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- meermalen,
althans eenmaal, met tot vuist gebalde hand(en) slaan tegen het
gezicht en
/ofhet hoofd
en/of het lichaamvan die [slachtoffer] en
/of
- tonen van een mes aan die [slachtoffer] en
/of
- zwaaien met een mes voor het gezicht van die [slachtoffer] en
/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] zeggen "ik ga je steken", althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk
te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte en haar medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan een straatroof.
De verdachte en twee medeverdachten hebben op enig moment het plan opgevat iemand te gaan beroven. Toen zij het slachtoffer [slachtoffer] uit de metro zagen stappen, hebben de verdachte en haar medeverdachten afgesproken dat ze haar “zouden gaan doen”.
Zij hebben het slachtoffer op haar weg naar huis achtervolgd, haar plotseling van achteren aan haar haren naar de grond getrokken en haar geslagen. De verdachte heeft daarbij een mes getrokken en het slachtoffer daarmee bedreigd omdat het slachtoffer zich verzette en haar eigendommen niet wilde loslaten. Vervolgens werden de tas en de koptelefoon van het slachtoffer door de verdachten afgepakt.
Door op deze wijze te handelen hebben de verdachte en de medeverdachten inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en geen enkel respect getoond voor haar eigendommen. Het betreft een ernstig feit, dat doorgaans grote nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer met zich meebrengt en bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Voor het slachtoffer heeft deze straatroof ook een enorme impact op haar leven gehad, zoals blijkt uit haar ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. Zij waande zich veilig omdat twee van de drie verdachten meisjes waren. Zij heeft tijdens het feit doodsangsten uitgestaan en voelt zich sindsdien onveilig. Zij is constant alert op straat, prikkelbaar en schrikachtig en haar vertrouwen in mensen is weg. De rechtbank rekent het de verdachte en de medeverdachten aan dat zij hier ten tijde van het incident totaal geen oog voor hebben gehad.
De verdachte, destijds 17 jaar, en de medeverdachten verbleven ten tijde van dit incident allemaal in De Fjord, centrum voor orthopsychiatrie. Wat deze first offenders, die ook allen als zeer kwetsbare jongeren omschreven kunnen worden, heeft bezield om tot deze agressieve daad jegens een voor hen volkomen willekeurige jonge vrouw over te gaan, is de rechtbank niet duidelijk geworden. Financieel gewin lijkt niet het hoofdmotief te zijn geweest van deze verdachten.
Ten voordele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat zij nadien wel verantwoordelijkheid voor haar daden heeft genomen, zij oprecht geschrokken lijkt te zijn van wat zij het slachtoffer heeft aangedaan en ter zitting uitdrukkelijk haar excuses aan het slachtoffer heeft aangeboden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages /en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Mw. M.G.E. Hobbelen, GZ-psycholoog, heeft onder supervisie van mw. P.M.A. van Oss, GZ-psycholoog, een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 27 mei 2019. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een persisterende complexe rouwstoornis (resulterend in negatieve gevoelens, prikkelbaarheid en door inadequate coping tot beperkte emotieregulatie) en kenmerken van ADHD (voornamelijk impulsiviteit), een lichte stoornis in cannabisgebruik en een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van hechtingsproblematiek en een ontwikkeling richting een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hier was sprake van tijdens het ten laste gelegde - indien bewezen. Aangezien de gebrekkige emotie- en impulsregulatieproblematiek en de tekortschietende gewetensfunctie er toe hebben bijgedragen dat de verdachte zich op impulsieve, opportunistische wijze heeft laten leiden door haar eigen behoefte (aan onder meer spanning) en dus hun doorwerking hebben gehad in het ten laste gelegde is het advies om het ten laste gelegde - indien bewezen - in een verminderde mate toe te
rekenen. De kans op recidive wordt groot geacht wanneer er geen gerichte behandeling wordt ingezet op genoemde problematiek. De kans dat antisociale gedragspatronen zich verder gaan vastzetten in haar persoonlijkheid is dan reëel, met een verhoogd risico op instrumenteel, impulsief en gewelddadig gedrag. Middels het bieden van externe structuur toezicht (residentiële setting), behandeling en ondersteuning van prosociale anderen (residentiële setting, maar ook betrokkenen uit netwerk ) wordt het risico op herhaling van gewelddadig gedrag verlaagd.
Het is van belang dat betrokkene tot verwerking komt van haar verleden, negatieve gevoelens en haar impulsen leert te reguleren, waardoor tevens haar druggebruik mindert (dit heeft immers de functie van demping van negatieve gevoelens). Ook zou er aandacht moeten zijn voor het komen tot meer positieve opvattingen en cognities en behoeft haar gewetensontwikkeling stimulatie. Ze is aangewezen op een residentiële behandelsetting waarbij naast het behandelklimaat op de groep therapeutische behandeling
plaats vindt in de vorm van schematherapie of emotieregulatietherapie en mogelijk, in een later stadium, EMDR. Tevens is het van groot belang dat de ondersteuning die er is vanuit het netwerk betrokken wordt. Het werkt beschermend als betrokkene haar schoolgang op bij haar passend niveau kan vervolgen (MBO 3). Dit ter bevordering van prosociale en dus beschermende contacten met leeftijdgenoten. Geadviseerd wordt te onderzoeken of ondersteunende medicatie helpend zou kunnen zijn als het gaat om de ADHD kenmerken.
Een klinische opname in een gespecialiseerde forensisch psychiatrische jeugdkliniek (zoals de Catamaran) lijkt de beste optie, wanneer de verdachte daar voldoende medewerking aan wil geven. Vanwege het hoge recidiverisico wordt bij aanvang van de behandeling een hoog beveiligingsniveau geadviseerd. Om behandeling te borgen wordt een verplicht jeugdreclasseringstoezicht door Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond geadviseerd met bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel. Hierbij is het van
belang dat de bijzondere voorwaarden, waaronder het meewerken aan behandeling, in het vonnis zijn opgenomen. Een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel is overwogen met gebruik van de wegingslijst PIJ-indicatie. Er is bij de verdachte wel degelijk sprake van ernstige psychopathologie, echter omdat de verdachte een first offender is, er geen sprake is van eerdere justitiële sancties, zij niet eerder in een crimineel circuit verkeerd lijkt te hebben en er bij verdachte bereidheid is tot meewerken aan een behandeling (hoewel zij ambivalent staat ten opzichte van hulpverlening, heeft zij eerdere behandeling bij de Fjord niet afgebroken), wordt ingeschat dat een jeugdreclasseringsmaatregel voldoende stok achter de deur is om behandeling aan te gaan en het recidive risico te verlagen.
De Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 mei 2019. Geadviseerd wordt de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang (de Catamaran) waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming regio Rotterdam Rijnmond te Rotterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, (hierna: te noemen JBRR) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 juni 2019. Geadviseerd wordt haar een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die duurt tot aan de
plaatsing op de Catamaran te Eindhoven, onderdeel van de GGzE. Daarbij een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering uitgevoerd door JBRR en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte op een positieve manier mee werkt aan de behandeling van de Catamaran en zich houdt aan de daar gestelde regels en afspraken.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Ter zitting heeft dhr. P. Blijlevens, jeugdreclasseerder van JBRR uiteengezet dat de verwachting was dat de verdachte thans al in de Catamaran zou verblijven in het kader van een schorsingsvoorwaarde. Bij bevel van de rechtbank van 5 juni 2019 zou de voorlopige hechtenis van de verdachte worden geschorst met ingang van de dag dat zij in de Catamaran zou zijn geplaatst. De verdachte verblijft echter nog immer in RJII De Hunnerberg in afwachting van haar plaatsing in de Catamaran en onduidelijk is op welke termijn zij daar wel naar toe kan. Mogelijk moet de verdachte dus naar een overbruggingsplek. Gelet op haar leeftijd komt de verdachte niet meer in aanmerking voor een crisisplek van een jeugdhulpaanbieder of plaatsing in het civiele kader in een instelling voor gesloten jeugdhulp.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door haar bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat de verdachte aan het slachtoffer een mes heeft voorgehouden en haar daarmee heeft bedreigd.
Nu alle deskundigen begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Nadrukkelijk is ter terechtzitting gebleken dat de beoogde in te zetten interventie, namelijk klinische behandeling in de Catamaran, thans de enige geschikte optie voor de verdachte is.
Thans is echter onduidelijk wanneer er plek voor de verdachte in de Catamaran is. Mogelijk is er een overbruggingsperiode nodig. De rechtbank acht dit een zeer onwenselijke situatie. Een naadloze overgang van RJJI Hunnerberg naar de Catamaran is geïndiceerd, te meer omdat er ook geen geschikte alternatieven zijn voor deze verdachte.
De rechtbank ziet zich in dit kader voor een dilemma gesteld. De verdachte verblijft al geruime tijd in voorlopige hechtenis, het onvoorwaardelijk deel van haar straf heeft zij wat de rechtbank betreft thans nagenoeg uitgezeten. De medeverdachten zijn reeds langere tijd geschorst uit de voorlopige hechtenis. De verdachte zou indien zij naar een overbruggingsplek moet totdat zij in de Catamaran terecht kan, waarschijnlijk alleen in aanmerking komen voor crisisnachtopvang. De rechtbank vindt deze situatie onacceptabel voor dit zeer kwetsbare jongvolwassen meisje, dat behandeling nodig heeft.
Een langere jeugddetentie aan de verdachte opleggen puur om te voorkomen dat de verdachte in een "gat" valt tussen het opheffen van het bevel voorlopige hechtenis en plaatsing in de Catamaran, acht de rechtbank echter eveneens onacceptabel. Het is niet aan de rechtbank om de schaarste in geschikte behandelplekken voor jongvolwassenen op deze wijze op te lossen.
Na het wijzen van onderhavig vonnis resteren er nog een aantal dagen waarin opname in de Catamaran geregeld kan worden. De rechtbank gaat er vanuit dat de Catamaran, waar de verdachte al geruime tijd op de wachtlijst staat, er alles aan doet om gehoor te geven aan de opdracht van de rechtbank om de verdachte onverwijld op te nemen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
8.
Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] , ter zake van het tenlastegelegde fet).
De benadeelde partij vordert een bedrag van €385,00 aan materiële schade en een bedrag van €1500,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter zitting is namens de benadeelde partij de materiële schade naar beneden bijgesteld, te weten naar €355,58 zodat het totaalbedrag €1855, 58 bedraagt.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen, maar dat het totaalbedrag over de drie verdachten moet worden verdeeld. Dit betekent dat elk van de verdachten aan de benadeelde partij een schade moet vergoeden van € 618,52 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit materiële schade is toegebracht en door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1500,-, zodat de vordering zal worden toegewezen
Aan het verzoek van de officier van justitie om de vordering, ingeval van toewijzing, niet hoofdelijk toe te wijzen, kan niet worden voldaan.
De gevorderde schade is ontstaan door de onrechtmatige gedragingen van verdachte en haar medeverdachten gezamenlijk. Uit de wet vloeit in dat geval voort dat verdachte en haar medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor vergoeding van die schade.
Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 februari 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van €1855,58 vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als haar behandelaars in overleg met de jeugdreclassering nodig achten, zal laten opnemen in
De CATAMARAN, kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie en orthopsychiatrie van het GGZE te Eindhoven, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met haar mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 1855,58 (zegge: achttienhonderdvijfenvijftig euro en achtenvijftig eurocent), bestaande uit € 355,58 aan materiële schade en € 1500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1855,58(hoofdsom,
zegge:
achttienhonderdvijfenvijftig euro en achtenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.P. van der Stroomen A.M.T.A. Verhagen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 18 februari 2019 te [pleegplaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas
(merk Urban Outfitters, kleur zwart) met daarin een portemonnee met inhoud,
een oplader, een powerbank, sleutels, geld en een identiteitsbewijs en/of
een koptelefoon (merk Sony kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (merk Urban Outfitters,
kleur zwart) met daarin een portemonnee met inhoud, een oplader, een
powerbank, sleutels, geld en een identiteitsbewijs en/of een koptelefoon (merk
Sony kleur zwart), in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met kracht aan de haren van die [slachtoffer] trekken, waardoor die [slachtoffer] op de
grond is gevallen en/of
- beetpakken van die [slachtoffer] en/of
- vasthouden van die [slachtoffer] en/of
- vastpakken van en/of (nogmaals) trekken aan de haren van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, met tot vuist gebalde hand(en) slaan tegen het
gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- tonen van een mes aan die [slachtoffer] en/of
- zwaaien met een mes voor het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] zeggen "ik ga je steken", althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bijlage II
Opgave van bewijsmiddelen
-1. De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 4 juli 2019;
-2. Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, door deze in de wettelijke vorm opgemaakt op 28 maart 2019, inhoudende de verklaring van de verdachte;
-3. Het proces-verbaal van politie nummer PL1700-2019051397-1 (pagina 1 e.v. van bijlagen van zaaksdossier [Naam] ), inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer] ;
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.