ECLI:NL:RBROT:2019:5629

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
10/960134-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een groep mannen voor grootschalige drugshandel via het darkweb

Op 16 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in hard- en softdrugs via het darkweb. De verdachte en zijn medeverdachten hebben in een periode van drie jaar meer dan vijfhonderd kilogram drugs verkocht, met een omzet van miljoenen euro's. De drugs werden per post verzonden naar afnemers in meer dan veertig landen. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van de handel, maar veroordeeld voor het aanwezig hebben van een handelsvoorraad drugs in zijn woning. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van veertien maanden opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de rol van de verdachte in de organisatie. De leider van de groep kreeg zeven jaar gevangenisstraf, terwijl andere medeverdachten tot 24 maanden gevangenisstraf zijn veroordeeld. De rechtbank heeft de strafmaat van de verdachte lager vastgesteld dan de eis van de officier van justitie, die drie jaar had gevorderd. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen behandeld en deze onttrokken aan het verkeer of verbeurd verklaard, afhankelijk van hun rol in de bewezen feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/960134-18
Datum uitspraak: 16 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan,
raadsman mr. A.A.J.L. van Elk de Freese, advocaat te Cuijk.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 5 juni en 9 juli 2019.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 8 november 2018 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. B. van Unnik en C. Nij Bijvank hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar met aftrek van voorarrest.

Waardering van het bewijs

Feit 1 en 2
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van drugs in de personenauto is niet wettig en overtuigend bewezen, omdat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over deze drugs had. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Feit 3 en 4
Uit de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten blijkt een zekere zweem van betrokkenheid van de verdachte bij de groep medeverdachten die zich bezig hield met de handel in en de uitvoer van verdovende middelen, zoals ook aan de verdachte onder 3 en 4 ten laste is gelegd. De door de officier van justitie opgevoerde omstandigheden zijn echter van onvoldoende gewicht om de verdachte aan te merken als medepleger van deze feiten.
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is daarom niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en daarna geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 15 mei 2018 te [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een woning aan de [adres delict] te [plaats delict 1] 20 kilogram
MDMA-pillen en 320 gram MDMA-kristallen en 120 gram heroïne en 80 gram
cocaïne, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 15 mei 2018 te [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een woning aan de [adres delict] te [plaats delict 1] 3,9 kilogram
hennep en 100 gram hasj, zijnde
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen een (handels)voorraad MDMA, heroïne en cocaïne van ruim twintig kilo en bijna vier kilo hennep in zijn woning aanwezig gehad.
Standpunt officier van justitie
De officieren van justitie hebben de verdachte getypeerd als één van de handlangers van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , die als organisator van drugshandel kan worden aangemerkt. Zij hebben een gevangenisstraf van drie jaar geëist. De hoogte van de strafeis is gebaseerd op een bewezenverklaring van alle vier de tenlastegelegde feiten, dus ook op het samen met anderen verkopen en uitvoeren van drugs. De hoogte van de straf is bovendien afgestemd op de hoogte van de strafeisen tegen de medeverdachten (twaalf jaar voor de organisator, zeven en vijf jaar voor de inpakkers/wegbrengers). Voor de verdachte geldt dat hij slechts een korte periode bij de groep betrokken was, maar hij heeft zich wel heel gemakkelijk laten overhalen om zijn huis als productielocatie en opslagruimte te laten gebruiken.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft geen gemakkelijk leven gehad en wordt steeds op zichzelf teruggeworpen. Deels door behoefte aan contact met de medemens en deels door gebrek aan financiële middelen heeft hij zich ingelaten met problemen. Gelet op zijn relatief geringe betrokkenheid bij de strafbare feiten is de door de officieren van justitie geëiste straf veel te hoog.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie baseert de rechtbank de strafmaat slechts op de bewezenverklaarde feiten 1 en 2, het aanwezig hebben van hard- en softdrugs. Van het samen met anderen verkopen en uitvoeren van drugs is hij vrijgesproken. Alleen al om die reden zal de straf lager zijn dan de eis.
De rechtbank is er niet blind voor dat de grote hoeveelheid hard- en softdrugs die in de woning van de verdachte is aangetroffen, in feite de handelsvoorraad was voor de grootschalige uitvoer van drugs via postpakketten door de medeverdachten. Toen bleek dat de opslag in de gehuurde Shurgard box niet langer veilig was voor de naspeuringen van de politie, werden de zwarte en de witte koffer met daarin hard- en softdrugs verplaatst naar de woning van de verdachte. Door zijn woning ter beschikking te stellen als veilige opbergplaats voor de ‘stash’ heeft de verdachte in feite deze georganiseerde internationale drugshandel gefaciliteerd. Die organisatie is door de rechtbank in het vonnis van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] getypeerd als een webshop voor drugs, waarbij een vergelijking is getrokken met de bedrijfsvoering van legale internetgiganten. In het ‘internetbedrijf’ met meerdere ‘medewerkers’ en een groot assortiment was het iedere dag raak met online bestellingen, inpakken, verzending, levering, planning en voorraadbeheer. Tegelijkertijd speelde de verdachte daarbij een vrij minimale rol. Niet voor niets heeft de rechtbank zijn bijdrage onvoldoende bevonden voor het medeplegen van de drugshandel en -uitvoer.
De rechtbank heeft er daarnaast kennis van genomen dat het strafblad van de verdachte geen recente veroordeling voor drugsfeiten bevat.
Conclusie van de rechtbank
Bij de bepaling van de hoogte van de straf is gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en op hetgeen hiervoor is overwogen. Gelet op de verhoudingen tussen de verschillende verdachten relateert de rechtbank de op te leggen straf ook aan de straffen die aan de medeverdachten worden opgelegd. Aan de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , de organisator, wordt een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar opgelegd. De rollen van de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] acht de rechtbank min of meer inwisselbaar. Aan hen wordt een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk opgelegd. De rol van de verdachte acht de rechtbank kleiner dan die van de [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] , nu hij is vrijgesproken van de drugshandel.
Wanneer de persoonlijke omstandigheden bij de strafoplegging worden betrokken is een gevangenisstraf van veertien maanden passend en op haar plaats.

In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal worden besloten conform de vordering van de officieren van justitie en zoals opgenomen in de door hen overgelegde beslaglijst. Deze lijst is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
De beslissing houdt het volgende in.
De onder nummers 1 tot en met 20, op de beslaglijst in de kolom ‘Compas’, genoemde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het betreffen voorwerpen met betrekking tot welke de bewezen feiten zijn begaan en waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet.
De onder nummers 21 tot en met 38 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard. Het betreffen voorwerpen met behulp van welke de bewezen feiten zijn begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 33, 33a, 33b, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10 en 11 van de Opiumwet.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist als volgt ten aanzien van de voorwerpen op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, die als bijlage III aan dit vonnis is gehecht en als hier ingelast dient te worden beschouwd (waarbij is uitgegaan van de nummering in de kolom ‘Compas’):
- verklaard verbeurd als bijkomende straf voor de bewezen verklaarde feiten, de voorwerpen, genummerd 1 tot en met 20 op de beslaglijst;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen, genummerd 21 tot en met 38 op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2019.
Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 mei 2018 te [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een woning aan de [adres delict] te [plaats delict 1] ongeveer 20 kilogram
MDMA-pillen en/of 320 gram MDMA-kristallen en/of 120 gram heroïne en/of 83 gram
cocaïne, en/of
-in een personenauto 105 MDMA-pillen,
in elk geval een (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA
en/of heroïne en/of cocaïne zijnde een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 15 mei 2018 te [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een woning aan de [adres delict] te [plaats delict 1] ongeveer 3,9 kilogram
hennep en/of 100 gram hasj, en/of
-in een personenauto 600 gram hennep,
in elk geval een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018
tot en met 15 mei 2018 te [plaats delict 1] en/of [plaats delict 2] en/of [plaats delict 3] en/of
[plaats delict 4] en/of [plaats delict 5] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft
verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of heeft verstrekt
en/of aanwezig heeft gehad,
(telkens) één of meer (grote) hoeveelheden harddrugs, waaronder
MDMA-kristallen, MDMA-tabletten, cocaïne, amfetamine en/of heroïne, in elk
geval in totaal (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine en/of heroïne, zijnde (een) middel(en)
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018
tot en met 15 mei 2018 te [plaats delict 1] en/of [plaats delict 2] en/of [plaats delict 3] en/of
[plaats delict 4] en/of [plaats delict 5] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft
verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of heeft verstrekt
en/of aanwezig heeft gehad,
(telkens) één of meer (grote) hoeveelheden softdrugs, waaronder hennep en/of
hasj, in elk geval in totaal (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende hennep en/of hasj, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet.