ECLI:NL:RBROT:2019:5630

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
10/960057-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een groep mannen voor internationale drugshandel via het darkweb

Op 16 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een groep mannen die betrokken waren bij de handel in hard- en softdrugs via het darkweb. De hoofdverdachte, die als leider van de groep fungeerde, werd beschuldigd van het verkopen en afleveren van meer dan vijfhonderd kilogram drugs in een periode van drie jaar, met een omzet van miljoenen euro's. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk drugs had verhandeld en aanwezig had gehad, en dat hij daarbij gebruik maakte van een goed georganiseerde internetonderneming. De verdachte werd veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf, terwijl de officieren van justitie een eis van twaalf jaar hadden geformuleerd. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte als organisator en bedenker van de drugshandel, maar ook met zijn bekennende verklaring en persoonlijke omstandigheden. De medeverdachten kregen lichtere straffen, variërend van 14 tot 24 maanden gevangenisstraf. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de internationale dimensie van de drugshandel en de gezondheidsrisico's die dit met zich meebracht. Daarnaast werd een ontnemingsvordering van meer dan een miljoen euro toegewezen in een afzonderlijk vonnis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/960057-18
Datum uitspraak: 16 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
tijdens het onderzoek op de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Sittard te Sittard.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 5 juni 2019. Aanwezig waren de verdachte, zijn raadsman mr. R. Jonkers, advocaat te Amsterdam en de officieren van justitie mrs. B. van Unnik en C. Nij Bijvank.

Inleiding

In dit basisdeel van het vonnis licht de rechtbank in een leeswijzer de inhoud van de hoofdstukken van het vonnis kort toe. Ter illustratie van de zaak wordt daarna een deel van de strafmotivering weergegeven.

Leeswijzer

De verdachte wordt - kort samengevat - beschuldigd van het samen met anderen jarenlang aanwezig hebben van, handelen in en uitvoeren van hard- en softdrugs. De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank vindt de feiten bewezen. Ook omdat de verdachte de feiten heeft bekend. De bewezenverklaring komt erop neer dat de verdachte samen met anderen gedurende een periode van drie jaar via het darkweb soft- en harddrugs heeft verkocht en afgeleverd in binnen- en buitenland. Hij heeft daarmee dezelfde hoeveelheden ook vervoerd en aanwezig gehad. Ook heeft de verdachte samen met anderen een (handels)voorraad MDMA, heroïne en cocaïne van ruim twintig kilo en bijna vier kilo hennep in een woning aanwezig gehad.
De volledige bewezenverklaring, de bewijsmotivering en het overzicht van de bewijsmiddelen zijn in hoofdstuk 2 van dit vonnis opgenomen.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen. Welke dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 3 van dit vonnis. In dat hoofdstuk wordt ook de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
De officieren van justitie hebben een gevangenisstraf van twaalf jaar geëist. De rechtbank vindt een gevangenisstraf van zeven jaar genoeg. De redenen van die beslissing staan in hoofdstuk 4 van dit vonnis.
Hoofdstuk 5 van dit vonnis bevat de beslissingen over de inbeslaggenomen goederen.
Hoofdstuk 6 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters.

Illustratie

Een webshop voor drugs! De overeenkomsten in de bedrijfsvoering tussen legale internetgiganten en de darkwebwinkel in hard- en softdrugs van de verdachte dringen zich op. Ook in zijn ‘internetbedrijf’ met meerdere ‘medewerkers’ was het iedere dag raak met online bestellingen, inpakken, verzending, levering, planning en voorraadbeheer. Het assortiment was groot. Bijna iedere populaire drug en zelfs grondstoffen voor drugs waren met één klik te bestellen en met PostNL zo bij je in huis. Ongewild en ongemerkt werd PostNL zo een internationale distributeur van Nederlandse drugs.
De verdachte, de leider van de groep, heeft vrijwel dagelijks per gewone post drugs verstuurd naar afnemers in meer dan veertig verschillende landen. In een periode van ruim drie jaar heeft hij met zijn darkwebwinkel naar schatting meer dan vijfhonderd kilo drugs verkocht en miljoenen omzet behaald.
De verdachte bekommerde zich daarbij niet om de gezondsheidsrisico’s voor de jeugd van de wereld en had er lak aan dat hij de criminaliteit rondom de handel en productie van (synthetische) drugs in stand hield. Bovendien wordt Nederland in de wereld vaak gezien als drugs transit/traffic land met alle negatieve diplomatieke en economische gevolgen van dien. Het bedrijf van de verdachte bevestigt die aan Nederland toegeschreven rol bijna naadloos.
De handel in drugs via het darkweb is een vrij nieuw fenomeen. Voor wat betreft de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor in- en uitvoer van drugs en het dealen van drugs. De grote en internationale schaal waarop de handel plaatsvond en de lange duur daarvan is daarbij in strafverzwarende zin meegewogen. Ook de positie van de verdachte als bedenker, organisator en leidinggevende van het bedrijf, is in het nadeel van de verdachte meegewogen. Zijn uiteindelijke bekennende verklaring en persoonlijke omstandigheden werken in zijn voordeel.

Hoofdstuk 1: Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd wat is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de zitting van 8 november 2018 is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging luidt:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2015
tot en met 15 mei 2018 te [plaats delict 1] en/of [plaats delict 2] en/of [plaats delict 3] en/of
[plaats delict 4] en/of [plaats delict 5] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft
verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of heeft verstrekt
en/of aanwezig heeft gehad,
(telkens) één of meer (grote) hoeveelheden harddrugs, waaronder
MDMA-kristallen, MDMA-tabletten, cocaïne, amfetamine en/of heroïne, in elk
geval in totaal (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine en/of heroïne, zijnde (een) middel(en)
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2015
tot en met 15 mei 2018 te [plaats delict 1] en/of [plaats delict 2] en/of [plaats delict 3] en/of
[plaats delict 4] en/of [plaats delict 5] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft
verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of heeft verstrekt
en/of aanwezig heeft gehad,
(telkens) één of meer (grote) hoeveelheden softdrugs, waaronder hennep en/of
hasj, in elk geval in totaal (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende hennep en/of hasj, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 15 mei 2018 te [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een woning aan de [adres delict] te [plaats delict 1] ongeveer 20 kilogram
MDMA-pillen en/of 320 gram MDMA-kristallen en/of 120 gram heroïne en/of 83
gram cocaïne, en/of
-in een personenauto 105 MDMA-pillen,
in elk geval een (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA
en/of heroïne en/of cocaïne zijnde een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 15 mei 2018 te [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een woning aan de [adres delict] te [plaats delict 1] ongeveer 3,9 kilogram
hennep en/of 100 gram hasj, en/of
-in een personenauto 600 gram hennep,
in elk geval een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Hoofdstuk 2: Bewijs

2.1
Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie vinden dat al het ten laste gelegde kan worden bewezen.
2.2
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de volgende manier:
1.
hij in de periode van 23 mei 2015 tot en met 15 mei 2018 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied
van Nederland heeft gebracht en heeft verkocht en heeft afgeleverd en heeft
vervoerd en heeft verstrekt en aanwezig heeft gehad,
hoeveelheden MDMA-kristallen, MDMA-tabletten, cocaïne, amfetamine en
heroïne, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1.
2.
hij in de periode van 23 mei 2015 tot en met 15 mei 2018 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied
van Nederland heeft gebracht en heeft verkocht en heeft afgeleverd en heeft
vervoerd en heeft verstrekt en aanwezig heeft gehad,
hoeveelheden hennep en hasj, zijnde middelen als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II.
3.
hij op 15 mei 2018 te [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een woning aan de [adres delict] te [plaats delict 1] 20 kilogram MDMA-pillen en
320 gram MDMA-kristallen en 120 gram heroïne en
80gram cocaïne, en
-in een personenauto
104MDMA-pillen,
zijnde middel
enals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4.
hij op 15 mei 2018 te [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een woning aan de [adres delict] te [plaats delict 1] 3,9 kilogram hennep en 100
gram hasj, en
-in een personenauto 600 gram hennep,
zijnde middel
enals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.3
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen.
2.4
Opgave van bewijsmiddelen
Met een opgave van de bewijsmiddelen is volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen vrijspraak is bepleit.
1. De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 5 juni 2019.
2. Het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 1] , inhoudende de verklaring van de verdachte van 19 april 2019.
3. Een geschrift, te weten de schriftelijke verklaring van de verdachte, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 1] .
4. Paragraaf 4.4 (pagina’s 17-19) van het relaasproces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 2] (onderdeel van het zaaksdossier [naam zaaksdossier] ), inhoudende het relaas van de verbalisant.
5. Paragraaf 6.2 (pagina’s 29-31) van het relaasproces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 2] (onderdeel van het zaaksdossier [naam zaaksdossier] ), inhoudende het relaas van de verbalisant.
6. Paragraaf 6.5.1 tot en met 6.5.3 (pagina’s 34-36) van het relaasproces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 2] (onderdeel van het zaaksdossier [naam zaaksdossier] ), inhoudende het relaas van de verbalisant.
7. Het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 3] (pagina’s 262-275) van de doorgenummerde bijlagen van het zaaksdossier [naam zaaksdossier] ), inhoudende het relaas van de verbalisanten of één van hen.
8. Het proces-verbaal van politie nummer [naam zaaksdossier] / [proces-verbaalnummer 4] (pagina’s 514-520 van de doorgenummerde bijlagen van het zaaksdossier), inhoudende het relaas van de verbalisant.
9. Het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 5] (pagina’s 528-537 van de doorgenummerde bijlagen van het zaaksdossier [naam zaaksdossier] ), inhoudende het relaas van de verbalisanten of één van hen.
10. Het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 6] (pagina’s 538-539) van de doorgenummerde bijlagen van het zaaksdossier [naam zaaksdossier] ), inhoudende het relaas van de verbalisanten of één van hen.
11. Paragraaf 11.4 (pagina’s 76-78) van het relaasproces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 2] (onderdeel van het zaaksdossier [naam zaaksdossier] ), inhoudende het relaas van de verbalisant.
12. Het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 7] (pagina’s 569-570) van de doorgenummerde bijlagen van het zaaksdossier [naam zaaksdossier] ), inhoudende het relaas van de verbalisanten of één van hen.
13. Een geschrift, te weten een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 26 juli 2018, nummer [nummer verslag] , opgemaakt door ing. C.M.M. Diever-Heezen (pagina’s 52-54 van de doorgenummerde bijlagen van het zaaksdossier [naam zaaksdossier] ).

Hoofdstuk 3: Kwalificatie en strafbaarheid

3.1
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A, onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A, onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 3:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 4:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
3.2
Strafbaarheid feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
3.3
Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Hoofdstuk 4: Motivering straf

4.1
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen gedurende een periode van drie jaar via het internet soft- en harddrugs verkocht en afgeleverd in binnen- en buitenland. Hij heeft daarmee dezelfde hoeveelheden ook vervoerd en aanwezig gehad. Ook heeft de verdachte samen met anderen een (handels)voorraad MDMA, heroïne en cocaïne van ruim twintig kilo en bijna vier kilo hennep in een woning aanwezig gehad.
4.2
Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie hebben de verdachte getypeerd als een ‘drugsdealer 2.0’ gelet op de nieuwe digitale wijze van handel in drugs. Zij hebben een gevangenisstraf van twaalf jaar geëist. Bij het bepalen van die eis is volgens de officieren van justitie slechts beperkt teruggegrepen op bestaande zaken, OM richtlijnen en oriëntatiepunten straftoemeting van de rechtspraak. Die zijn vooral gebaseerd op hoeveelheden die vaak uitgaan van een uitvoer in één keer. Het simpelweg optellen van alle zelfstandige uitvoerhandelingen doet ook geen recht aan de zaak, omdat dan uit het oog wordt verloren dat iedere uitvoer weer een nieuwe keuze is. Daarnaast hebben de officieren van justitie gewezen op de leidende rol van de verdachte in het geheel. Hij is de hoofdverantwoordelijke, had de feitelijke leiding, coördineerde en organiseerde.
4.3
Standpunt verdediging
De strafeis is buitensporig hoog en staat niet in verhouding tot de feiten. Zeker niet in vergelijking met andere soortgelijke zaken. Er zit bovendien een zekere samenloop in de feiten. Ook voor drugshandel via het internet is namelijk altijd een voorraad nodig. Daarnaast is een groot deel van de verhandelde drugs XTC. Dit is een steeds meer geaccepteerde drug die met name in de partywereld wordt gebruikt. Het verhandelen van drugs op het internet in plaats van op straat en de betalingen in cryptovaluta in plaats van cash leidt tot minder ondermijnende criminaliteit dan bij de klassieke vormen van drugscriminaliteit.
De verdachte komt uit een achterstandswijk, heeft nooit een school afgemaakt en heeft een betrekkelijk eenvoudige levensstijl. De criminaliteit lag daardoor op de loer. Hij is nu terug op de goede weg, is realistisch en heeft open kaart gespeeld door een uitvoerige bekennende verklaring af te leggen. Dit moet een rol spelen in de straftoemeting.
4.4
Beoordeling
Een webshop voor drugs! De overeenkomsten in de bedrijfsvoering tussen legale internetgiganten en de darkwebwinkel in hard- en softdrugs van de verdachte dringen zich op. Ook in zijn ‘internetbedrijf’ met meerdere ‘medewerkers’ was het iedere dag raak met online bestellingen, inpakken, verzending, levering, planning en voorraadbeheer. Het assortiment was groot. Bijna iedere populaire drug en zelfs grondstoffen voor drugs waren met één klik te bestellen en met PostNL zo bij je in huis. Ongewild en ongemerkt werd PostNL zo een internationale distributeur van Nederlandse drugs.
Het bedrijf van de verdachte had een omzet die in de miljoenen euro’s liep. Een schatting op basis van extrapolatie van deze omzetcijfers leert dat het bedrijf van de verdachte meer dan vijfhonderd kilo drugs over de wereld heeft verstuurd naar meer dan veertig verschillende landen. De verdachte bekommerde zich daarbij niet om de gezondsheidsrisico’s voor de jeugd van de wereld. Bovendien wordt Nederland in de wereld vaak gezien als drugs transit/traffic land met alle negatieve diplomatieke en economische gevolgen van dien. Het bedrijf van de verdachte bevestigt die aan Nederland toegeschreven rol bijna naadloos. Deze internationale, bijna mondiale component en context moet in negatieve zin meewegen bij het bepalen van de hoogte van de straf.
De verdachte leefde in weelde en had er lak aan dat hij de criminaliteit in stand hield die rondom de handel en de productie van (synthetische) drugs vooral in het Brabantse en Limburgse land de laatste jaren grote vormen aanneemt. Ook al vindt de handel in de beslotenheid van het darkweb plaats, de verdachte is een schakel in de drugketen die veel rand- en gevolgcriminaliteit veroorzaakt. Dat een drug vooral in de partywereld wordt gebruikt en door veel mensen wordt geaccepteerd maakt genoemde gevaren en de strafwaardigheid van de drug niet minder.
Het handelen van de verdachte en zijn ‘medewerkers’ is betrekkelijk nieuw. In Nederland zijn pas een handvol vergelijkbare vonnissen beschikbaar waar op kan worden georiënteerd. Vergelijking met meer klassieke vormen van drugscriminaliteit ligt dan voor de hand. Vragen die daarbij opkomen zijn: is het handelen van de verdachten te vergelijken met de in- of uitvoer van een grote partij drugs? Of laat het zich beter vergelijken met het dealen van drugs, maar dan op grote en internationale schaal? Van beide klassieke vormen van drugscriminaliteit heeft het handelen van de verdachten strafwaardige elementen in zich. Daarom heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting op beide gebieden en gekeken naar uitspraken in soortgelijke en de wat meer klassieke druggerelateerde zaken.
Los daarvan is ook de periode van ruim drie jaar dat de verdachte zijn bedrijf voerde en de positie van de verdachte, als bedenker, organisator en leidinggevende van dat bedrijf in strafverzwarende zin bij de straftoemeting betrokken.
Bij het bepalen van de hoogte van straf heeft de rechtbank ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zo heeft de rechtbank er kennis van genomen dat de verdachte in 2013 en 2015 eerder is veroordeeld voor onder meer het aanwezig hebben van hard- en softdrugs. Mede vanwege het tijdsverloop dat sinds deze veroordelingen is verstreken, hebben deze veroordelingen bij de straftoemeting slechts een zeer beperkte (strafverzwarende) rol gespeeld.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van 7 november 2018 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgesteld. Uit dit rapport blijkt onder meer dat het risico op recidive hoog wordt ingeschat. De verdachte begeeft zich in het criminele (drugs)milieu en heeft geen zinvolle dagbesteding. Daarnaast is bij de verdachte sprake van een drugsprobleem waarvoor hij hulp wenst. De reclassering concludeert echter dat verdachte geen hulp van reclassering nodig heeft omdat hij over voldoende capaciteiten beschikt om zijn leven anders in te richten en (maatschappelijk) verantwoorde keuzes te maken als hij daarvoor kiest. Enkele maanden nadat de reclassering haar rapport had opgesteld, heeft de verdachte zijn proceshouding gewijzigd en de feiten die hem worden verweten, geheel bekend. Daarnaast is op de zitting gebleken dat de verdachte tijdens zijn detentie een leefstijltraining heeft gevolgd en dat hij voor zijn drugsprobleem hulp heeft gezocht. De verdachte neemt hiermee verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en heeft een eerste voorzichtige stap gezet om zijn leven in de toekomst zonder criminaliteit in te richten. De rechtbank weegt dit in het voordeel van de verdachte mee bij de straftoemeting.
4.5
Conclusie van de rechtbank
Als startpunt voor de hoogte van de straf is aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt voor de uitvoer van een grote partij drugs in een organiserende/leidinggevende rol en bij uitspraken in ‘soortgelijke’ zaken. Het basisdeel van de straf is dan zes jaar gevangenisstraf. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is gezegd moet de verspreidingscomponent in internationaal verband die aan het ‘nieuwe’ dealen van het bedrijf van de verdachte kleeft daarbij worden meegewogen. Dat deel van de straf wordt in het verlengde van het basisdeel van de straf begroot op anderhalf jaar gevangenisstraf. Wanneer de persoonlijke omstandigheden en de proceshouding van de verdachte bij de strafoplegging worden betrokken is een gevangenisstraf van zeven jaar passend en op haar plaats.
De straf wijkt af van de eis van de officieren van justitie. De officieren van justitie hebben min of meer dezelfde elementen meegewogen als de rechtbank. Deze elementen overtuigen de rechtbank, maar niet volledig in kwantitatieve zin. Een gevangenisstraf van twaalf jaar is voor nog ernstigere delicten.
4.6
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

Hoofdstuk 5: Beslissing ten aanzien van beslag

5.1
Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie vinden dat de in beslag genomen voorwerpen moeten worden verbeurd verklaard, worden onttrokken aan het verkeer of worden teruggegeven aan de verdachte. Een en ander zoals is vermeld op de door hen overgelegde beslaglijst in de kolom ‘Eindbeslissing’ (bijlage I bij dit vonnis). Daarbij wordt met ‘Onttrekken’ bedoeld de maatregel van onttrekking aan het verkeer omschreven in artikel 36b van het Wetboek van Strafrecht. Met ‘VV’ wordt bedoeld de straf verbeurdverklaring als omschreven in artikel 33 van het Wetboek van Strafrecht. Met ‘teruggave’ wordt bedoeld een last tot teruggave aan de verdachte.
5.2
Beoordeling
De rechtbank zal over de in beslag genomen voorwerpen beslissen zoals de officieren van justitie hebben gevraagd, met uitzondering van het onder 3 genoemde voorwerp.
- De onder nummers 2, 4, 10 tot en met 28, 30, 55, 79, 80, 85 en 92, zoals vermeld op de beslaglijst in de kolom ‘Compas’, genoemde voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en de bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan of voorbereid.
- Het onder nummer 86 genoemde voorwerp zal worden verbeurd verklaard. Het betreft een voorwerp dat aan de verdachte toebehoort en dat geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het bewezen feit is verkregen.
- De onder nummers 81 tot en met 84 genoemde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het betreffen voorwerpen met betrekking tot welke de bewezen feiten zijn begaan en die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
- Ten aanzien van het onder nummer 56 vermelde voorwerp zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
- Ten aanzien van het onder nummer 3 vermelde voorwerp zal een last worden gegeven tot bewaring voor de rechthebbende. Onduidelijk is aan wie het voorwerp toebehoort, terwijl ook niet kan worden vastgesteld dat de bewezen verklaarde feiten met betrekking tot of met behulp van dit voorwerp zijn begaan of dat dit voorwerp door middel van of uit de baten van de bewezenverklaarde feiten is verkregen.
Bij deze beslagbeslissingen is gelet op de artikelen 33, 33a, 33b, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

Hoofdstuk 6: Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals die in hoofdstuk 2 zijn omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de in hoofdstuk 3 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist als volgt ten aanzien van de voorwerpen op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen die als bijlage I aan dit vonnis is gehecht en als hier ingelast dient te worden beschouwd (waarbij is uitgegaan van de nummering in de kolom ‘Compas’):
  • verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de bewezen verklaarde feiten, de voorwerpen, genummerd 2, 4, 10 tot en met 28, 30, 55, 79, 80, 85 en 86 op de beslaglijst;
  • verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen, genummerd 81 tot en met 84 op de beslaglijst;
  • gelast de teruggave aan de verdachte van het voorwerp, genummerd onder 56 op de beslaglijst;
  • gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het voorwerp, genummerd onder 3 op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 16 juli 2019.