ECLI:NL:RBROT:2019:5631

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
10/960057-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ontnemingsvordering naar aanleiding van veroordeling voor drugshandel via het darkweb

Op 16 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in hard- en softdrugs via het darkweb. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering van de officier van justitie toegewezen, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat op € 1.019.212,22. De veroordeelde, die als leider van een groep handelde, heeft in een periode van drie jaar naar schatting meer dan vijfhonderd kilogram drugs verkocht, met een omzet die in de miljoenen euro's liep. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de veroordeelde zich ook voorafgaand aan de bewezenverklaarde periode met de handel in verdovende middelen bezighield.

De rechtbank verwierp de verweren van de raadsman, die betoogde dat de kosten voor het inkopen in darkwebwinkels in mindering moesten worden gebracht en dat de verkoop van ketamine niet als strafbaar feit kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat ketamine een werkzame stof is in de zin van de Geneesmiddelenwet en dat de veroordeelde zich schuldig had gemaakt aan een ander strafbaar feit. De rechtbank volgde de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zoals gepresenteerd in het financieel rapport en legde de verplichting op aan de veroordeelde om het geschatte bedrag aan de staat te betalen.

De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen, maar zag geen reden om van de vastgestelde betalingsverplichting af te wijken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/960057-18 (ontneming)
Datum uitspraak: 16 juli 2019
Tegenspraak

VONNIS

van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Sittard te Sittard,
raadsman mr. R. Jonkers, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 juni 2019 en 9 juli 2019.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van 16 juli 2019 is de veroordeelde onder meer veroordeeld voor - kort gezegd - het samen met anderen via internet verkopen en uitvoeren van harddrugs (feit 1) en softdrugs (feit 2). Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
VORDERING
De vordering van de officieren van justitie, mrs. B. van Unnik en C. Nij Bijvank, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt geschat op € 1.019.212,23. Daarnaast strekt de vordering tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geldbedrag.
De vordering van de officieren van justitie is gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, Sr. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld en andere strafbare feiten.
VERWEREN
De raadsman heeft de hoogte van de vordering betwist. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Ten onrechte is in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel de verkoop van ketamine meegenomen. De verkoop en uitvoer van ketamine is niet ten laste gelegd en ketamine is ook geen middel in de zin van de Opiumwet. Bovendien kan de verkoop en uitvoer van ketamine niet als ‘ander strafbaar feit’ in de zin van artikel 36e, tweede lid, Sr worden aangemerkt omdat ketamine niet zonder meer een geneesmiddel betreft in de zin van de Geneesmiddelenwet.
De veroordeelde heeft zich bij de (dark)webwinkels moeten inkopen om zich als verkoper te profileren. Deze kosten dienen op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering te worden gebracht.
STRAFBARE FEITEN WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Blijkens het vonnis van 16 juli 2019 is de veroordeelde onder meer veroordeeld ter zake van:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A, onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A, onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. [1]
In deze procedure wordt daarom als vaststaand aangenomen dat deze feiten door de veroordeelde zijn begaan.
In het vonnis is onder meer het volgende overwogen:
De verdachte heeft samen met anderen gedurende een periode van drie jaar via het internet soft- en harddrugs verkocht en afgeleverd in binnen- en buitenland. Hij heeft daarmee dezelfde hoeveelheden ook vervoerd en aanwezig gehad. Het bedrijf van de verdachte had een omzet die in de miljoenen euro’s liep. Een schatting op basis van extrapolatie van deze omzetcijfers leert dat het bedrijf van de verdachte meer dan 500 kilo drugs over de wereld heeft verstuurd naar tientallen landen.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er daarnaast voldoende aanwijzingen dat de veroordeelde ook andere strafbare feiten heeft begaan, waaruit hij voordeel heeft genoten. Op basis van de verklaring van de veroordeelde bij de politie [2] , het onderzoek naar verkoopaccounts van de darkwebwinkel [naam darkwebwinkel] [3] en het onderzoek naar de bitcoin-adressen van Bitonic en BTC, [4] is aannemelijk geworden dat de veroordeelde zich ook voorafgaand aan de in het vonnis bewezenverklaarde periode op internet bezig hield met de handel in verdovende middelen, waaronder MDMA, cocaïne, heroïne, wiet en ketamine.
BEOORDELING EN BEREKENING
Uit het financieel onderzoek genaamd [naam onderzoek] is gebleken dat de veroordeelde door de gepleegde misdrijven wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. [5]
De schatting van dit wederrechtelijk verkregen voordeel is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de wettige bewijsmiddelen in het vonnis van 16 juli 2019 en de in de voetnoten vermelde aanvullende wettige bewijsmiddelen. Het financieel rapport vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop de berekening berust.
Het voordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen wordt in het financieel rapport geschat op € 1.019.212,23. [6] De financieel rapporteur heeft bij de berekening van dit geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel in zijn rapport de concrete berekeningsmethode gehanteerd en het geschatte bedrag als volgt berekend.
Berekening
De omzet van vijf [naam darkwebwinkel] verkoopaccounts [7] € 1.030.179,59
De omzet van drie [naam darkwebsite] verkoopaccounts [8] € 252.397,46
De omzet van ontvangen cryptovaluta, afkomstig van dark markets [9] € 1.248.099,14 +
Totale omzet € 2.530.676,19
Minus inkoopkosten [10] € 1.264.081,73
en verzend-, transactie-, verpakkings-, huur- en omzettingskosten [11] € 247.382,24
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.019.212,22
De rechtbank zal de rapporteur in zijn berekening volgen, met correctie van de kennelijke telfout.
De verweren
Anders dan de raadsman, ziet de rechtbank geen aanleiding om op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel de winst uit de verkoop en uitvoer van ketamine in mindering te brengen. Ketamine is aan te merken als een werkzame stof in de zin van artikel 1, eerste lid onder x.1 van de Geneesmiddelenwet. [12] De veroordeelde heeft deze werkzame stof te koop aangeboden en uitgevoerd zonder dat hij beschikte over een daartoe benodigde registratie. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een ‘ander strafbaar feit’ in de zin van artikel 36e, tweede lid, Sr, namelijk overtreding van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet. [13] Uit dit feit heeft hij wederrechtelijk voordeel genoten.
De rechtbank volgt de verdediging evenmin in het betoog dat op het wederrechtelijk verkregen voordeel de kosten voor het ‘inkopen’ in darkwebwinkels in mindering moeten worden gebracht. De raadsman heeft niet nader onderbouwd dat de veroordeelde deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en ook overigens is uit het dossier niet gebleken van (concrete) betalingen die de veroordeelde heeft gedaan om zich bij de darkwebwinkels te profileren.
De verweren worden verworpen.
Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en het te betalen bedrag
De rechtbank zal het bedrag van
€ 1.019.212,22vaststellen als schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting wordt vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Er is in deze zaak geen reden om daarvan af te wijken.
Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank aan de veroordeelde de verplichting oplegt om dit gehele bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel aan de staat te betalen. Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 1.019.212,22 (zegge: één miljoen negentienduizend tweehonderdtwaalf euro en tweeëntwintig cent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van € 1.019.212,22 (zegge: één miljoen negentienduizend tweehonderdtwaalf euro en tweeëntwintig cent).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2019.

Voetnoten

1.Vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 juli 2019.
2.Proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 1] , op 19 april 2019 opgemaakt en inhoudende de verklaring van de verdachte.
3.Proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 2] , op 2 oktober 2018 opgemaakt en inhoudende het relaas van verbalisant [naam verbalisant 1] ; Proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 3] , op 12 oktober 2018 opgemaakt en inhoudende het relaas van verbalisant [naam verbalisant 2] ; Proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 4] , op 25 februari 2019 opgemaakt en inhoudende het relaas van verbalisant [naam verbalisant 2] .
4.Proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 5] , op 15 oktober 2018 opgemaakt en inhoudende het relaas van verbalisant [naam verbalisant 1] .
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex art. 36e 2e lid Sr, procesverbaalnummer [proces-verbaalnummer 6] , onderzoek [naam onderzoek] , op 24 mei 2019 opgemaakt door rapporteur [naam rapporteur] , werkzaam als inspecteur bij de Landelijke Eenheid, alsmede de daarbij behorende bijlagen (hierna: het financieel rapport).
6.Het financieel rapport, paragraaf 6.4, pagina 20.
7.Het financieel rapport, paragraaf 6.2.1, pagina’s 5-7.
8.Het financieel rapport, paragraaf 6.2.2, pagina’s 7-9.
9.Het financieel rapport, paragraaf 6.2.3, pagina’s 9-10.
10.Het financieel rapport, paragraaf 6.3.1, pagina’s 10-14.
11.Het financieel rapport, paragrafen, 6.3.2 tot en met 6.3.7, pagina’s 14-20.
12.Zie het vonnis van de Rechtbank Oost-Brabant van 24 augustus 2016 (ECLI:NL:RBOBR:2016:4602).
13.Overtreding van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet is strafbaar gesteld in de artikelen 1, onder 1°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.