ECLI:NL:RBROT:2019:5623

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
10/997551-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor hennepteelt, veroordeling voor vuurwapenbezit en illegaal vuurwerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het telen en bewerken van hennepplanten, alsook van het voorhanden hebben van voorwerpen ten behoeve van hennepteelt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten met betrekking tot de hennepteelt, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte betrokken was bij de hennepkwekerij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar aanwezig was in de panden waar de hennep werd aangetroffen, maar dat het bewijs onvoldoende was om zijn betrokkenheid vast te stellen.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en wapens. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een garagebox illegaal vuurwerk en diverse wapens had opgeslagen, wat een ernstige bedreiging voor de veiligheid van de omgeving vormde. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recente vaderschap en zijn wens om zijn verantwoordelijkheden als kostwinner op zich te nemen.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar dat het bezit van illegaal vuurwerk en wapens met zich meebrengt. De verdachte had geen blijk gegeven van inzicht in de risico's van zijn handelen, wat de rechtbank zwaar aanrekende. De uitspraak is een voorbeeld van de strenge aanpak van vuurwerkdelicten en wapenbezit in Nederland.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/997551-18
Datum uitspraak: 28 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond – Huis van Bewaring De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1, 2, 3 en 4 primair en 4a en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte nitraten, zoals ten laste is gelegd onder feit 1, voorhanden heeft gehad, zodat voor dit deel vrijspraak zal volgen.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring van de opslag en het voorhanden hebben van siervuurwerk, zoals ten laste is gelegd onder feit 2. Dit feit zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Vrijspraak feiten 4 en 4a
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij in de [adres delict 1] en dat hij de voorwerpen voorhanden heeft gehad ten behoeve van hennepteelt die zijn aangetroffen in een pand in de [adres delict 2] . Op grond van de observatie staat slechts vast dat de verdachte aanwezig was in die twee panden. Gezien wordt dat de verdachte op 14 december 2018 zich gedurende langere tijd in een pand bevindt gelegen aan de [adres delict 1] en de [adres delict 2] . Bij de doorzoeking van het pand aan de [adres delict 1] wordt een hennepkwekerij aangetroffen. In het pand aan de [adres delict 2] worden voorwerpen ten behoeve van hennepteelt aangetroffen. Hoewel er daardoor een verdenking is gerezen, is het politieonderzoek onvolledig voor wat betreft de exacte betrokkenheid van de verdachte bij die hennepkwekerij. In het dossier ontbreekt het bewijs dat de verdachte, zoals is tenlastegelegd, (als enige) in de uitoefening van een beroep of bedrijf betrokken is geweest bij de bereiding, bewerking, verwerking of het aanwezig hebben van verdovende middelen. Bewijs dat de verdachte, zoals ook is tenlastegelegd, voorwerpen voorhanden had ten behoeve van het telen, bereiden, bewerken of verwerken van verdovende middelen ontbreekt eveneens. Dat de verdachte binnen is geweest bij de betreffende panden geeft zeker te denken, maar op basis van het thans voorliggende dossier is de exacte betrokkenheid en de rol van de verdachte niet te duiden en is het daardoor ook niet mogelijk om vast te stellen of zijn betrokkenheid binnen de grenzen van de tenlastelegging valt.
De verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van deze feiten.
4.4.
Bewijswaardering feiten 1, 3 en 5
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Aanleiding voor het politieonderzoek is een anonieme melding dat de verdachte reeds jaren handelt in illegaal vuurwerk. Hierop heeft observatie van de verdachte plaatsgevonden. Gezien wordt dat hij op 14 december 2018 naar een garagebox aan de [adres] gaat en daar twee dozen in zijn auto laadt. Bij doorzoeking van zijn auto wordt in die dozen siervuurwerk (flowerbeds) aangetroffen.
Bij de doorzoeking van de garagebox in de [adres] wordt op een pallet soortgelijk siervuurwerk als in de auto van de verdachte aangetroffen. In een Albert Heijn-tas in die garagebox worden knalvuurwerk en diverse wapens aangetroffen. Op een plank wordt ook nog een doos met daarin een vuurwapen en bijbehorende munitie aangetroffen.
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte wist niet dat er een Albert Heijn-tas met daarin illegaal knalvuurwerk te weten Cobra’s 6 en Cobra’s 8 en een shell (
feit 1) in de garagebox aanwezig was. Evenmin wist hij dat in die tas ook een gasrevolver, een werpmes, stroomstootwapens, pepperspray (
feit 3), alsmede een boksbeugel, een ploertendoder en twee imitatievuurwapens (
feit 5) lagen. Vermoedelijk is die tas met inhoud daar neergezet door een achterneef van de verdachte. Daarnaast hadden ook anderen toegang tot die garagebox en kwam hij daar zelf nauwelijks.
De verdediging heeft ook vrijspraak bepleit bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs met betrekking tot het in een doos op een plank in de garage aangetroffen vuurwapen, te weten een pistool Zastava met bijbehorende munitie (
feit 3). De verdachte wist niet dat dat in de garagebox lag. Weliswaar is op het vuurwapen een mengprofiel aangetroffen met DNA van de verdachte, maar uit niets blijkt welk celmateriaal dat is geweest. Daarnaast is er vermoedelijk sprake geweest van een secundaire overdracht van het DNA. In de garagebox lagen ook doeken die door de verdachte zijn gebruikt voor het toedekken van goederen in die garagebox. Vermoedelijk heeft een van de andere personen die toegang tot de garagebox hadden, het vuurwapen daar neergelegd en een van deze doeken gebruikt om het schoon te vegen.
4.4.2.
Beoordeling
Andere gebruikers garagebox, Albert Heijn-tas met inhoud en vuurwapen met munitie
De verdachte heeft als gebruiker middels een sleutel toegang gehad tot de garagebox, die op naam van zijn vader werd gehuurd, waarin de openstaande Albert Heijn-tas met wapens en het knalvuurwerk is aangetroffen. De rechtbank stelt voorop dat de verdachte als gebruiker van de garagebox bekend mag worden verondersteld met wat er in die garagebox aanwezig is, temeer omdat de afmetingen van de garagebox beperkt zijn en de verdachte daadwerkelijk vuurwerk uit die garagebox heeft gehaald en daar dus binnen is geweest. De verdachte had dan ook de feitelijke beschikkingsmacht over wat zich in de garagebox bevond.
De verdachte heeft aangevoerd dat ook anderen gebruik maakten van die garagebox, daarvan de sleutel hadden en dat anderen daar buiten zijn medeweten de wapens en het vuurwerk hebben gestald. De verdachte heeft eerst op de terechtzitting en desgevraagd slechts de naam van een enkele persoon genoemd die door hem hij als ‘ondeugend’ wordt beschouwd en daarom mogelijk meer weet van de aangetroffen goederen. Indien deze persoon ontlastend had kunnen verklaren, had het op de weg van de verdediging gelegen die naam in een eerder stadium te noemen. Die persoon had dan eventueel als getuige kunnen worden gehoord. Van andere personen die ook gebruik maakten van de garagebox heeft de verdachte desgevraagd geen namen genoemd. Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden.
Gelet op de uit de bewijsmiddelen blijkende omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de feitelijke beschikkingsmacht had over hetgeen zich in de garagebox bevond en dat er op zijn minst genomen bewustheid bij de verdachte bestond ten aanzien van de aanwezigheid van de wapens en het knalvuurwerk. Daarbij neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat de verdachte heeft bekend dat de in de garagebox aanwezige flowerbeds van hem waren en dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op
het vuurwapen, een pistool van het merk Zastava dat in een doos op een plank in de garagebox is aangetroffen en door de politie is bemonsterd op de aanwezigheid van biologische sporen. Uit een eerste forensisch onderzoek is een DNA-mengprofiel opgesteld met daarin celmateriaal van minimaal twee personen. De conclusie was dat de verdachte niet kon worden uitgesloten als donor aan het aangetroffen mengprofiel. Gericht aanvullend forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat de resultaten van het onderzoek meer dan 1.000.000 keer waarschijnlijker zijn wanneer aan het onderzochte de mengprofiel de verdachte en twee willekeurige niet verwante personen hebben bijgedragen, dan dat drie willekeurige niet verwante personen dat hebben gedaan.
Het wapen is aangetroffen in de garagebox waartoe de verdachte toegang had. Op het vuurwapen is bovendien DNA-materiaal aangetroffen waarvan het mengprofiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte. Gelet op de hierbij berekende waarschijnlijkheids-gradatie heeft de rechtbank geen enkele reden om eraan te twijfelen dat de verdachte ook daadwerkelijk een van de donoren is van het DNA-materiaal dat is aangetroffen op het vuurwapen.
De rechtbank acht het door de verdediging geschetste scenario, dat er sprake is van secundaire DNA-overdracht omdat iemand anders het wapen zou hebben schoongeveegd met een doek waar DNA van de verdachte op zat, niet aannemelijk geworden.
De verweren worden verworpen.
Conclusie
Al hetgeen hiervoor is overwogen in onderlinge samenhang bezien, afgezet tegen de omstandigheid dat de verdachte als gebruiker van de garagebox de feitelijke beschikkingsmacht had over al hetgeen daar is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1, 3 en 5 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 14 december 2018, te Rotterdam, in een garagebox, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten,
knalvuurwerk (Cobra 6 en Cobra 8 ) en een shell,
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 14 december 2018 te Rotterdam, opzettelijk, (circa 126 kilogram) vuurwerk, te weten 9 flowerbeds, buiten een inrichting als bedoeld in: artikel 1.1.4 van het Vuurwerkbesluit, artikel 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 van het Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk,
artikel 2.2.1 van het Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 van het Vuurwerkbesluit,
voorhanden heeft gehad, immers had hij, verdachte, dit vuurwerk, voorhanden in een garagebox gelegen aan de Berninistraat (378) aldaar;
3.
hij op 14 december 2018, te Rotterdam, in een garagebox, twee wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten, een pistool, van het merk Zastava, type 99, kaliber 99 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en een gasrevolver, van het merk Rohm, type Little Joe, kaliber .22 knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver,
en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 40 kogelpatronen van het kaliber 9 mm,
en
een wapen van categorie III, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten een werpmes,
en twee wapens van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen met opschrift Body Guard en een stroomstootwapen met opschrift Power Max,
zijnde telkens een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht,
en
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een pepperspray met opschrift Police Ry (U.S.A.), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen,
voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 14 december 2018, te Rotterdam, in een garagebox, een wapen van categorie I, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten een boksbeugel,
en
een wapen van categorie I, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten een ploertendoder,
en
twee wapens van categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten, imitatievuurwapens in de vorm van een vuurwapen/pistool, zijnde bij artikel 3 ahf/a van de Regeling wapens en munitie aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen en die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer meermalen gepleegd;
2.
opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en
4.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
5.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in een garagebox gelegen onder een seniorencomplex siervuurwerk voorhanden gehad zonder dat hij daarvoor een vergunning had. Ook had hij daar professioneel en zwaar knalvuurwerk opgeslagen in een grote Albert Heijn-tas. Onder in die tas lag een aanzienlijke hoeveelheid wapens, waaronder een gasrevolver en stroomstootwapens. Op een plank in de garage lag nog een doos met daarin een vuurwapen met een zakje daarbij behorende munitie. Door het siervuurwerk zonder vergunning en het illegale vuurwerk los en bovenop de wapens op te slaan heeft de verdachte onverantwoorde risico’s genomen en de algemene veiligheid van personen en goederen ernstig in gevaar gebracht. Het is algemeen bekend dat een vonkje vuur reeds voldoende is om vuurwerk tot ontbranding te brengen. Indien dit was gebeurd, zouden de gevolgen voor de omwonenden en woningen in de buurt desastreus kunnen zijn geweest. Het gaat niet alleen om siervuurwerk maar ook om professioneel vuurwerk dat krachtige explosies teweeg brengt, vergelijkbaar met de kracht van een handgranaat. Ook is algemeen bekend dat bij het afsteken van dergelijk professioneel en zwaar vuurwerk door particulieren met regelmaat iets fout gaat en vaak ernstig letsel aan personen en schade aan goederen veroorzaakt.
De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. De verdachte heeft niet stilgestaan bij deze risico’s.
Het bezit van vuurwapens en daarbij behorende munitie en diverse andere wapens is verontrustend omdat het gemakkelijk leidt tot gebruik ervan. Het brengt ook gevoelens van onveiligheid teweeg in de maatschappij. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd en ongecontroleerd aanwezig hebben van (vuur)wapens en munitie.
De verdachte heeft ter terechtzitting er geen blijk van gegeven het gevaarlijke en het kwalijke van zijn handelen in te zien. Hij neemt daarmee geen verantwoordelijkheid voor zijn daden. De rechtbank houdt hier in het nadeel van de verdachte rekening mee.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten, wapenbezit en illegaal vuurwerk, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank met betrekking tot het illegale vuurwerk acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn opgelegd, omdat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor vuurwerkdelicten geen oriëntatiepunten geven. Met betrekking tot het overtreden van de Wet wapens en munitie heeft de rechtbank acht geslagen op de wel beschikbare oriëntatiepunten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en heeft daarin aanleiding gezien om naast een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
De verdachte is blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 mei 2019 in het verleden eenmaal eerder, doch niet voor soortgelijke feiten, veroordeeld. De verdachte wil zijn werkzaamheden in het familiebedrijf van zijn vader hervatten. Zijn aanwezigheid aldaar wordt gemist. Ook is hij onlangs vader geworden en wil hij graag de verantwoordelijkheid voor zijn gezin als kostwinner op zich nemen. De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsrapport waaruit geen zorgsignalen op enig leefgebied naar voren komen. De rechtbank geeft de verdachte de kans om te laten zien dat hij heeft geleerd van zijn ernstige fout en om te laten zien dat hij zijn (nieuwe) verantwoordelijkheden serieus neemt.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de hierna te noemen onvoorwaardelijke en forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar passend en geboden. Dit dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 1.2.2, eerste lid, en 1.2.4, van het Vuurwerkbesluit;
  • 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten onder 4. en 4a. heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1, 2, 3 en 5, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van veertien (14) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
zeven (7) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op drie (3) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en J.C.M. Persoon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2019.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2018 tot en met 14 december 2018, in ieder geval op of omstreeks 14 december 2018, te Rotterdam, in een personenauto en/of in een garagebox, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten,
één of meer stuk(s) knalvuurwerk (Cobra 6 en/of Cobra 8 en/of nitraten) en/of een shell,
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2018 tot en met 14 december 2018, in ieder geval op of omstreeks 14 december 2018 te Rotterdam, opzettelijk, (circa 126 kilogram) vuurwerk, te weten 9 flowerbeds, buiten een inrichting als bedoeld in: artikel 1.1.4 van het Vuurwerkbesluit, artikel 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 van het Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk,
artikel 2.2.1 van het Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 van het Vuurwerkbesluit,
voorhanden heeft gehad, immers had hij, verdachte, dit vuurwerk, voorhanden in een garagebox gelegen aan de Berninistraat (378) aldaar;
3.
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2018 tot en met 14 december 2018, in ieder geval op of omstreeks 14 december 2018, te Rotterdam, in een garagebox, twee wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten, een pistool, van het merk Zastava, type 99, kaliber 99 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en een gasrevolver, van het merk Rohm, type Little Joe, kaliber .22 knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver,
en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 40 kogelpatronen van het kaliber 9 mm,
en/of
een wapen van categorie III, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten een werpmes,
en/of
twee wapens van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen met opschrift Body Guard en/of een stroomstootwapen met opschrift Power Max,
zijnde telkens een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht,
en/of
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een pepperspray met opschrift Police Ry (U.S.A.), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen,
voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2018 tot en met 14 december 2018, in elk geval op of omstreeks 14 december 2018, te Schiedam, (in een pand gelegen aan/nabij de [adres delict 1] ), in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk, heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3.758 gram gedroogde henneptoppen, 486 hennepplanten en/of 4.417 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2018 tot en met 14 december 2018, in elk geval op of omstreeks 14 december 2018, te Schiedam, (in een pand gelegen aan/nabij de [adres delict 1] ), opzettelijk, aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3.758 gram gedroogde henneptoppen, 486 hennepplanten en/of 4.417 hennepstekken, in elk geval telkens een grote hoeveelheid, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4a.
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2018 tot en met 14 december 2018, in ieder geval op of omstreeks 14 december 2018, te Rotterdam, (in een pand gelegen aan de [adres delict 2] ),
stoffen en/of voorwerpen, te weten
- één of meer watervaten met dompelpompen, en
- één of meer transformatoren, en
- diverse flessen en jerrycans met voeding, en
- één of meer assimilatielampen, en
- één of meer plantenbakken voorzien van een automatisch irrigatiesysteem, en
- koolstoffilter, en
- CO2 controller, en
- één of meer ventilatoren
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11 derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken van een middel, danwel het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid van dat middel, als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten hennep en/of hennepplanten en/of hennepstekken en/of henneptoppen,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat die stoffen en/of voorwerpen bestemd waren tot het plegen van dat/die feiten;
5.
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2018 tot en met 14 december 2018, in ieder geval op of omstreeks 14 december 2018, te Rotterdam, in een garagebox, een wapen van categorie I, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten een boksbeugel,
en/of
een wapen van categorie I, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten een ploertendoder,
en/of
twee wapens van categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten, imitatievuurwapens in de vorm van een vuurwapen/pistool, zijnde bij artikel 3 ahf/a van de Regeling wapens en munitie aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen en/of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, voorhanden heeft gehad.