ECLI:NL:RBROT:2019:5628

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
10/960010-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een groep mannen voor internationale drugshandel via het darkweb

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in hard- en softdrugs via het darkweb. De verdachte, die als inpakker en wegbrenger fungeerde, was betrokken bij een organisatie die drugs per post verstuurde naar meer dan veertig landen. Gedurende een periode van drie jaar werd naar schatting meer dan vijfhonderd kilogram drugs verkocht, wat resulteerde in miljoenen euro's aan omzet. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een relatief kleine rol had en slechts enkele maanden betrokken was. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd, wat in zijn voordeel werkte. Uiteindelijk werd hij veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte in de organisatie, zijn blanco strafblad en de aanbevelingen van de reclassering. De leider van de organisatie kreeg een zwaardere straf van zeven jaar, terwijl een andere medeverdachte met een vergelijkbare rol dezelfde straf als de verdachte kreeg. De rechtbank benadrukte de ernst van de drugshandel en de internationale implicaties ervan, maar weegt ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/960010-18
Datum uitspraak: 16 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Sittard te Sittard,
raadsman mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 5 juni en 9 juli 2019.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 8 november 2018 overeenkomstig de vordering van de officieren van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. B. van Unnik en C. Nij Bijvank hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van voorarrest.

Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en daarna geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 1 december 2017 tot en met 15 mei 2018 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en heeft
verkocht en heeft afgeleverd en heeft vervoerd en heeft verstrekt
en aanwezig heeft gehad,
hoeveelheden MDMA-kristallen, MDMA-tabletten, cocaïne, amfetamine en heroïne, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
2.
hij in de periode van 1 december 2017
tot en met 15 mei 2018 in Nederland,tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en heeft
verkocht en heeft afgeleverd en heeft vervoerd en heeft verstrekten aanwezig heeft gehad,
hoeveelheden hennep en
hasj, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 15 mei 2018 te [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een woning aan de [adres delict] te [plaats delict 1] 20 kilogram
MDMA-pillen en 320 gram MDMA-kristallen en 120 gram heroïne en
80gram
cocaïne, en
-in een personenauto 104 MDMA-pillen,
zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 15 mei 2018 te [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een woning aan de [adres delict] te [plaats delict 1] 3,9 kilogram
hennep en 100 gram hasj, en
-in een personenauto 600 gram hennep,
zijnde
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A, onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A, onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen gedurende bijna een half jaar via het internet soft- en harddrugs verkocht en afgeleverd in binnen- en buitenland. Hij heeft daarmee dezelfde hoeveelheden ook vervoerd en aanwezig gehad. Ook heeft de verdachte samen met anderen een (handels)voorraad MDMA, heroïne en cocaïne van ruim twintig kilo en bijna vier kilo hennep in een woning aanwezig gehad.
Standpunt officier van justitie
De officieren van justitie hebben de verdachte getypeerd als één van de handlangers van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , die als organisator van deze drugshandel kan worden aangemerkt. Zij hebben een gevangenisstraf van vijf jaar geëist. De hoogte van de eis is afgestemd op de strafeisen tegen de medeverdachten (twaalf jaar voor de organisator, zeven en drie jaar voor twee andere inpakkers/wegbrengers). Bij het bepalen van die eisen is volgens de officieren van justitie slechts beperkt teruggegrepen op bestaande zaken, OM-richtlijnen en de oriëntatiepunten straftoemeting van de rechtspraak. Die zijn vooral gebaseerd op hoeveelheden die vaak uitgaan van een uitvoer in één keer. Het simpelweg optellen van alle zelfstandige uitvoerhandelingen doet ook geen recht aan de zaak, omdat dan uit het oog wordt verloren dat iedere uitvoer weer een nieuwe keuze is. Het betreft in totaal grote hoeveelheden, de verdachte moet er vrijwel dagelijks mee bezig zijn geweest. De verdachte vond het kennelijk een makkelijke manier van geld verdienen.
Standpunt verdediging
De strafeis past niet de bij de rol die de verdachte had in de organisatie. Hij leverde slechts de pakketjes in bij PostNL en pakte af en toe drugs in. Er was sprake van een gezagsverhouding met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Als inleveraar liep hij bovendien het meeste risico om herkend en gepakt te worden. In soortgelijke zaken worden - zelfs tegen de organisatoren - lagere straffen geëist en opgelegd. Hij wordt door de officieren van justitie terecht afgeschilderd als de ‘klusjesman’, die de hond van de moeder van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] moest uitlaten en voor hem als chauffeur moest optreden. De verdachte heeft er in de periode van vijf maanden ook hooguit enkele duizenden euro’s mee verdiend. De verdachte had niet door dat het om zo’n grote hoeveelheid drugs ging.
Bovendien dient de proceshouding van de verdachte bij de strafmaat te worden betrokken, hij was immers de eerste die bereid was een verklaring af te leggen. Tot slot wenst de verdachte begeleiding van de reclassering zoals geformuleerd in de geadviseerde bijzondere voorwaarden, zodat een voorwaardelijk strafdeel passend zou zijn.
Beoordeling
Een webshop voor drugs ! De overeenkomsten in de bedrijfsvoering tussen legale internetgiganten en de darkwebwinkel in hard- en softdrugs, waarvan aannemelijk is geworden dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] die rond 2014 startte en vier jaar runde, dringen zich op. Ook in zijn ‘internetbedrijf’ met meerdere ‘medewerkers’ was het iedere dag raak met online bestellingen, inpakken, verzending, levering, planning en voorraadbeheer. Het assortiment was groot. Bijna iedere populaire drug en zelfs grondstoffen voor drugs waren met één klik te bestellen en met PostNL zo bij je in huis. Ongewild en ongemerkt werd PostNL zo een internationale distributeur van Nederlandse drugs.
De verdachte was zo’n ‘medewerker’. Hij is vanaf december 2017 door [naam medeverdachte 1] bij deze drugshandel betrokken. Hij was erbij als de bestelde drugs bij de opslag in de Shurgard box werd opgehaald, hij hielp met inpakken en verzendklaar maken van de drugs en hij leverde de enveloppen en pakketten vervolgens in bij verschillende PostNL locaties in Limburg. Uit het dossier blijkt dat de verdachte en/of zijn medeverdachte - in elk geval in de periode waarin de pakketten zijn onderschept en de verdachten zijn geobserveerd - vrijwel dagelijks enveloppen en pakketten inleverde(n).
Het bedrijf van de verdachten had een omzet die in de miljoenen euro’s liep. Een schatting op basis van extrapolatie van deze omzetcijfers leert dat het door [naam medeverdachte 1] gerunde bedrijf in een periode van drie jaar meer dan vijfhonderd kilo drugs over de wereld heeft verstuurd naar meer dan veertig verschillende landen. De verdachte is slechts een korte periode actief geweest, maar alleen al in de maanden januari en februari 2018 zijn in totaal ruim 21.000 XTC-pillen en bijna zes kilo andere harddrugs onderschept. De verdachten bekommerden zich bij hun handel niet om de gezondsheidsrisico’s voor de jeugd van de wereld. Bovendien wordt Nederland in de wereld vaak gezien als drugs transit/traffic land met alle negatieve diplomatieke en economische gevolgen van dien. Het bedrijf bevestigt die aan Nederland toegeschreven rol bijna naadloos. Deze internationale, bijna mondiale component en context moet in negatieve zin meewegen bij het bepalen van de hoogte van de straf.
De verdachte wist heel goed dat hij met drugshandel bezig was. Hij en zijn medeverdachten hadden er lak aan dat zij de criminaliteit in stand hielden die rondom de handel en de productie van (synthetische) drugs vooral in het Brabantse en Limburgse land de laatste jaren grote vormen aanneemt. Ook al vindt de handel in de beslotenheid van het darkweb plaats, de verdachten vormen een schakel in de drugketen die veel rand- en gevolgcriminaliteit veroorzaakt. Dat een drug vooral in de partywereld wordt gebruikt en door veel mensen wordt geaccepteerd maakt genoemde gevaren en de strafwaardigheid van de drug niet kleiner.
Het handelen van de verdachten is betrekkelijk nieuw. In Nederland zijn pas een handvol vergelijkbare vonnissen beschikbaar waar op kan worden georiënteerd. Vergelijking met meer klassieke vormen van drugscriminaliteit ligt dan voor de hand. Vragen die daarbij opkomen zijn: is het handelen van de verdachten te vergelijken met de in- of uitvoer van een grote partij drugs; of laat het zich beter vergelijken met het dealen van drugs, maar dan op grote en internationale schaal? Van beide klassieke vormen van drugscriminaliteit heeft het handelen van de verdachten strafwaardige elementen in zich. Daarom heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting op beide gebieden en gekeken naar uitspraken in soortgelijke en de wat meer klassieke druggerelateerde zaken.
Uiteraard weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat zijn rol aanzienlijk kleiner was dan de rol van [naam medeverdachte 1] , de organisator van de drugshandel, en dat hij er een relatief korte periode bij betrokken is geweest. Bovendien neemt de rechtbank aan – hoewel de verdachte over de beloning niets heeft willen verklaren – dat de verdachte daarmee geen enorme bedragen heeft verdiend. Ook is de verdachte niet eerder voor dit soort feiten met politie en justitie in aanraking gekomen. Daarnaast weegt enigszins positief mee dat hij in zijn verklaringen grotendeels openheid van zaken heeft gegeven.
Reclassering Nederland heeft een rapport opgemaakt over de verdachte, dat de rechtbank ook in de strafmaat betrekt. In dit rapport van 4 april 2019 stelt de reclassering dat de verdachte zich gemakkelijk laat beïnvloeden door anderen, zodat een sociale vaardighedentraining op zijn plaats zou zijn. De reclassering schat het risico op herhaling in als laag. Bij oplegging van een voorwaardelijk strafdeel adviseert de reclassering als bijzondere voorwaarden een meldplicht en deelname aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden+.
Conclusie van de rechtbank
Als aanknopingspunt voor de hoogte van de straf is aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt voor de uitvoer van een grote partij drugs en bij uitspraken in ‘soortgelijke’ zaken. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen moet de verspreidingscomponent in internationaal verband die aan het ‘nieuwe’ dealen van het bedrijf van de verdachten kleeft daarbij aanvullend worden meegewogen. De rechtbank relateert, gelet op de verhoudingen tussen de verschillende verdachten en de duur van hun betrokkenheid bij de bewezenverklaarde misdrijven, de op te leggen straf ook aan de straffen die aan de medeverdachten worden opgelegd. Aan [naam medeverdachte 1] , de organisator, wordt een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar opgelegd. De rollen van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] acht de rechtbank min of meer inwisselbaar. De verdachte is, anders dan [naam medeverdachte 2] , wel veroordeeld voor het aanwezig hebben van de handelsvoorraad voor de drugshandel, maar daar staat tegenover dat de verdachte een blanco strafblad heeft. De rol van de medeverdachte [naam medeverdachte 3] acht de rechtbank wel kleiner dan die van de verdachte en [naam medeverdachte 2] , nu hij is vrijgesproken van de drugshandel.
Wanneer de persoonlijke omstandigheden, de proceshouding van de verdachte en het advies van de reclassering bij de strafoplegging worden betrokken, is een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, passend en op haar plaats. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de voorwaarden verbonden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
De straf is lager dan de eis van de officier van justitie. Dit wordt met name veroorzaakt door de lagere straf die aan de organisator, [naam medeverdachte 1] , wordt opgelegd.

In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen voorwerpen zullen conform de vordering van de officieren van justitie, zoals opgenomen in de door hen overgelegde beslaglijst (bijlage III), worden onttrokken aan het verkeer.
De voorwerpen, genoemd onder de nummers 5 tot en met 10 op de beslaglijst in de kolom ‘Compas’, zijn voorwerpen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Het voorhanden hebben van de onder nummer 11 genoemde pepperspray is strafbaar gesteld in artikel 26 van de Wet wapens en munitie. Het zonder vergunning aanwezig hebben van de onder nummers 12 (nummer door de rechtbank ingevuld bij het *) en 14 genoemde jammers is strafbaar gesteld in artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet. Met het voorhanden/aanwezig hebben van deze voorwerpen zijn dus strafbare feiten begaan. Het betreffen voorwerpen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10 en 11 van de Opiumwet.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland, Heerderweg 25 te Maastricht, telefonisch of face to face. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te oefenen;
2. de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie Cova+ of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist als volgt ten aanzien van de voorwerpen op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, die als bijlage III aan dit vonnis is gehecht en als hier ingelast dient te worden beschouwd (waarbij is uitgegaan van de nummering in de kolom ‘Compas’):
- onttrekt aan het verkeer de voorwerpen genummerd 5 tot en met 12 en 14 op de beslaglijst, die als bijlage bij dit vonnis is opgenomen en als hier ingelast dient te worden beschouwd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2019.
Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2017
tot en met 15 mei 2018 te [plaats delict 1] en/of [plaats delict 2] en/of [plaats delict 3] en/of
[plaats delict 4] en/of [plaats delict 5] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft
verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of heeft verstrekt
en/of aanwezig heeft gehad,
(telkens) één of meer (grote) hoeveelheden harddrugs, waaronder
MDMA-kristallen, MDMA-tabletten, cocaïne, amfetamine en/of heroïne, in elk
geval in totaal (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine en/of heroïne, zijnde (een) middel(en)
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2017
tot en met 15 mei 2018 te [plaats delict 1] en/of [plaats delict 2] en/of [plaats delict 3] en/of
[plaats delict 4] en/of [plaats delict 5] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft
verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of heeft verstrekt
en/of aanwezig heeft gehad,
(telkens) één of meer (grote) hoeveelheden softdrugs, waaronder hennep en/of
hasj, in elk geval in totaal (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende hennep en/of hasj, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 15 mei 2018 te [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een woning aan de [adres delict] te [plaats delict 1] ongeveer 20 kilogram
MDMA-pillen en/of 320 gram MDMA-kristallen en/of 120 gram heroïne en/of 83 gram
cocaïne, en/of
-in een personenauto 105 MDMA-pillen,
in elk geval een (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA
en/of heroïne en/of cocaïne zijnde een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 15 mei 2018 te [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een woning aan de [adres delict] te [plaats delict 1] ongeveer 3,9 kilogram
hennep en/of 100 gram hasj, en/of
-in een personenauto 600 gram hennep,
in elk geval een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.