ECLI:NL:RBROT:2019:5627

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
10/960046-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een groep mannen voor internationale drugshandel via het darkweb

Op 16 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in hard- en softdrugs via het darkweb. De verdachte, die als inpakker en wegbrenger fungeerde, was betrokken bij een organisatie die drugs verstuurde naar meer dan veertig landen. In de periode van ruim drie jaar werd naar schatting meer dan vijfhonderd kilogram drugs verkocht, met een omzet van miljoenen euro's. De verdachte had een relatief kleine rol en was slechts enkele maanden actief in de drugshandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordelingen voor drugsfeiten, in zijn voordeel werd beïnvloed door zijn bekennende verklaring. De eis van de officier van justitie was zeven jaar gevangenisstraf, maar de rechtbank legde een straf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte in vergelijking met de medeverdachten en de korte periode van betrokkenheid. De uitspraak benadrukt de ernst van de drugshandel en de internationale implicaties ervan, evenals de noodzaak van een passende straf die recht doet aan de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/960046-18
Datum uitspraak: 16 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Sittard te Sittard,
raadsman mr. A.L. Rinsma, advocaat te Maastricht.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 5 juni en 9 juli 2019.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. B. van Unnik en C. Nij Bijvank hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van voorarrest.

Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en daarna geen vrijspraak is bepleit. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat de verdediging met de opmerkingen over de tenlastegelegde periode heeft bedoeld een strafmaatverweer te voeren. De rechtbank zal dit verweer dan ook bij de motivering van de straf bespreken.
Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 14 februari 2017
tot en met 15 mei 2018 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en heeft
verkocht en heeft afgeleverd en heeft vervoerd en heeft verstrekt en aanwezig heeft gehad,
hoeveelheden MDMA-kristallen, MDMA-tabletten, cocaïne, amfetamine en heroïne, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
2.
hij in de periode van 14 februari 2017
tot en met 15 mei 2018 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en heeft verkocht en heeft afgeleverd en heeft vervoerd en heeft verstrekt
en aanwezig heeft gehad,
hoeveelheden hennep en hasj, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A, onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A, onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen via het internet soft- en harddrugs verkocht en afgeleverd in binnen- en buitenland. De verdachte heeft daarmee dezelfde hoeveelheden ook vervoerd en aanwezig gehad.
Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie hebben de verdachte getypeerd als één van de handlangers van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , die als organisator van deze drugshandel kan worden aangemerkt. Zij hebben een gevangenisstraf van zeven jaar geëist. De hoogte van de eis is afgestemd op de strafeisen tegen de medeverdachten (twaalf jaar voor de organisator, vijf en drie jaar voor twee andere inpakkers/wegbrengers). Bij het bepalen van die eisen is volgens de officieren van justitie slechts beperkt teruggegrepen op bestaande zaken, OM-richtlijnen en oriëntatiepunten straftoemeting van de rechtspraak. Die zijn vooral gebaseerd op hoeveelheden die vaak uitgaan van een uitvoer in één keer. Het simpelweg optellen van alle zelfstandige uitvoerhandelingen doet ook geen recht aan de zaak, omdat dan uit het oog wordt verloren dat iedere uitvoer weer een nieuwe keuze is. Het betreft in totaal grote hoeveelheden, de verdachte moet er vrijwel dagelijks mee bezig zijn geweest. De verdachte vond het kennelijk een makkelijke manier van geld verdienen. De officieren van justitie zijn bij de bepaling van de strafeis ervan uitgegaan dat de verdachte ruim vijftien maanden bij de drugshandel betrokken was.
Standpunt verdediging
De verdachte is pas vanaf december 2017 bij de drugshandel betrokken geraakt. Het enkele ophalen van kleurstoffen en in ontvangst nemen van een tabletteermachine voor de medeverdachte [naam medeverdachte 1] in de loop van 2017 is onvoldoende voor het aannemen van een langere periode. De verdachte is via legale werkzaamheden voor [naam medeverdachte 1] in de illegaliteit beland. Hij was blij werk te hebben en bezig te kunnen zijn. Hij heeft daarbij verkeerde keuzes gemaakt, maar hij is er zelf ook mee gestopt. De thuissituatie van de verdachte is nijpend, nu zijn vriendin met drie kleine kinderen is achtergebleven en er problemen zijn met één van de dochters. Passend zou zijn een hele forse stok achter de deur in combinatie met een reclasseringstoezicht.
Beoordeling
Een webshop voor drugs ! De overeenkomsten in de bedrijfsvoering tussen legale internetgiganten en de darkwebwinkel in hard- en softdrugs, waarvan aannemelijk is geworden dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] die rond 2014 startte en vier jaar runde, dringen zich op. Ook in zijn ‘internetbedrijf’ met meerdere ‘medewerkers’ was het iedere dag raak met online bestellingen, inpakken, verzending, levering, planning en voorraadbeheer. Het assortiment was groot. Bijna iedere populaire drug en zelfs grondstoffen voor drugs waren met één klik te bestellen en met PostNL zo bij je in huis. Ongewild en ongemerkt werd PostNL zo een internationale distributeur van Nederlandse drugs.
De verdachte was zo’n ‘medewerker’. De verdachte was erbij als de bestelde drugs bij de opslag in de Shurgard box werd opgehaald, hij hielp met inpakken en verzendklaar maken van de drugs en hij leverde de enveloppen en pakketten vervolgens in bij verschillende PostNL locaties in Limburg. Uit het dossier blijkt dat de verdachte en/of zijn medeverdachte – in elk geval in de periode waarin de pakketten zijn onderschept en de verdachten zijn geobserveerd – vrijwel dagelijks enveloppen en pakketten inleverde(n). Weliswaar is de verdachte half maart 2018 gestopt, maar dit had te maken met slechte uitbetaling door [naam medeverdachte 1] en niet zozeer met het inzien van zijn strafbare handelen. Bovendien zette de verdachte, zo verklaart hij, liever zelf een handeltje in softdrugs op. Ten tijde van zijn aanhouding had hij zelf al een goedlopende account op het darkweb met een eigen klantenkring.
De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor een bijdrage van voldoende gewicht van de verdachte aan de drugshandel in de periode voorafgaand aan december 2017. Voor de strafmaat gaat de rechtbank er dan ook vanuit dat hij vanaf december 2017 door [naam medeverdachte 1] bij de drugshandel is betrokken, zodat deze een periode van ruim drie maanden bestrijkt.
Het bedrijf van de verdachten had een omzet die in de miljoenen euro’s liep. Een schatting op basis van extrapolatie van deze omzetcijfers leert dat het door [naam medeverdachte 1] gerunde bedrijf in een periode van drie jaar meer dan vijfhonderd kilo drugs over de wereld heeft verstuurd naar meer dan veertig verschillende landen. De verdachte is slechts een korte periode actief geweest, maar alleen al in de maanden januari en februari 2018 zijn ruim 21.000 XTC-pillen en bijna zes kilo andere harddrugs onderschept. De verdachten bekommerden zich bij hun handel niet om de gezondsheidsrisico’s voor de jeugd van de wereld. Bovendien wordt Nederland in de wereld vaak gezien als drugs transit/traffic land met alle negatieve diplomatieke en economische gevolgen van dien. Het bedrijf bevestigt die aan Nederland toegeschreven rol bijna naadloos. Deze internationale, bijna mondiale component en context moet in negatieve zin meewegen bij het bepalen van de hoogte van de straf.
De verdachte wist heel goed dat hij met drugshandel bezig was. Hij en zijn medeverdachten hadden er lak aan dat zij de criminaliteit in stand hielden die rondom de handel en de productie van (synthetische) drugs vooral in het Brabantse en Limburgse land de laatste jaren grote vormen aanneemt. Ook al vindt de handel in de beslotenheid van het darkweb plaats, de verdachten vormen een schakel in de drugketen die veel rand- en gevolgcriminaliteit veroorzaakt. Dat een drug vooral in de partywereld wordt gebruikt en door veel mensen wordt geaccepteerd maakt genoemde gevaren en de strafwaardigheid van de drug niet kleiner.
Het handelen van de verdachten is betrekkelijk nieuw. In Nederland zijn pas een handvol vergelijkbare vonnissen beschikbaar waar op kan worden georiënteerd. Vergelijking met meer klassieke vormen van drugscriminaliteit ligt dan voor de hand. Vragen die daarbij opkomen zijn: is het handelen van de verdachten te vergelijken met de in- of uitvoer van een grote partij drugs; of laat het zich beter vergelijken met het dealen van drugs, maar dan op grote en internationale schaal? Van beide klassieke vormen van drugscriminaliteit heeft het handelen van de verdachten strafwaardige elementen in zich. Daarom heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting op beide gebieden en gekeken naar uitspraken in soortgelijke en de wat meer klassieke druggerelateerde zaken.
Uiteraard weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat zijn rol aanzienlijk kleiner was dan de rol van [naam medeverdachte 1] , de organisator van de drugshandel, en dat hij er een relatief korte periode bij betrokken is geweest. Bovendien leidt de rechtbank uit de verklaring van de verdachte af dat hij daarmee geen enorme bedragen heeft verdiend. Daarnaast weegt positief mee dat hij in zijn verklaringen openheid van zaken heeft gegeven. In zijn nadeel werkt zijn strafblad, de verdachte is namelijk eerder voor de teelt en het aanwezig hebben van softdrugs veroordeeld.
Reclassering Nederland heeft een rapport opgemaakt over de verdachte, dat de rechtbank ook in de strafmaat betrekt. In dit rapport van 29 oktober 2018 stelt de reclassering onder meer dat de verdachte in het verleden problematisch veel softdrugs gebruikte, waarvoor een middelencontrole wordt geadviseerd. De reclassering schat het risico op herhaling in als gemiddeld. Bij oplegging van een voorwaardelijk strafdeel adviseert de reclassering als bijzondere voorwaarden een meldplicht en het meewerken aan middelencontroles.
Conclusie van de rechtbank
Als aanknopingspunt voor de hoogte van de straf is aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt voor de uitvoer van een grote partij drugs en bij uitspraken in ‘soortgelijke’ zaken. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen moet de verspreidingscomponent in internationaal verband die aan het ‘nieuwe’ dealen van het bedrijf van de verdachten kleeft daarbij aanvullend worden meegewogen. De rechtbank relateert, gelet op de verhoudingen tussen de verschillende verdachten en de duur van hun betrokkenheid bij de bewezenverklaarde misdrijven, de op te leggen straf ook aan de straffen die aan de medeverdachten worden opgelegd. Aan [naam medeverdachte 1] , de organisator, wordt een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar opgelegd. De rollen van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] acht de rechtbank min of meer inwisselbaar. De verdachte heeft, anders dan [naam medeverdachte 2] , een strafblad waarop Opiumwetfeiten staan, maar daar staat tegenover dat de verdachte niet is veroordeeld voor het aanwezig hebben van de handelsvoorraad voor de drugshandel. De rol van de medeverdachte [naam medeverdachte 3] acht de rechtbank wel kleiner dan die van de verdachte en [naam medeverdachte 2] , nu hij is vrijgesproken van de drugshandel.
Wanneer de persoonlijke omstandigheden, de proceshouding van de verdachte en het advies van de reclassering bij de strafoplegging worden betrokken is een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, passend en op haar plaats. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de voorwaarden verbonden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
De straf is lager dan de eis van de officier van justitie. Dit wordt met name veroorzaakt door de lagere straf die aan de organisator, [naam medeverdachte 1] , wordt opgelegd. Bovendien houdt de rechtbank rekening met een kortere pleegperiode dan de officier van justitie.

In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal worden besloten conform de vordering van de officieren van justitie en zoals opgenomen in de door hen overgelegde beslaglijst. Deze lijst is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
De beslissing houdt het volgende in.
De onder nummers 2 en 6 (zoals vermeld in de kolom ‘Compas’) genoemde voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen zijn tot het begaan van de bewezen misdrijven bestemd.
De onder nummers 3, 4 en 5 vermelde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet. De voorwerpen behoren toe aan de verdachte, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten aangetroffen en deze kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Ten aanzien van het onder nummer 1 vermelde voorwerp zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 33b, 36b, 36d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10 en 11 van de Opiumwet.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen twee dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis melden bij GGZ Reclassering Mondriaan, Meezenbroekerweg 1, Heerlen, telefoon 088 506 8888. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Hij dient zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
2. de veroordeelde zal, indien de reclassering dit nodig acht, meewerken aan controle op het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest), urineonderzoek en bloedonderzoek;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist als volgt ten aanzien van de voorwerpen op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen die als bijlage bij dit vonnis is opgenomen en als hier ingelast dient te worden beschouwd (waarbij is uitgegaan van de nummering in kolom ‘Compas’):
- verklaard verbeurd als bijkomende straf voor de bewezen verklaarde feiten, de voorwerpen, genummerd 2 en 6 op de beslaglijst;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen, genummerd 3, 4 en 5 op de beslaglijst;
- gelast de teruggave van het voorwerp, genummerd onder 1 op de beslaglijst;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2019.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 februari 2017
tot en met 22 maart 2018 te [plaats delict 1] en/of [plaats delict 2] en/of [plaats delict 3] en/of
[plaats delict 4] en/of [plaats delict 5] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft
verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of heeft verstrekt
en/of aanwezig heeft gehad,
(telkens) één of meer (grote) hoeveelheden harddrugs, waaronder
MDMA-kristallen, MDMA-tabletten, cocaïne, amfetamine en/of heroïne, in elk
geval in totaal (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine en/of heroïne, zijnde (een) middel(en)
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 februari 2017
tot en met 22 maart 2018 te [plaats delict 1] en/of [plaats delict 2] en/of [plaats delict 3] en/of
[plaats delict 4] en/of [plaats delict 5] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft
verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of heeft verstrekt
en/of aanwezig heeft gehad,
(telkens) één of meer (grote) hoeveelheden softdrugs, waaronder hennep en/of
hasj, in elk geval in totaal (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende hennep en/of hasj, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet.