ECLI:NL:RBROT:2019:5621

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
C/10/550505 / HA ZA 18-495
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht en schadevergoeding na fraude; onverschuldigde betaling, onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking; toepassing van Belgisch recht

In deze zaak vorderden de eiseressen, Toyota Belgium N.V. en Inchcape Retail Belgium N.V., schadevergoeding na een frauduleuze betaling van € 643.940,74 aan Globes Industries B.V. en andere gedaagden. De eiseressen stelden dat zij onverschuldigd hadden betaald, omdat de betaling was gebaseerd op een frauduleuze vertegenwoordiging. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de eiseressen moesten bewijzen dat de geleverde werkkleding niet kon worden vervoerd in de vrachtwagens die door Globes Industries c.s. waren genoemd. De rechtbank overwoog dat, indien de eiseressen in hun bewijs slaagden, het aan Globes Industries c.s. zou zijn om te bewijzen dat er een geldige koopovereenkomst was. De rechtbank paste Belgisch recht toe, omdat de feiten zich in België hadden afgespeeld en de partijen impliciet voor dit recht hadden gekozen. De zaak werd aangehouden voor bewijslevering, waarbij de rechtbank de partijen opdroeg om getuigen te horen en bewijsstukken te overleggen. De uitspraak werd gedaan op 3 juli 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/550505 / HA ZA 18-495
Vonnis van 3 juli 2019
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
TOYOTA BELGIUM N.V.,
gevestigd te Zaventem, België ,
2 de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
INCHCAPE RETAIL BELGIUM N.V.,
gevestigd te Anderlecht, België,
eiseressen,
advocaten mr. W.B.J. van Overbeek, mr. D.A. van der Kooij en mr. J. Verboon te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLOBES INDUSTRIES B.V., gevestigd te Capelle aan den IJssel,
2 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
O.N.S. HOLDING B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
3 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
4 ONS STOCKLOTS B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
4 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOMAKIM HOLDING B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
5
[gedaagde 1],
wonende te Rotterdam,
6 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DOJADIK HOLDING B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
7
[gedaagde 2],
wonende te Numansdorp,
gedaagden,
advocaten mr. W.M. Schonewille en mr. S.T.J. van der Weiden te ’s-Gravenhage
Partijen zullen hierna mede als volgt worden aangeduid:
eiseressen tezamen als Toyota c.s., in vrouwelijk meervoud;
gedaagden tezamen als Globes Industries c.s., in vrouwelijk meervoud;
de afzonderlijke eiseressen als Toyota en Inchcape
en de afzonderlijke gedaagden als Globes Industries, O.N.S, Stocklots, Bomakim, Dojadik, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 april 2018 met producties 1 tot en met 49
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 27
  • de akte overlegging producties (28 tot en met 31) van de zijde van Globes Industries c.s.
  • de akte overlegging producties (32 tot en met 35) van de zijde van Globes Industries c.s.
  • het proces-verbaal van de op 4 december 2018 gehouden comparitie van partijen, waarbij beide partijen zich hebben bediend van pleitaantekeningen
  • de akte overlegging producties (50a tot en met 59b) van de zijde van Toyota c.s.
  • de akte houdende eiswijziging en in het geding brengen nadere producties (60 en 61) van de zijde van Toyota c.s.
  • de antwoordakte wijziging van eis en in het geding brengen nadere producties van de zijde van Globes Industries c.s.
  • de akte uitlating producties van de zijde van Globes Industries c.s.
  • de beslagstukken.

2.De feiten

2.1
Toyota Belgium NV is importeur van Toyota-voertuigen in België.
Zij is een dochtermaatschappij van het Engelse Inchcape plc.
Inchcape Retail Belgium is een Toyota-dealer in België. Zij handelt ook onder de naam “ [handelsnaam 1] ”. Haar aandelen zijn indirect in handen van Inchcape plc.
Beide vennootschappen werken intensief samen en hebben een gemeenschappelijke afdeling boekhouding.
2.2
Globes Industries BV drijft een (partij)groothandel in met name het
non-foodassortiment. Zij koopt en verkoopt grote partijen. Zij handelt onder de namen “ [handelsnaam 2] ”, “ [handelsnaam 3] ” en “ [handelsnaam 4] ”.
Deze vennootschap wordt bestuurd door Bomakim en Dojadik.
Bestuurder en enig aandeelhouder van Bomakim is [gedaagde 1] .
Bestuurder en enig aandeelhouder van Dojadik is [gedaagde 2]
4 O.N.S. wordt bestuurd door Dojadik en Bomakim.
Stocklots wordt bestuurd door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Deze vennootschap handelt ook onder de namen “ [handelsnaam 5] ” en “ [handelsnaam 6] ”.
2.3
Toyota c.s. zijn sinds 2017 bezig met de bouw van een nieuw bedrijfspand in Zaventem. De bouw wordt uitgevoerd door Cosimco NV (hierna: Cosimco ), deel uitmakend van de Groep Willemen NV, gevestigd te Mechelen, België. Ook aannemingsbedrijf Franki NV is onderdeel van de Groep Willemen.
2.4
Cosimco heeft op 31 december 2017 aan Inchape Retail, ter attentie van [naam 1] , per koerier en per e-mail een rekening gestuurd van € 643.940,74 inclusief btw voor verricht werk in de periode van 1 tot en met 31 december 2017.
Het factuurnummer was [factuurnummer] , de vervaldatum 30 januari 2018.
Als een van de bankrekeningen waarop kon worden betaald stond vermeld [rekeningnummer 1] .
2.5
Globes Industries heeft op 29 januari 2018 een factuur, bestemd voor [handelsnaam 1] , opgesteld voor de verkoop van een partij werkkleding voor de prijs van € 643.940,--.
De btw is daarbij op € 0,00 gesteld. Als betaalwijze staat vermeld “op rekening”.
2.6
Op 29 januari 2018 heeft [naam 2] van Toyota c.s. een doorgestuurd
e-mailbericht ontvangen vanaf het adres
[e-mailadres 1]. Het oorspronkelijke bericht was afkomstig van het adres
[e-mailadres 2]. De inhoud luidde:
“Subject: Changement de coordonn ée bancaire
Bonjour,
Ci-joint nos nouvelles coordonnées bancaire.
Bien a vous
[naam 3] “
De bijlage vermeldde
: “[naam bijlage]– Globes Industries
[adres] [plaats] ”en
référence de paiement:Globes Industries”en rekeningnummer
“ [rekeningnummer 2] ”
2.7
Op 1 februari 2018 is van de rekening van [handelsnaam 1] bij de ING-bank een bedrag van € 643.940,74 afgeschreven ten gunste van rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Daarbij was als geadresseerde vermeld “ [naam geadresseerde] ” en als kenmerk
“ [naam kenmerk] ”.
2.8
Op 2 februari 2018 is namens Toyota c.s. bij de politie in Zaventem aangifte gedaan van oplichting. Op 14 februari 2018 is namens Toyota c.s. bij de onderzoeksrechter te Brussel een “klacht met burgerlijke partijstelling” ingediend, met verzoek vervolging in te stellen.
2.9
Op 3 februari 2018 ontving [gedaagde 2] op het adres “ [e-mailadres 3] ” een bericht vanaf het adres
[e-mailadres 4]met als onderwerp:
“payment facture”.
De tekst luidde:
“Beste [gedaagde 2]
Bij deze even de bevestiging dat de goederen in goede order zijn ontvangen.
[naam 4]
Merci pour les marchandises ont été reçues en bon ordre(état)
En espérant de retravailler bientôt ensemble
Meilleures salutations
Vriendelijke groeten
(volgt logo)
Toyota
(…)”
2.1
Op 21 februari 2018 hebben Toyota c.s. verlof gevraagd, en op 22 februari 2018 gekregen, voor het leggen van derdenbeslag ten laste van de onbekende houder van rekeningnummer [rekeningnummer 2] bij de ING te Amsterdam. Dit beslag is gelegd op 22 februari 2018 en openbaar overbetekend.
Op 23 februari 2018 hebben Toyota c.s. aanvullend verlof gevraagd, en op 27 februari 2018 gekregen, voor het leggen van derdenbeslag op aan de eerder bedoelde rekening gelieerde rekeningen. Dit tweede beslag is gelegd op 27 februari 2018. Het is openbaar overbetekend.
2.11
Het beslag is later in overleg opgeheven en het bedrag van € 553.520,30 waarop beslag was gelegd is in Escrow gestort.
2.12
Namens Toyota c.s. is op 8 maart 2018 bij het Functioneel Parket Rotterdam aangifte gedaan van valsheid in geschrift, oplichting, computervredebreuk en witwassen.

3.De vordering

3.1
Toyota c.s. vorderen, na wijziging van eis, dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
1. zal verklaren voor recht dat zij aan Globes Industries c.s. onverschuldigd hebben betaald een bedrag van € 643.940,74;
2 Globes Industries c.s. zal veroordelen tot teruggave van een bedrag van € 643.940,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de door IRB gemaakte kosten, voorafgaand aan de onderhavige procedure, bestaande uit de kosten van de strafrechtelijke aangifte in België en Nederland, de kosten van de Belgische advocaten van IRB , de beslagkosten, en het kort geding tegen ING gericht op het krijgen van informatie omtrent o.m. de identiteit van Globes Industries c.s., tot op het moment van deze dagvaarding opgelopen tot een bedrag van € 58.055,39;
3 zal verklaren voor recht dat Globes Industries c.s., ieder voor zich, althans gezamenlijk, onrechtmatig hebben gehandeld jegens IRB , onder meer door:
1) met listige kunstgrepen te bewerkstelligen dat IRB in de waan is gebracht dat zij het bedrag van € 643.940,74 op 1 februari 2018 (verschuldigd) overmaakte op een bankrekening van Cosimco , terwijl dat bedrag in werkelijkheid (onverschuldigd) werd overgemaakt op de bankrekening van Globes Industries;
2) te proberen een geldige titel voor de onder (1) bedoelde overboeking te construeren;
3) te proberen het van IRB ontvangen bedrag aan verhaalsbeslag te onttrekken door een aantal oncontroleerbare betalingen te verrichten terwijl zij wisten of redelijkerwijs hadden behoren te begrijpen dat de aldus ontvangen en weer doorbetaalde bedragen aan IRB toekwamen alsook dat Globes Industries door deze betalingen haar verplichting tot
terugbetaling aan IRB niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan bij IRB optredende schade, aldus mede profiterend van de gepleegde onrechtmatige daad, althans misbruik makend van het verschil van de identiteit van de verschillende gedaagden;
4 Globes Industries c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot vergoeding aan IRB van de door haar als gevolg van het sub 1genoemde onrechtmatig handelen geleden schade, bestaande uit een geldbedrag van € 643.940,74 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de door haar gemaakte kosten voorafgaand aan deze procedure, bestaande uit de kosten van de strafrechtelijke aangifte in België en Nederland, de kosten van haar Belgische advocaten, de beslagkosten, en het kort geding tegen ING gericht op het krijgen van informatie omtrent onder meer de identiteit van gedaagden, tot op het moment van deze dagvaarding opgelopen tot een bedrag van € 58.055,39.
subsidiair:
5 zal verklaren voor recht dat Globes Industries c.s. in totaal voor een bedrag van
€ 643.940,74 ongerechtvaardigd zijn verrijkt, althans dat deze verrijking als volgt kan worden gespecificeerd:
Globes lndustries: voor een bedrag van € 640.940,74,-;
ONS Holding voor een bedrag van € 585.000,-;
Stocklots voor een bedrag van € 12.400,-;
Dojadik voor een bedrag van € 30,-;
Bomakim voor een bedrag van € 30,-;
[gedaagde 1] voor een bedrag van € 7.500,-;
[gedaagde 2] voor een bedrag van € 7.500,-.
6 Globes Industries c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot vergoeding aan IRB van de door haar als gevolg van de sub 3 genoemde ongerechtvaardigde verrijking geleden schade, bestaande uit het bedrag waarvoor elk van hen is verrijkt, gemaximeerd tot een totaalbedrag van € 643.940,74 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening over elk van deze bedragen alsmede de door haar gemaakte kosten voorafgaand aan de onderhavige procedure, bestaande uit de kosten van de strafrechtelijke aangifte in België en Nederland, de kosten van haar Belgische advocaten, de beslagkosten, en het kort geding tegen ING gericht op het krijgen van informatie omtrent onder meer de identiteit van Globes Industries c.s., tot op het moment van deze dagvaarding opgelopen tot een bedrag van € 58.055,39;
primair en subsidiair:
7 Globes Industries c.s. zal veroordelen in de kosten van deze procedure met bepaling dat als deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis, wettelijke rente is verschuldigd; en
8 tot betaling aan haar aan nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv een bedrag van € 131,-- zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 68,- ingeval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen veertien dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis de wettelijke rente is verschuldigd.
3.2
Zij baseren hun vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen.
3.2.1
Zij hebben het bedrag van € 634.940,74 onverschuldigd betaald. Globes Industries c.s. hebben dit te kwader trouw geaccepteerd en moeten haar daarom dit bedrag terugbetalen, te vermeerderen met kosten.
3.2.2
Globes Industries c.s. hebben jegens hen onrechtmatig gehandeld. Dat handelen bestond uit vier elementen:
a. a) het door listige kunstgrepen bewerkstelligen dat zij, Toyota, meende dat zij het bedrag van € 643.940,74 overmaakte naar een bankrekening van Cosimco .
b) het proberen een geldige titel voor deze overboeking te construeren – de verkoop van werkkleding –en vervolgens
c) het proberen het ontvangen bedrag aan verhaalsbeslag te onttrekken door over en weer een aantal oncontroleerbare betalingen te verrichten en aldus
d) het, zover niet deelnemend aan de fraude, bewust profiteren van het onrechtmatig handelen/de fraude.
Deze elementen afzonderlijk zijn ook onrechtmatig jegens haar. Globes Industries c.s. zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de door haar, Toyota, geleden schade omdat zij zich alle in meer of mindere mate hebben schuldig gemaakt aan deze gedragingen: Globes Industries en haar bestuurders met name aan de elementen onder a, b en c genoemd en 4 O.N.S. en Stocklots met name aan de elementen onder c en d.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn feitelijk de kwade genii geweest. Zij hebben de door hen bestuurde rechtspersonen gebruikt.
listige kunstgrepen
De factuur van 29 januari 2018 vermeldt een bedrag dat op € 0,74 na gelijk is aan het bedrag op de factuur van Cosimco aan Toyota van 31 december 2017. Daarvoor kan geen andere verklaring worden gegeven dan dat Globes Industries c.s. kennis hadden van het vertrouwelijk financieel handelsverkeer tussen Toyota c.s. en Cosimco . Het bedrag is zo specifiek en bijzonder dat de factuur van Globes Industries geacht moet worden deel uit te maken van de onrechtmatige gedraging.
De naam Globes Industries kwam voor op de betaalinstructie die Toyota c.s. op 29 januari 2018 per e-mail ontving. Globes Industries is dus niet pas betrokken geraakt na de overboeking van het bewuste bedrag, maar moet voordien betrokken zijn geweest.
Degene die zich tegenover Toyota c.s. heeft uitgegeven als een vertegenwoordiger van Cosimco noemde zich [naam 3] , maar mailde vanaf een e-mailadres met de naam [naam 5]
.[gedaagde 2] heeft tijdens zijn gesprek met ING gesproken over “
een meneer [naam 3] of [naam 5] ”.Dit duidt op directe betrokkenheid bij de oplichting en het wijst op zogenaamde daderkennis.
Op de dag waarop de betaling werd ontvangen is het hele bedrag vóór 10.00 uur ’s ochtends door Globes Industries al overgemaakt naar rekeningen van de aan haar gelieerde vennootschappen, de overige gedaagden, die dat onmiddellijk deels weer hebben doorbetaald. Als verklaring daarvoor is door Globes Industries tegenover ING gegeven dat dat was om beslaglegging te voorkomen. Deze wetenschap van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moet worden toegerekend aan de door hen bestuurde vennootschappen.
poging tot constructie geldige titel
Toen ING vroeg om bewijs van de inkoop van de werkkleding heeft [gedaagde 2] namens Globes Industries c.s. facturen getoond. ING heeft die bij de leverancier gecheckt. ING heeft laten weten dat deze leverancier twee van de drie verstrekte facturen heeft betwist.
De stellingen omtrent het afhalen van de gekochte partij kleding kunnen niet juist zijn.
In een rapport, opgemaakt in opdracht van (de advocaat van) Toyota c.s., gedateerd december 2018, door de heer [naam 6] van Belcis b.v.b.a., staat als verklaring van de heer
[naam 7] van het bedrijf Seyntex, de fabrikant van de werkkleding, vermeld dat het niet mogelijk is de door Globes Industries c.s. verkochte partij werkkleding in twee trailers te vervoeren. De partij is daarvoor fysiek te groot.
poging tot onttrekking aan het verhaalsbeslag
Het feit dat op 1 februari 2018 vóór 10.00 uur ’s ochtends vrijwel het gehele ontvangen bedrag was weggesluisd duidt op de bedoeling het geld aan het beslag te onttrekken.
bewust profiteren van onrechtmatige daad of fraude
De kennis van de bestuurders van Globes Industries c.s. moet worden toegerekend aan de rechtspersonen die zij besturen. Alle gedaagden op wier bankrekeningen geld is aangetroffen werden en worden volledig gecontroleerd door dezelfde bestuurders. Bovendien zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aansprakelijk op grond van artikel 2:11 BW.
3.2.3
Subsidiair geldt dat Globes Industries c.s. ongerechtvaardigd zijn verrijkt.
Globes Industries c.s. hebben het bedrag van € 640.940,74 ontvangen.
Blijkens van ING ontvangen informatie heeft
- 4 ONS op diezelfde dag van Globes Industries een bedrag van € 585.000,-- ontvangen
- Stocklots op diezelfde dag van 4 ONS een bedrag van € 12.400,-- ontvangen
- Dojadik op diezelfde dag van 4 ONS een bedrag van € 30,-- ontvangen
- Bomakim op diezelfde dag van 4 ONS een bedrag van € 30,-- ontvangen
- [gedaagde 1] op diezelfde dag van Globes Industries een bedrag van 7.500,-- ontvangen en [gedaagde 2] een bedrag van 7.500,--.
Delen van de ontvangen bedragen zijn weer doorbetaald. Met die vermindering van de verrijking hoeft geen rekening te worden gehouden ten nadele van Toyota c.s. omdat alle gedaagden op het moment van de doorbetaling al wisten van, althans rekening moesten houden met een verplichting tot terugbetaling. Toyota c.s. hebben daarom recht op betaling van het bedrag waarmee zij zijn verarmd, € 634.940,74, plus rente en kosten.
3.2.4
De schade die Toyota c.s. hebben geleden bestaat uit de hoofdsom van € 643.940,74 en uit de kosten die zij hebben moeten maken om die hoofdsom terug te krijgen, dat wil zeggen: de kosten van de Belgische advocaten, de kosten van de Nederlandse advocaten, waarbij gerekend moeten worden de kosten van het kort geding tegen ING, dat is gevoerd om informatie te krijgen over de identiteit van Globes Industries c.s. en de door hen verrichte betalingen, en de kosten van de strafrechtelijke aangifte in Nederland en die van de gelegde beslagen. Al deze kosten vallen onder het bereik van artikel 6:96, lid 2 onder b BW.
4 Toyota c.s. bieden bewijs aan van hun stellingen

5.Het verweer

5.1
Globes Industries c.s voeren verweer.
Dat verweer houdt, zakelijk weergegeven en voor zover voor de beslissing van belang, het volgende in.
5.1.1
Er is geen sprake van onverschuldigde betaling. Aan de betaling lag een titel ten grondslag, namelijk de koopovereenkomst van 1 februari 2018.
Voor zover Toyota c.s. zouden stellen dat zij onbevoegd vertegenwoordigd zijn geldt dat Globes Industries mocht uitgaan van een deugdelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid.
De adresgegevens en het btw-nummer van Toyota waren correct vermeld, er was uitvoerig onderhandeld over de prijs, de bestelling was niet uitzonderlijk voor Globes Industries, het afleveradres op de vrachtbrieven was het adres van [handelsnaam 1] en de correcte ontvangst werd per e-mail bevestigd vanaf een e-mailadres dat op het eerste gezicht van [handelsnaam 1] was. Daarbij is van belang dat er een zeer duidelijke actieve handeling heeft plaatsgevonden door Toyota c.s., namelijk de overboeking van het bedrag van € 643.940,74. De schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan immers ook berusten op feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de totstandkoming van de rechtshandeling.
Het is aan Toyota c.s. te stellen en aan te tonen dat er geen rechtsgrond voor de betaling aanwezig was, dus dat er geen overeenkomst bestaat tussen Globes Industries c.s. en [handelsnaam 1] . Wat zij tot nu toe daartoe hebben gesteld is onvoldoende.
5.1.2
Er is geen sprake van dat zij hebben gefraudeerd. Net als Toyota c.s. zijn zij slachtoffers van rekeningfraude door derden. Zij, Globes Industries c.s., hebben niet onrechtmatig gehandeld. Op 1 en 2 februari 2018 is bij Globes Industries te Capelle aan den IJssel een partij werkkleding opgehaald door twee vrachtwagens, een van het Sloveense transportbedrijf Miha en een van het Poolse transportbedrijf Romet. De chauffeurs legden vrachtbrieven over waarop als geadresseerde [handelsnaam 1] stond vermeld. Er was geen reden om fraude te vermoeden.
Zij hadden geen kennis van vertrouwelijk financieel handelsverkeer van Cosimco . Toyota c.s. tonen dat ook niet aan.
Dat het bedrag op hun rekening van 29 januari 2018 vrijwel gelijk is aan het bedrag op de factuur van Cosimco aan Toyota c.s. komt doordat de fraudeur eerst ervoor heeft gezorgd dat de bestemming van de openstaande factuur van Cosimco werd gewijzigd in het rekeningnummer van Globes Industries om daarna met Globes Industries een koopovereenkomst te sluiten en de goederen kosteloos op te halen.
Toyota c.s. zijn zelf zeer laks geweest.
De fraudeur wist uit telefonisch contact met [naam 2] van Toyota c.s. wat de omvang was van de openstaande factuur van Cosimco en dus wat het voor hem maximale bestedingsbedrag was.
Dat de frauduleus verkregen gelden aan Globes Industries zijn betaald maakt nog niet dat laatstgenoemde bij de fraude betrokken is.
[gedaagde 2] heeft in het gesprek met ING nooit gesproken van “meneer [naam 5] of [naam 3] ”. De bij dat gesprek aanwezige advocaten hebben dat bevestigd. Van “daderkennis” kan dus geen sprake zijn.
De overboekingen na de ontvangst van het bedrag van € 643.940,74 waren gebruikelijke overboekingen: lonen aan werknemers van Globes Industries, openstaande incasso’s, openstaande facturen, een management-fee voor [gedaagde 2] en voor [gedaagde 1] .
Het contant opgenomen bedrag van € 10.000,-- was bestemd voor de betaling van een partij voetbalschoenen in Duitsland.
[gedaagde 2] heeft inderdaad tegenover ING verklaard dat de doorbetaling van het bedrag van € 585.000,-- is gedaan “om beslaglegging te voorkomen”. Globes Industries c.s. hebben met enkele medewerkers een arbeidsgeschil en daarom wilden zij een eventueel beslag voorkomen.
Ook van een poging tot het construeren van een titel is geen sprake. Er is sprake van een echte overeenkomst, die ook is nagekomen; de goederen zijn geleverd en betaald. Wat Toyota daarover stelt berust slechts op niet-verifieerbare mededelingen van ING.
Interro Recherchediensten BV heeft uitvoerig onderzoek gedaan naar het bestaan van een handelsrelatie tussen Globes Industries c.s. en Mobitrade en vastgesteld dat die er wel degelijk is en dat het er alle schijn van heeft dat mevrouw [naam 8] van Mobitrade opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Ook heeft Interro vastgesteld dat het IP-adres dat gekoppeld is aan het e-mailadres van waar het bericht aan [naam 2] kwam is te herleiden naar een server in Israël.
5.1.3
Artikel 6:166 BW biedt in dit geval geen grondslag voor hoofdelijke aansprakelijkheid.
5.1.4
Ook op de subsidiaire grond is de vordering niet toewijsbaar. Het is aan Toyota c.s te stellen en te bewijzen dat er sprake is van een verrijking, een verarming, causaal verband tussen de verrijking en de schade en dat de verrijking ongerechtvaardigd is. Dat komt er op neer dat zij moeten bewijzen dat er geen overeenkomst bestaat tussen Globes Industries en [handelsnaam 1] .
5.1.5
De vordering ter zake van de reële gemaakte proceskosten is niet toewijsbaar.
Een uitzondering op het regime van de Hoge Raad over de artikelen 237-240 Rv is alleen mogelijk onder buitengewone omstandigheden, zoals misbruik van procesrecht. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is.
6 Geheel subsidiair doen Globes Industries c.s. een beroep op eigen schuld van Toyota c.s. De door haar gestelde schade is immers mede het gevolg van omstandigheden die aan haar kunnen worden toegerekend.
7 Globes Industries c.s. bieden bewijs aan voor zover er op hen bewijslast zou rusten.

8.De beoordeling

8.1
toepasselijk recht
8.1.1
Globes Industries c.s. stellen zich op het standpunt dat op deze zaak Belgisch recht moet worden toegepast.
Toyota c.s. hebben daartegenover gesteld dat Globes Industries c.s., gelet op de inhoud van de conclusie van antwoord, impliciet hebben gekozen voor toepassing van Nederlands recht en achten daarom dat recht toepasselijk.
Uit de considerans van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (‘Rome II’) blijkt dat de eerbiediging van het beginsel van de autonomie van partijen en de rechtszekerheid redenen vormen voor de vrijheid van partijen een keuze te maken voor het toepasselijke recht. Die keuze moet, zo blijkt, uitdrukkelijk worden gedaan, dan wel met redelijke zekerheid door de omstandigheden van het geval worden aangetoond.
Voor zover in deze zaak aanvankelijk op het oog een (impliciete) keuze van Globes Industries c.s. voor Nederlands recht is gemaakt, zijn Globes Industries c.s. daarop ter comparitie tijdig teruggekomen. Van een rechtsgeldige rechtskeuze is dus geen sprake.
8.1.2
Uit de artikelen 1, 2 lid, 4 lid 1 en 10 Rome II, in hun samenhang bezien, volgt dat op de onderhavige zaak Belgisch recht van toepassing is.
Op grond van artikel 10:3 BW is Nederlands procesrecht van toepassing.
Op 4 april 2019 heeft de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers het Wetsontwerp tot invoering van een Nieuw Burgerlijk Wetboek en tot invoeging daarin van boek 8 “Bewijs” in plenaire vergadering aangenomen en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd. Artikel 75 van die wet bepaalt dat deze wordt ingevoerd op de eerste dag van de achttiende maand na die waarin zij is bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad.
De invoering zal eerst plaats hebben op 1 november 2020.
De rechtbank past dus het thans nog geldende Belgisch recht toe.
8.2
onverschuldigde betaling?
8.2.1
De rechtbank bespreekt nu de primaire grondslag onverschuldigde betaling en de stelling van Toyota c.s dat Globes Industries c.s. de betaling te kwader trouw hebben geaccepteerd.
Artikel 1235 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek (hierna: BBW) luidt:
“Iedere betaling onderstelt een schuld: hetgeen betaald is zonder verschuldigd te zijn, kan worden teruggevorderd.”
En artikel 1376 BBW:
“Hij die bij vergissing of met zijn weten iets ontvangen heeft dat hem niet verschuldigd was, is verplicht het terug te geven aan degene van wie hij het ontvangen heeft zonder dat het verschuldigd was.”
De stelling van Toyota c.s. is dat er geen sprake was van een schuld aan Globes Industries c.s., en dat er dus geen titel was voor de betaling; Globes Industries c.s. hebben daartegen aangevoerd dat zij een koopovereenkomst met Toyota c.s. hebben gesloten en dat die overeenkomst de titel was voor de betaling door Toyota c.s. Laatstgenoemden hebben dat weer bestreden en hebben gesteld dat zij zijn opgelicht/misleid/bedrogen. Globes Industries c.s. hebben dat laatste erkend: zowel zij als Toyota c.s zijn volgens hen slachtoffer van fraude. De rechtbank maakt daaruit op dat Globes Industries c.s. erkennen dat er sprake is geweest van onbevoegde vertegenwoordiging van Toyota c.s.
8.2.2
Anders dan Toyota c.s. kennelijk menen staat daarmee de onverschuldigde betaling niet vast, omdat Toyota c.s. toch gebonden kunnen zijn aan de door een onbevoegde vertegenwoordiger gesloten overeenkomst, in welk geval de betaling niet onverschuldigd is. Artikel 1998 BBW luidt:
“De lastgever is gehouden de verbintenissen na te komen, die de lasthebber overeenkomstig de hem verleende macht heeft aangegaan. Hij is niet gehouden tot hetgeen daarbuiten mocht zijn gedaan, dan voor zover hij zulks uitdrukkelijk of stilzwijgend bekrachtigd heeft.”
Naar Belgisch recht wordt het leerstuk van de schijnvertegenwoordiging, in de jurisprudentie en literatuur aanvaard als uitzondering op deze regel.
In het arrest “Cuivre-et-Zinc” van 20 juni 1988 oordeelde het Belgische Hof van Cassatie dat een partij gebonden kan zijn aan handelingen van een persoon die in haar naam optreedt, ook zonder dat deze persoon krachtens hun onderlinge verhouding dergelijke bevoegdheid heeft, en zelfs zonder op foutieve wijze een schijn daartoe te hebben opgewekt, wanneer de wederpartij “rechtmatig vertrouwde” op de bevoegdheid van die persoon.
In het Argenta-arrest van 20 januari 2000 oordeelde het Hof van Cassatie dat
“een persoon ten aanzien van een derde kan verbonden zijn voor daden gesteld door iemand die, wat die daden betreft, de schijn wekt de lasthebber te zijn van die persoon, in zoverre die schijn aan laatstgenoemde kan worden toegerekend; dat de gehoudenheid van de schijnlastgever niet wordt beïnvloed door het feit dat die schijnlasthebber in de uitvoering van de naar de schijn bestaande opdracht onrechtmatig optreedt, ook al maakt dit onrechtmatig optreden een misdrijf uit.”
In een arrest van 25 juni 2004 oordeelde het Hof van Cassatie dat
“een persoon op grond van een schijnmandaat kan gebonden zijn wanneer de schijn hem kan worden toegerekend, d.w.z. als hij uit vrije wil, door zijn gedrag, dat zelfs niet onrechtmatig hoeft te zijn, ertoe heeft bijgedragen die schijn te wekken of te laten voortbestaan.”
8.2.3
Wil er sprake zijn van schijnvertegenwoordiging, dan moet naar Belgisch recht zijn voldaan aan vier cumulatieve voorwaarden:
(1) er moet een discrepantie zijn tussen schijn en werkelijkheid, (2) het vertrouwen van de derde moet “rechtmatig” zijn, dat wil zeggen dat hij moet kunnen verantwoorden dat hij in de gegeven omstandigheden kon voortbouwen op de uiterlijke schijn, zowel op grond van de subjectieve goede trouw als van objectieve maatstaven van zorgvuldigheid waarvan een redelijk persoon in dezelfde omstandigheden zou blijk geven, (3) er moet sprake zijn van (het risico van) nadeel wanneer de schijnbare toestand niet de juridische gevolgen krijgt die aan de werkelijke toestand zijn verbonden en (4) de gewekte schijn moet aan de schijnlastgever toe te rekenen zijn.
8.2.4
Alvorens te beoordelen of aan deze vereisten (met name die onder twee en vier) is voldaan dient te worden vastgesteld of er een daadwerkelijke overeenkomst zoals door Globes Industries c.s. gesteld is gesloten, ter nakoming waarvan de gekochte goederen ook zijn geleverd en in twee vrachtwagens meegenomen. Dat zulks het geval is hebben Globes Industries c.s. met de onder 2.5-2.7 en 2.10 vaststaande feiten alsmede de verklaring van
[naam 9] en de vrachtbrieven voorshands voldoende onderbouwd.
8.2.5
Wanneer echter zou komen vast te staan dat de verklaring van de heer [naam 7] in het door Toyota c.s. als productie 61 overgelegde rapport, hiervoor samengevat onder 3.2.2, juist is, kan van die koop en de nakoming daarvan niet worden uitgegaan. De stelling van Toyota c.s., gebaseerd op dat rapport, is immers dat het niet kan kloppen dat de door Globes Industries verkochte partij werkkleding is geleverd, omdat die niet in de door Globes Industries c.s. bedoelde twee trailers zou passen. Die stelling is gemotiveerd betwist door Globes Industries c.s. Als die stelling van Toyota c.s. juist zou blijken te zijn dan kan niet worden uitgegaan van de juistheid van het verweer van Globes Industries c.s. dat er een geldige titel was voor de betaling aan hen en komt de bewijslast van het bestaan van die titel bij hen te liggen.
8.2.6
Daarom zullen Toyota c.s. eerst in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat de door Globes Industries c.s. bedoelde partij werkkleding, zoals vermeld in productie 4 bij conclusie van antwoord, niet kon worden vervoerd in de twee door Globes Industries c.s. genoemde vrachtwagens.
Slagen zij daarin, dan zou het in beginsel aan Globes Industries c.s. zijn om te bewijzen dat er - toch - een koopovereenkomst als door haar gesteld was, die de titel vormt voor de betaling door Toyota c.s. De gedetailleerde beschrijving van [naam 9] op het punt van het afhalen van de goederen valt echter niet te rijmen met de –dan bewezen- omstandigheid dat deze goederen feitelijk niet op die wijze vervoerd konden worden; ook de betekenis van de vrachtbrieven is dan beperkt. Dat betekent, dat in dat geval geen aanleiding bestaat haar toe te laten tot bewijs, zodat in het midden kan blijven of is voldaan aan de onder 8.2.2 bedoelde voorwaarden.
8.2.7
Slagen Toyota c.s. daarin niet, dan moet voorshands worden aangenomen dat een koopovereenkomst zoals door Globes Industries c.s. gesteld tot stand is gekomen. In dat geval is het aan hen GI om te bewijzen, dat aan de vierde van aan onder 8.2.2 bedoelde voorwaarden is voldaan. De rechtbank acht voorshands hetgeen is gesteld en onderbouwd voldoende om aan te nemen dat aan de eerste drie voorwaarden is voldaan.
Desgewenst kunnen partijen, uit proceseconomische overwegingen, de getuigen ook reeds over dit vierde aspect bevragen.
8.3
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen in verband met bewijslevering.
De datum of data en tijdstippen voor eventuele getuigenverhoren aan de zijde van Toyota c.s. (in enquête) en aan de zijde van Globes Industries c.s. (in contra-enquête) zullen na het wijzen van dit vonnis aan de hand van door partijen op te geven verhinderdata worden bepaald. Daarbij zal/zullen zowel een datum of data voor de enquête worden gepland als een datum of data worden gereserveerd voor de contra-enquête. Dit laat onverlet het recht van Globes Industries c.s. om zich na de enquête nader te beraden over de contra-enquête.
In de conclusie na enquête kunnen partijen zich uitlaten als hiervoor bedoeld.
8.4
Nu Toyota c.s in afwijking van het gevorderde bedrag verschillende malen andere bedragen noemt (zie hiervoor 3.1, 3.2.1, 3.2.3, twee maal) vraagt d
e rechtbank hen zich bij die gelegenheid in elk geval uit te laten over de (juistheid van) de bedragen die zij noemen.
8.5
De rechtbank bespreekt om proceseconomische redenen thans nog niet de grondslag onrechtmatige daad, doch merkt op dat het bewijs ook daarvoor van belang kan zijn. De rechtbank merkt wat de gevorderde kosten betreft reeds nu het volgende op.
Voor zover Toyota c.s. deze vorderen als proceskosten hebben Globes Industries c.s. terecht aangevoerd dat deze kosten niet toewijsbaar zijn. De vergoeding van de proceskosten wordt geregeld door Nederlands recht als de lex fori en vindt plaats als geregeld in de artikelen 237-240 Rv, die - ter wille van de toegang tot de rechter - tot uitgangspunt hebben dat slechts forfaitaire kosten worden vergoed. Omtrent buitengewone omstandigheden, zoals misbruik van procesrecht, die een uitzondering kunnen rechtvaardigen is niets gesteld noch gebleken.
Voor zover zij zich baseren op een andere (contractuele of delictuele) materieelrechtelijke grondslag, naar Belgisch recht, dienen zij hun vordering nader toe te lichten en te onderbouwen.
8.6
ongerechtvaardigde verrijking?
De subsidiaire stelling van Toyota c.s is dat Globes Industries c.s. ongerechtvaardigd zijn verrijkt.
Deze rechtsfiguur is niet in de Belgische wet geregeld, maar in de jurisprudentie sinds het “Boswachtersarrest” van 27 mei 1909 aanvaard, als uitvloeisel van het billijkheidsprincipe dat niemand zich ten koste van een ander ongerechtvaardigd mag verrijken en sinds een arrest van 17 november 1983 algemeen aanvaard.
Er zijn vijf vereisten voor een geslaagd beroep op ongerechtvaardigde verrijking: een verrijking bij de verweerder, een verarming bij de eiser, causaal verband tussen de verrijking en de verarming, het ontbreken van een juridische rechtvaardiging en de afwezigheid van een andere vorderingsmogelijkheid, ook wel het subsidiariteitsvereiste genoemd (zie:
Baeck, Joke, Multi-Inzetbaar in Het Belgische Privaatrecht: De Vordering Uit Ongerechtvaardigde Verrijking in: Vereniging voor de Vergelijkende Studie van het recht van België en Nederland. Preadviezen 2012, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2012, 199-243).
De vordering heeft een subsidiair karakter: zij is alleen te gebruiken als de wet geen andere vorderingsmogelijkheid toekent. (Hof van Cassatie van België, 7 juni 2017, nummer C.16.0382.N). Nu Toyota c.s. hun vordering mede op onverschuldigde betaling en op onrechtmatige daad baseren, en daaromtrent nog niet is geoordeeld bespreekt de rechtbank deze grondslag op dit moment niet verder.
8.7
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank,
draagt Toyota c.s. op te bewijzen dat de partij werkkleding die vermeld is in productie 4 bij conclusie van antwoord niet heeft kunnen worden vervoerd in de twee door Globes Industries c.s. genoemde vrachtwagens;
bepaalt dat indien Toyota c.s. dit bewijs willen leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125, voor de rechter mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten;
bepaalt dat Toyota c.s. indien zij getuigen willen laten horen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555
de namens hen te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden juli tot en met november 2019 moeten opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal/zullen worden bepaald;
bepaalt dat Globes Industries c.s., indien zij getuigen in contra-enquête willen voorbrengen, bij de opgave van verhinderdata rekening moeten houden met de in dat kader (vermoedelijk) te horen getuigen; voor contra-enquête zal/zullen een dag/dagen en uur worden gereserveerd na de voor het getuigenverhoor bepaalde dag en tijd;
bepaalt dat Toyota c.s., indien zij het bewijs niet door getuigen willen leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, het voornemen hiertoe binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank op voormeld adres en aan de wederpartij moeten opgeven, waarna de verdere procesvoering zal worden bepaald;
bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken, voor zover nog niet in het geding gebracht, aan de rechtbank op voormeld adres
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2019
2632/106