ECLI:NL:RBROT:2019:5637

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
10/120942-18, 96/160740-18 en 96/022715-19 (gev) vordering TUL VV: 10/181970-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en overtredingen van de Wegenverkeerswet

Op 11 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en overtredingen van de Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met daarnaast een vrijheidsbeperkende maatregel en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor acht maanden. De zaak betreft meerdere tenlasteleggingen, waaronder mishandeling van de levensgezel en het rijden onder invloed van alcohol en drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn levensgezel meermalen heeft mishandeld, waarbij hij onder andere een stanleymes heeft gebruikt en haar handen met tape heeft vastgebonden. Daarnaast heeft de verdachte op verschillende momenten een bromfiets bestuurd terwijl hij onder invloed was van amfetamine en alcohol. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de aangifte van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, en op basis van het bewijs heeft zij de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn justitiële verleden en de ernst van de feiten, en heeft besloten tot een gevangenisstraf en aanvullende maatregelen ter bescherming van de maatschappij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/120942-18, 96/160740-18 en 96/022715-19 (gev)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/181970-16
Datum uitspraak: 11 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. J.C.W.L. Grootjans, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding(en). De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.L.M. de L’Isle heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met bijzondere voorwaarden;
  • de maatregel ex artikel 38v sr strekkende tot beperking van de vrijheid voor twee jaar in de vorm van een contactverbod met [naam slachtoffer] , geboren [geboortedatum slachtoffer] , en een locatieverbod voor [naam pand] , [adres] , inclusief het bevel dat deze maatregel direct uitvoerbaar is;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/181970-16.

4.Waardering van het bewijs

Inzake parketnummer 10/120942-18

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de volgende handelingen niet bewezen kunnen worden:
- met een scooter tegen de benen, althans het lichaam te rijden en/of
- een brandende sigarettenpeuk op/tegen de buik, althans het lichaam te drukken.
De officier van justitie vraagt om de verdachte hiervan vrij te spreken.
Het overige ten laste gelegde acht zij wel wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat zij de periode beperkt tot 17 juni 2018 tot en met 19 juni 2018.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van de aangeefster onbetrouwbaar is en moet worden uitgesloten van het bewijs. Voor zover de rechtbank de verklaring van de aangeefster wel betrouwbaar acht, stelt de verdediging zich op het standpunt dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De verklaring wordt niet ondersteund door andere getuigenverklaringen of door medische stukken. Gelet hierop moet de verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat - in tegenstelling tot wat ten laste is gelegd - de periode moet worden beperkt tot 17 juni 2018 tot en met 19 juni 2018. Anders dan de verdediging acht de rechtbank de aangifte van 19 juni 2018 wel betrouwbaar omdat deze verklaring wordt ondersteund door de bewijsmiddelen, zoals het (aanvullende) rapport van de FARR, het aangetroffen stanleymes en de waarneming van de verbalisant over het letsel dat zichtbaar was bij de aangeefster en overeenkomt met haar verklaring. Gelet hierop acht de rechtbank het ten laste bewezen.
Inzake parketnummer 96-022715-19
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij op donderdag 30 mei 2018 - naar de rechtbank begrijpt donderdag 31 mei 2018 - omstreeks 23.30 uur op de Talmaweg een man met een donker shirt op een zilverkleurige scooter zag rijden. De verbalisanten kwamen naar aanleiding van een melding op 31 mei 2018 omstreeks 23.35 uur ter plaatse bij de Talmaweg en zagen een man en vrouw die voldeden aan het signalement van de melding. Tijdens het gesprek met de man, die later de verdachte bleek, roken de verbalisanten een alcohollucht. De verdachte werd onderworpen aan een voorlopig ademonderzoek en hieruit volgde een “A” indicatie, wat staat voor alcohol. Vervolgens is bij de verdachte bloed afgenomen door een arts. De uitslag van het NFI laat zien dat de verdachte onder invloed was van 1,35 milligram alcohol per milliliter bloed en 71 microgram amfetamine per liter bloed. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het ten laste gelegde onder voornoemd parketnummer bewezen.
Inzake 96-160740-18
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat zij op 19 juni 2018 achterop zat bij de verdachte terwijl hij speed had gebruikt en jenever had gedronken. Dit was een paar minuten voordat de politie is gebeld. De getuige [naam getuige 3] heeft eveneens verklaard dat hij op 19 juni 2018 een man op een zilverkleurige scooter zag rijden. Toen verbalisanten ter plaatse kwamen herkenden zij ambtshalve de verdachte. Zij roken dat de adem van de verdachte rook naar het gebruik van alcoholhoudende drank en dat de pupillen van de verdachte erg vernauwd waren en dat hij daarom hevig transpireerde. De verdachte weigerde vervolgens mee te werken aan een ademtest. Ook weigerde hij tweemaal mee te werken aan een bloedproef. De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat de verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan een bloedonderzoek terwijl de verdenking was gerezen dat hij onder invloed scooter had gereden.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Inzake parketnummer 10/120942-18
hij in de periode van
17 juni 2018tot en met 19 juni 2018 te Dordrecht, [naam slachtoffer] , heeft mishandeld door :
- met een stanleymes in de nek en rug, te
prikken en
- / tegen het gezichten/of het lichaam te
slaan en
- tegen het lichaam te schoppen en
- aan het haar te trekken en/
- de handen achter de rug vast te binden (met tape) en
- de keel dicht te knijpen en
- in de neus en in het gezicht te bijten en
- goederen (een rol tape ) tegen de
benen te gooien
Inzake parketnummer 10/022715-19
hij op 31 mei 2018 te Dordrecht, een voertuig, te weten een
tweewielige bromfiets, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2,
van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer,
aangewezen stof en alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de
Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een
onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn
bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof en alcohol 71
microgram amfetamine per liter bloed en 1,35 milligram ethanol per
milliliter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van
het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof en alcohol afzonderlijk
vermelde grenswaarde.
Inzake parketnummer 10/160740-18
hij op 19 juni 2018 te Dordrecht,
als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een
tweewielige bromfiets te hebben gehandeld in strijd met artikel
8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij
onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid
van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een
opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het
verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg
heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van
justitie , zich aan dat bloedonderzoek te
onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Inzake parketnummer 10/120942-18
Mishandeling, meermalen gepleegd;
Inzake parketnummer 96/160740-18
Overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Inzake parketnummer 96/022715-19
Overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zijn toenmalige vriendin mishandeld in zijn woning door haar te prikken in haar nek met een stanleymes waardoor zij snijwonden heeft opgelopen. Ook heeft hij haar handen vastgebonden met duct tape, haar geslagen en geschopt, aan haar haren getrokken en in haar neus en gezicht gebeten. Dit is een ernstig feit. Als gevolg van het handelen van de verdachte heeft het slachtoffer, die een relatie had met de verdachte, letsel, pijn en gevoelens van angst ondervonden en de rechtbank rekent dat de verdachte zwaar aan.
Verder heeft de verdachte op een bromfiets gereden onder invloed van drugs en alcohol en eenmaal de met redenen gevorderde bloedproef geweigerd. Door zijn handelen heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Zowel de verdachte, zijn medepassagier als de andere weggebruikers liepen door toedoen van de verdachte een verhoogd risico op verkeersongevallen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Antes Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 maart 2019. In dit rapport staat dat bij de verdachte er een patroon is ten aanzien van huiselijk geweld. De verdachte wordt gekend als iemand met een marginale sociaal-maatschappelijke situatie, zwakke zelfcontrole en beperkte sociale vaardigheden. Hulpverlening in het gedwongen ambulante kader heeft niet de gewenste vruchten afgeworpen. De verdachte heeft momenteel sterke gevoelens van wantrouwen jegens de hulpverlening. Gezien het justitiële verleden van de verdachte, zijn zelfbepalende houding, zijn weigering mee te werken aan diagnostiek en behandeling en zijn agressie jegens hulpverleners, ziet de reclassering geen meerwaarde in, en geen mogelijkheden tot, begeleiding in een ambulant kader.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Oplegging van een (geheel) voorwaardelijke straf, zoals betoogd door de verdediging, acht de rechtbank niet passend.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt voorts aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor [naam pand] en een contactverbod met het slachtoffer, mevrouw [naam slachtoffer] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens mevrouw [naam slachtoffer] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Verder ziet de rechtbank aanleiding verdachte een ontzegging op te leggen van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van nader te noemen duur.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 1 december 2016 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van vernieling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 16 december 2016.
8.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van voornoemd vonnis.
De verdediging heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen omdat zij vrijspraak bepleit heeft en subsidiair de proeftijd te verlengen indien mogelijk. Meer subsidiair verzoekt de verdediging de gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf aangezien de verdachte beschikt over een goede dagbesteding en huisvesting. Hij is goed op weg. Het zijn gedateerde feiten en een gevangenisstraf zal alleen maar contraproductief werken, aldus de verdediging.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Dat hij nu zijn dagbesteding en huisvesting op orde zou hebben, doet hier niet aan af. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 38v en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 163 en 176 van de Wegenverkeerswet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden onvoorwaardelijk;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel als bedoeld in 38v sr, strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in de omgeving van [naam pand] , [adres] , met ingang van heden;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met mevrouw [naam slachtoffer] , geboren [geboortedatum slachtoffer] , met ingang van heden;
3. zich tweewekelijks te melden bij een opsporingsambtenaar, verbonden aan een door de officier van justitie aan te wijzen politiebureau,
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
8 (acht) maanden;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 1 december 2016 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van
3 weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en B. Krijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Koreneef, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Inzake parketnummer 10/120942-18
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1
december 2017 tot en met 19 juni 2018 te Dordrecht, althans in
Nederland,
zijn levensgezel, [naam slachtoffer] ,
heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal:
- met een (stanley)mes in de nek en/of rug, althans in het lichaam te
prikken/krassen/snijden en/of
- ( met fles en/of een gordijnrails, althans een voorwerp) in/op/tegen de
zij en/of het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te
stompen/slaan en/of
- op/tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of
- aan het haar te trekken en/of
- de armen en/of handen achter de rug vast te binden (met tape) en/of
- de keel dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden en/of
- in de neus en/of lip, althans in het gezicht te bijten en/of
- goederen (een rol tape en/of een telefoon) tegen het hoofd en/of de
benen en/of het lichaam te gooien en/of
- met een scooter tegen de benen, althans tegen het lichaam te rijden
en/of
- een brandende sigarettenpeuk op/tegen de beuk, althans het lichaam
te drukken;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht)
Inzake parketnummer 96/160740-18
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te Dordrecht, in elk geval in Nederland,
als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een
tweewielige bromfiets/scooter te hebben gehandeld in strijd met artikel
8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij
onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid
van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een
opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het
verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg
heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van
justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie
aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te
onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art 163 lid 6 Wegenverkeerswet 1994)
Inzake parketnummer 96/022715-19
hij op of omstreeks 31 mei 2018 te Dordrecht, een voertuig, te weten een
tweewielige bromfiets, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2,
van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer,
aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de
Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een
onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn
bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof en/of alcohol 71
microgram amfetamine per liter bloed en/of 1,35 milligram ethanol per
milliliter bloed bedroeg, in elk geval zijnde hoger dan de in artikel 3 van
het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof en/of alcohol afzonderlijk
vermelde grenswaarde.
(art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994)