Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/007250-19
Datum uitspraak: 12 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. H.L. Bakker.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2019.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals ter terechtzitting gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 85 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met aangeefster en meewerken aan schuldhulpverlening, alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan;
- veroordeling van de verdachte tot een vrijheidsbeperkende maatregel inhoudende een contactverbod met de aangeefster voor de duur van twee jaren, bij overtreding waarvan (telkens) vervangende hechtenis van twee weken wordt toegepast met een maximum van zes maanden, en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan.
Waardering van het bewijs
Feit 1
De verdachte was op 8 januari 2019 samen met zijn partner, aangeefster [naam slachtoffer] , in hun woning aanwezig. Op enig moment is ruzie ontstaan, waarna de verdachte de aangeefster heeft geschopt tegen haar bovenlichaam. Als gevolg daarvan heeft zij letsel opgelopen in de vorm van een breuk in haar bovenarm direct onder de schouderkom.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is voor de conclusie dat de verdachte de aangeefster zwaar lichamelijk letsel toegebracht heeft. Een botbreuk is in algemene zin niet (zonder meer) aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. In een concrete zaak hangt dat oordeel samen met de overige omstandigheden. In dit geval was operatief medisch ingrijpen niet nodig en zijn er geen aanwijzingen dat van volledig herstel geen sprake kan zijn. De breuk in de bovenarm van het slachtoffer is daarom niet als zwaar lichamelijk letsel aan te merken. De verdachte zal worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde zware mishandeling.
Wel kan het handelen van de verdachte worden aangemerkt als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft zich opgetrokken aan de doucherails en het slachtoffer met zijn volle gewicht geschopt, waarbij hij haar in haar buik en tegen haar schouder raakte waardoor de botbreuk is ontstaan. Dat zijn gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hieruit wordt afgeleid dat de verdachte opzet heeft gehad om de aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Feit 2
De verdachte heeft bekend de aangeefster in de tenlastegelegde periode meermalen te hebben mishandeld. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Feit 3
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de ten laste gelegde bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht niet bewezen.
De pepermolen waarmee de verdachte heeft gedreigd heeft de vorm en de grootte van een honkbalknuppel. Met deze pepermolen in de hand heeft de verdachte gedreigd geweld tegen de aangeefster te gebruiken. Die woordelijke bedreiging in combinatie met het tonen van de pepermolen kon bij de aangeefster wel de redelijke vrees ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, maar niet de vrees dat zij het leven zou verliezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
subsidiair:
hij op 8 januari 2019 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
,met kracht tegen het bovenlichaam van voornoemde [naam slachtoffer]
heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 november 2017 tot en met 8 januari 2019 te Rotterdam zijn levensgezel, [naam slachtoffer] , heeft mishandeld door meermalen,
- te slaan tegen een oog en oor en het hoofd en de rug van die [naam slachtoffer] en
- te stompen tegen de arm van die [naam slachtoffer] en
- te schoppen en/of trappen tegen de benen en de buik en de rug en de schouder en
- met een dweil tegen de buik van die [naam slachtoffer] te slaan en
- met kracht aan de pols en/of arm van die [naam slachtoffer] te trekken en
- die [naam slachtoffer] aan haar arm over de grond te trekken
3 impliciet subsidiair
hij op 4 januari 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door aan die [naam slachtoffer] een pepermolen
in de vorm en grootte van een honkbalknuppelte tonen en haar hierbij dreigend de woorden toe te voegen "als jij mij nu niet genoeg seks gaat geven, dan ga ik je hiermee slaan",
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De bewezen feiten leveren op: