ECLI:NL:RBROT:2019:5625

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
10/997543-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van professioneel vuurwerk in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk in vereniging. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ingeschreven op het adres [adres verdachte], [woonplaats verdachte]. De officier van justitie, mr. M. van Heemst, had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte 836 stuks professioneel vuurwerk, te weten Super Cobra 6, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad in de periode van 1 september 2018 tot en met 15 november 2018, te Papendrecht en Alblasserdam. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het ten laste gelegde, maar heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de overige beschuldigingen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte was 19 jaar oud ten tijde van het delict en had geen eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, samen met een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte zich bewust was van de risico's die het opslaan van illegaal vuurwerk met zich meebracht en dat hij zich had laten leiden door financieel gewin en sensatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/997543-18
Datum uitspraak: 28 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.C. Herrewijnen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Heemst heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk aan een ander;
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte professioneel vuurwerk ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] , zodat de verdachte van dit deel van de tenlastelegging zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte kan slechts worden verweten dat hij 10 pakjes Cobra’s 6, het aantal dat bij hem in de auto is aangetroffen, voorhanden heeft gehad en niet het aantal Cobra’s 6 die bij de oma van zijn medeverdachte thuis zijn aangetroffen. Hiervoor dient derhalve partiële vrijspraak te volgen.
De verdachte wist voorts niet dat de medeverdachte het vuurwerk op een onveilige plek zou opslaan, zodat het opzet daarop niet bewezen kan worden.
4.2.2.
Beoordeling
Voorhanden hebben
Gelet op de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte bij de politie en op de verklaring van de verdachte ter zitting, is er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het kopen van illegaal vuurwerk. De verdachte heeft met dit doel 300 pakjes à 3 stuks Cobra’s 6 gekocht en deze pakjes alleen, zonder de medeverdachte, met de auto opgehaald en vervoerd en op enig moment overgedragen en meegegeven aan de medeverdachte. Daarmee staat vast dat de verdachte de gehele voorraad Cobra’s 6 voorhanden heeft gehad.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Opslag
Weliswaar volgt niet uit het dossier dat de verdachte precies wist waar het vuurwerk door de medeverdachte was opgeslagen, maar wel dat de medeverdachte de gehele voorraad vuurwerk ergens voor hen zou opslaan. De verdachte wilde het immers zelf niet in huis hebben. Door het vuurwerk over te dragen aan en mee te geven met de medeverdachte is het opzet van de verdachte al dan niet in voorwaardelijke zin gericht op het opslaan van het vuurwerk. Het risico dat het vuurwerk zou worden opgeslagen op zo’n onveilige locatie als bij oma thuis, heeft de verdachte met zijn handelen welbewust aanvaard en op de koop toegenomen.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode samen met zijn medeverdachte 836 stuks professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 1 september 2018 tot en met 15 november 2018, te Papendrecht en te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk, professioneel vuurwerk, te weten 836, stuks (Super)
Cobra 6, bestemd voor particulier gebruik, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en opslaan van een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte een handel in professioneel zwaar vuurwerk opgezet. Hij heeft met dit doel een aanzienlijke handelsvoorraad van honderden Super Cobra’s 6 besteld en opgehaald en aan zijn medeverdachte meegegeven. Die voorraad heeft zijn medeverdachte gedurende een aantal weken bewaard bij zijn oma in huis in een kast van haar slaapkamer. De verdachte heeft op een later tijdstip een aantal stuks van die partij van de medeverdachte meegekregen omdat de verdachte er een koper voor had.
Door illegaal vuurwerk op te slaan en in omloop te brengen heeft de verdachte onverantwoorde risico’s genomen en de algemene veiligheid van personen en goederen ernstig in gevaar gebracht. Indien het vuurwerk tot ontbranding was gekomen, zouden de gevolgen voor de oma van zijn medeverdachte, omwonenden en woningen in de buurt desastreus kunnen zijn geweest. Het gaat om professioneel vuurwerk dat krachtige explosies teweeg brengt, vergelijkbaar met de kracht van een handgranaat. Ook is algemeen bekend dat bij het afsteken van dergelijk professioneel en zwaar vuurwerk door particulieren met regelmaat iets fout gaat en vaak ernstig letsel aan personen en schade aan goederen veroorzaakt. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. De verdachte heeft niet stilgestaan bij deze risico’s en heeft zich kennelijk laten leiden door het financieel gewin en de spanning en sensatie van het bezig zijn met de handel in illegaal vuurwerk.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank, omdat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor delicten als de onderhavige geen oriëntatiepunten geven, gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn opgelegd. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de richtlijn van het openbaar ministerie die bij het voorhanden hebben van een hoeveelheid van 200 stuks of meer illegaal vuurwerk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden als uitgangspunt heeft.
Hoewel voor dergelijke feiten in de regel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd en de eis van de officier van justitie in die zin alleszins redelijk is, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om te bepalen dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis.
De rechtbank constateert dat de verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2019 niet eerder is veroordeeld. De verdachte heeft direct na zijn aanhouding en ter terechtzitting bekend dat hij illegaal vuurwerk heeft gekocht. De verdachte is, anders dan de medeverdachte, niet betrokken geweest bij de verkoop en aflevering door zijn medeverdachte van een aantal stuks Cobra’s aan twee minderjarigen. Wel is het ook de verdachte aan te rekenen dat het minderjarige broertje van de medeverdachte bij het illegale vuurwerk betrokken is geraakt. De verdachte kreeg immers van het minderjarige broertje de 10 pakjes cobra’s overhandigd, die de verdachte ter beschikking had willen stellen aan een ander.
De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat hij ten tijde van het plegen van het strafbare feit slechts 19 jaar oud was. Verder heeft hij zijn MBO-opleiding inmiddels afgerond en is hij zich aan het oriënteren op een vervolgopleiding op HBO-niveau. Voorts is hij bij zijn huidige werkgever in een andere functie gestart waarbij hij meer verantwoordelijkheden heeft gekregen.
De rechtbank geeft de verdachte daarom de kans om te laten zien dat hij heeft geleerd van zijn ernstige fout en dat dit een eenmalige fout betreft en acht de hierna te noemen forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar passend en geboden. Dit dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarmee kan echter niet worden volstaan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde. Daarom zal naast de voorwaardelijke gevangenisstraf ook een taakstrafstraf worden opgelegd van de maximale duur van 240 uren.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is, ondanks de partiële vrijspraak, gelijk aan de straf van de medeverdachte. De rechtbank ziet hiertoe aanleiding, omdat het de verdachte is geweest die het contact heeft gelegd en de enorme hoeveelheid illegaal vuurwerk heeft besteld en opgehaald. Hij heeft daarmee een grotere rol in de organisatie gehad dan de medeverdachte. Dat een groter aantal Cobra’s bestemd was voor de medeverdachte dan voor de verdachte, maakt dat niet minder ernstig. Voorts weegt de rechtbank mee dat de verdachte, anders dan de medeverdachte, niet de gehele verantwoordelijkheid voor zijn handelen lijkt te nemen. Zo draait de verdachte eromheen hoeveel Cobra’s nu precies voor hem waren en lijkt hij zijn aandeel in het geheel te bagatelliseren.
Alles overwegend acht de rechtbank de na te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 22, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit;
  • 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van negen (9) maanden,
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op drie (3) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdenveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
228 (tweehonderdachtentwintig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
114 (honderdveertien) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en J.C.M. Persoon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op een of meer tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 15 november 2018, te Papendrecht en/of te Alblasserdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk, professioneel vuurwerk, te weten 836, in elk geval meerdere, stuks (Super)
Cobra 6, bestemd voor particulier gebruik, heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad,
en/of (daarvan een deel) aan een ander ter beschikking heeft gesteld (door de
verkoop van 95, in elk geval meerdere, stuks (Super) Cobra 6 op of omstreeks 23 september 2018 aan [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] ).