ECLI:NL:RBROT:2019:5778

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
10/047996-19, 10/093052-19, 10/056779-18, 09/818788-17 (tul) en 10/651053-16 (tul) (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ISD-maatregel na poging tot diefstal en diefstal met braak

Op 12 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan meerdere diefstallen en een poging tot diefstal. De verdachte, die op het moment van de zitting preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van diefstal in vereniging, diefstal met braak en poging tot diefstal. De tenlastelegging omvatte verschillende parketnummers, waaronder 10/047996-19, 10/093052-19 en 10/056779-18. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en vroeg om oplegging van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren, terwijl de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen werden afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten. De verdachte had bekend blikjes Passoa Jus te hebben gestolen en was betrokken bij meerdere diefstallen van alcoholische dranken in supermarkten en slijterijen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat de feiten ernstig waren, gezien zijn eerdere veroordelingen en het risico op recidive. De rechtbank legde de ISD-maatregel op, waarbij de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders werd geplaatst voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.

Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de diefstallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de benadeelde partijen moest vergoeden voor de materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing van de rechtbank benadrukte de noodzaak van een ISD-maatregel om de verdachte de juiste hulpverlening te bieden en de maatschappij te beschermen tegen zijn criminele gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummers: 10/047996-19, 10/093052-19, 10/056779-18, 09/818788-17 (tul) en 10/651053-16 (tul) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 12 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, te Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. P.H. van Akenborgh.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2019.

Tenlastelegging

Parketnummer 10/047996-19 en 10/056779-18
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Parketnummer 10/093052-19
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van
o 10/047996-19: het primair tenlastegelegde;
o 10/056779-18: het tenlastegelegde onder feit 1 en 2;
o 10/093052-19: het tenlastegelegde onder feit 1, 2 en 3 primair;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren;
  • primair afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde strafdelen in de zaken met parketnummers 09/818788-17 en 10/651053-16, subsidiair – voor zover de ISD-maatregel niet wordt opgelegd – tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde strafdelen.

Waardering van het bewijs

Parketnummers 10/047996-19, 10/056779-18 en 10/093052-19
Standpunt verdediging
In het dossier is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij de hem tenlastegelegde feiten blijkt. Derhalve dient integrale vrijspraak te volgen.
Beoordeling
De bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II bevatten de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring zal worden gebaseerd. Hierin ligt de verwerping van de bewijsverweren besloten. Daarbij geldt dat de verdachte ten aanzien van parketnummer 10/056779 feit 1 op de zitting heeft bekend blikjes Passoa Jus te hebben gestolen, zodat in zoverre met een opgave van de bewijsmiddelen volstaan kan worden.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
parketnummer 10-047996-19 (primair):
hij op 25 februari 2019 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om enig goed van hun gading, dat toebehoorde, aan [naam slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een deur en een slotplaat en een aluminiumstrip heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
parketnummer 10-056779-18:
1.
hij op 22 maart 2018 te Vlaardingen blikken Passoa Jus, die toebehoorden aan [naam supermarkt] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 9 maart 2018 te Maassluis een fles wodka (merk Belvedere), dat toebehoorde, aan [naam slijterij 1] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
parketnummer 10-093052-19:
1.
hij op 7 februari 2019 te Vlaardingen twee trays met blikjes rum en cola, die toebehoord
enaan [naam slijterij 2] heeft weggenomen met het oogmerk om zich
diewederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 4 maart 2019 te Vlaardingen twee trays met blikjes whisky en cola die toebehoorden aan [naam slijterij 2] heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
3. primair:
hij op 2 april 2019 te Vlaardingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed van zijn gading, dat toebehoorde, aan restaurant [naam restaurant] en/of [naam slachtoffer 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen of die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met een schroevendraaier, (een houtenbalk op) de deurpost en een slot heeft getracht te forceren terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10-047996-19 (primair):
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen;
parketnummer 10-056779-18:
1.
diefstal;

2.

diefstal;

parketnummer 10-093052-19:
1.
diefstal;

2.

diefstal;

3. primair:
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering maatregel

Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft in februari en maart 2019 in diverse supermarken en een slijterij alcoholische dranken gestolen. Verder heeft hij geprobeerd om bij een café en een restaurant in te breken. Dit zijn hinderlijke feiten die niet alleen financiële schade meebrengen, maar ook voor veel ergernis en overlast zorgen voor de winkeliers en het winkelpersoneel. In dit verband merkt de rechtbank op dat de kosten die met winkeldiefstallen gemoeid zijn uiteindelijk worden doorberekend aan klanten die wel voor hun aankopen betalen. Ook de inbraakpogingen bij de horecagelegenheden brengen overlast en financiële schade mee, omdat de verdachte daarbij sloten, een deur en een rolluik heeft beschadigd. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen en dat hij slechts zijn eigen gewin voor ogen had. Bovendien is dit handelen uitsluitend gestopt door ingrijpen van justitie.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat hij ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde onder parketnummer 10-093052-19 was geschorst onder voorwaarden met betrekking tot het tenlastegelegde onder parketnummer 10-047996-19. Bovendien liep hij in twee proeftijden verbonden aan voorwaardelijke veroordelingen, waarvan nu de tenuitvoerlegging aan de orde is.
Rapportages
Reclassering Nederland, afdeling Antes heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 mei 2019. In dit rapport staat dat de verdachte bekend is met problematisch middelengebruik sinds zijn toenmalige vriendin in 2011 de relatie beëindigde. De verdachte, die voordat de relatie tot een einde kwam als zzp-er werkte als allround tegelzetter en een eigen huis had, kon moeilijk omgaan met de relatiebreuk en raakte aan drugs verslaafd. Hij verloor zijn werk en zijn huis en raakte dakloos. De afgelopen jaren had verdachte weer een vriendin, die net als hij verslaafd was aan drugs, maar deze relatie is door de verdachte beëindigd omdat hij zich in die relatie gebruikt voelde. De indruk is dat de verdachte strafbare feiten is gaan plegen om in zijn middelengebruik te voorzien. Voorts heeft de verdachte op dit moment nog steeds geen onderdak, zinvolle dagbesteding of inkomen. De relatie met zijn familie is ernstig verstoord geraakt, zodat hij geen sociaal netwerk heeft waarop hij kan terugvallen. Hij loopt in proeftijden van twee eerdere veroordelingen, maar hulpverlening en begeleiding zijn tot op heden niet op gang gekomen. Hoewel de verdachte beseft dat er problemen zijn, verschijnt hij niet of nauwelijks op afspraken omdat het hem ontbreekt aan voldoende probleeminzicht en hij daarnaast (zorg)vermijdend gedrag vertoont. Er zijn zorgen dat ook een klinisch behandeltraject niet van de grond komt als dat niet aansluit op een detentie van de verdachte, omdat een eerder ingezet ambulant zorgtraject in een justitieel kader niet heeft geleid tot gedragsverandering van de verdachte vanwege zijn zorgmijdend gedrag (door de verdachte zelf omschreven als “hulpangst”). Het risico dat de verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt, wordt daarom nog steeds als hoog ingeschat. Alleen als een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd, kunnen de juiste kaders worden geboden om de verdachte naar (verslavings)hulpverlening te leiden, waarmee het risico dat hij in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt wordt verlaagd. Daarbij moet ook aandacht komen voor schuldhulpverlening, om de financiële problemen van de verdachte onder controle te krijgen. Ingeschat wordt dat de verdachte door een mogelijke lichte verstandelijke beperking en doordat hij zich afhankelijk en vermijdend opstelt, minder goed in staat is om zelfstandig zijn administratie en financiën te beheren. De reclassering adviseert dan ook oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
De psycholoog drs. O.C. van der Bent heeft op 16 mei 2019 gerapporteerd dat er geen contra-indicaties zijn voor oplegging van een ISD-maatregel.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verscheidene misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 juni 2019 in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en taakstraffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte weer strafbare feiten zal plegen. De tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Ook onderschrijft de rechtbank de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij weer stabiliteit in zijn leven ervaart omdat hij een nieuwe relatie heeft en voornemens is werk te zoeken. Daarmee geeft hij er echter blijk van de aard en de veelheid van zijn problemen te onderschatten. Als de verdachte er al in is geslaagd, zoals hij ter zitting heeft verklaard, niet langer afhankelijk te zijn van middelen, wil dat niet zeggen dat de verdachte ook in staat is zijn problemen met betrekking tot huisvesting, inkomen en schulden zelfstandig – dus zonder begeleiding van instanties – op te lossen. De rechtbank durft er ook niet op te vertrouwen dat de verdachte – zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard – bij zijn moeder of vriendin onderdak kan vinden.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. Gelet op de ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van eerdere veroordelingen, vereist de veiligheid van personen of goederen dat aan de verdachte een ISD-maatregel wordt opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest zodat de verdachte maximaal kan profiteren van de ISD-maatregel met alle daarbij behorende, passende hulpverlening op diverse levensgebieden. Een dergelijke maatregel strekt er mede toe de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
Alles afwegend wordt oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden geacht.

Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

[naam benadeelde 1]
Ten aanzien van parketnummer 10/056779-18 heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het onder feit 2 ten laste gelegde.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 98,50 aan materiële schade.
Beoordeling
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder feit 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 maart 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 98,50, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[naam benadeelde 2]
Ten aanzien van parketnummer 10/093052-19 heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van materiële schade als volgt:
- 1 fles Jack Daniels Gentleman Jack € 29,99;
- 2 trays à 24 stuks Baracoa rum en cola € 48,--;
- 2 trays à 12 stuks Jack Daniels whisky en cola
€ 57,36;
Totaal € 135,35.
Beoordeling
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen, met uitzondering van de fles Jack Daniels Gentleman Jack. De benadeelde partij zal voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard aangezien dit feit niet aan de verdachte ten laste is gelegd.
De benadeelde partij heeft gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 februari 2019 wat betreft de trays rum-cola en vanaf 4 maart 2019 wat betreft de trays whisky-cola.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 105,36, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 5 december 2016 van de politierechter in deze rechtbank (parketnummer 10/051053-16) is de verdachte ter zake van winkeldiefstal veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van drie weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 20 december 2016.
Bij vonnis van 8 september 2017 van de politierechter in de rechtbank ’s-Gravenhage (parketnummer 109/818788-17) is de verdachte ter zake van winkeldiefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan een gedeelte groot drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 4 oktober 2017.
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de daarbij geldende proeftijden gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten met betrekking tot parketnummer 10/056779-18 heeft de verdachte de aan beide vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de in voorwaardelijke vorm opgelegde gedeelten van de straffen worden gelast. De rechtbank ziet echter, gelijk het primaire verzoek van de officier van justitie, in de op te leggen ISD-maatregel reden die lasten niet te geven en de gevorderde tenuitvoerleggingen af te wijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 36f, 38m, 38n, 45, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
Parketnummer 10/047996-19
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
Parketnummer 10/056779-18
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals hiervoor omschreven heeft begaan;
Parketnummer 10/093052-19
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder feit 1, 2 en 3 primair, zoals hiervoor omschreven heeft begaan;
Parketnummers 10/047996-19, 10/056779-18 en 10/093052-19
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee (2) jaren;
Parketnummer 10/056779-18
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 98,50 (zegge: achtennegentig euro en vijftig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 98,50(hoofdsom,
zegge: achtennegentig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 98,50 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee
(2) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Parketnummer 10/093053-19
Veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag
van € 48,- (zegge: achtenveertig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening alsmede een bedrag van
€ 57,36 (zevenenvijftig euro en zesendertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 48,-(hoofdsom,
zegge: achtenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening alsmede
€ 57,36(hoofdsom,
zegge: zevenenvijftig euro en zesendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 105,36 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee
(2) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Parketnummer 10/651053-16
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 5 december 2016 van de politierechter te Rotterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
Parketnummers 09/818788-17
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 8 september 2017 van de politierechter van de rechtbank ’s-Gravenhage aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2019.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 10-047996-19
1.
primair
hij op of omstreeks 25 februari 2019 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om enig goed van zijn/hun gading, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, (met enig gereedschap) een deur en/of een slot(plaat) en/of een aluminiumstrip heeft getracht te forceren en/of heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 10-056779-18
1.
hij op of omstreeks 22 maart 2018 te Vlaardingen een of meerdere blik(ken) Passao Jus, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [naam supermarkt] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 9 maart 2018 te Maassluis een fles Vodka (merk Belvedere), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slijterij 1] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Parketnummer 10/093052-19
1.
hij op of omstreeks 7 februari 2019 te Vlaardingen twee trays met blikjes rum en cola, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slijterij 2] (gevestigd aan [adres delict] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 4 maart 2019 te Vlaardingen twee trays met blikjes whisky en cola, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slijterij 2] (gevestigd aan [adres delict] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
primair:
hij op of omstreeks 2 april 2019 te Vlaardingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan restaurant [naam restaurant] en/of [naam slachtoffer 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met een schroevendraaier, althans met enig gereedschap (een houtenbalk op) de deurpost en/of een slot heeft getracht te forceren en/of heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 2 april 2019 te Vlaardingen, opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of deurpost en/of een houten lat op de deurpost en/of een slot, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan een ander dan aan verdachte, te weten aan restaurant [naam restaurant] en/f [naam slachtoffer 3] , heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.