In de zaak tegen de verdachte, geboren in Albanië en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, heeft de rechtbank Rotterdam op 5 juli 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van witwassen, het voorhanden hebben van cocaïne, vuurwapens en munitie. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de in beslag genomen geldbedragen en drugs.
Tijdens het onderzoek op de terechtzitting op 28 juni 2019 werd vastgesteld dat op 8 januari 2019 in de woning van de verdachte aanzienlijke geldbedragen en cocaïne waren aangetroffen. De verdachte ontkende enige wetenschap te hebben van de geldbedragen en de drugs. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de wetenschap van de verdachte konden onderbouwen.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, waaronder het witwassen van geldbedragen en het voorhanden hebben van cocaïne en vuurwapens. De in beslag genomen geldbedragen werden onder bewaring gesteld ten behoeve van de rechthebbende, met uitzondering van een bedrag dat aan de verdachte werd teruggegeven. De rechtbank besloot ook het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op 5 juli 2019.