In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tegen M.P.S. Personnel Services B.V. Het verzoek van [verzoeker] om een transitievergoeding en billijke vergoeding werd afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een onregelmatige opzegging, maar van een overgang van onderneming.
[verzoeker] was sinds 2 oktober 2006 of 22 maart 2010 in dienst bij M.P.S. als heftruckchauffeur. M.P.S. had op 24 september 2013 een overeenkomst gesloten met [naam bedrijf 1] voor transportwerkzaamheden, waarbij de medewerkers van [naam bedrijf 1] van rechtswege in dienst kwamen bij M.P.S. In januari 2019 ging de uitvoering van deze werkzaamheden over naar [naam bedrijf 3], waarbij M.P.S. stelde dat er sprake was van een overgang van onderneming. [verzoeker] werd echter niet overgenomen door [naam bedrijf 3] en stelde dat zijn arbeidsovereenkomst niet op hen was overgegaan.
De rechter oordeelde dat de voorwaarden voor een overgang van onderneming waren vervuld, omdat de economische eenheid en de identiteit van de onderneming behouden waren gebleven. De rechter concludeerde dat het dienstverband van [verzoeker] per 1 januari 2019 op [naam bedrijf 3] was overgegaan, waardoor de arbeidsrelatie met M.P.S. was geëindigd. Het verzoek van [verzoeker] werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.