ECLI:NL:RBROT:2019:5618

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
83/178608-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van overbrenging van afvalstoffen naar Pakistan

Op 18 juni 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon die werd beschuldigd van het medeplegen van de overbrenging van een container met afvalstoffen naar Pakistan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 31 mei 2017 tot en met 4 juli 2017 opzettelijk een handeling heeft verricht die in strijd is met de Europese regelgeving omtrent de overbrenging van afvalstoffen. De verdachte heeft een container met afvalstoffen, waaronder elektromotoren en andere elektrische apparaten, overgebracht van Nederland naar Pakistan zonder de vereiste kennisgeving en toestemming van de bevoegde autoriteiten. De officier van justitie, mr. L.W. Boogert, had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een geldboete van € 12.000,00. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit en heeft een geldboete van € 12.000,00 opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de draagkracht van de verdachte. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat in haar voordeel heeft meegewogen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/178608-18
Datum uitspraak: 18 juni 2019
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon (hierna: de verdachte):
[naam verdachte rechtspersoon] ,
gevestigd te [vestigingsadres verdachte rechtspersoon] , [vestigingsplaats verdachte rechtspersoon] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.W. Boogert heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 12.000,00.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij in de periode van 31 mei 2017 tot en met 4 juli 2017 in Nederland,
tezamen en in vereniging met één ander, opzettelijk,
een handeling heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a
en b van de EG Verordening overbrenging afvalstoffen,
immers was zij doende één container ( [containernummer] ) waarvan de
inhoud onder andere bestond uit elektromotoren en trafokernen
en lastrafo’s en ventilatoren en voedingen en elektrische
apparaten
in elk geval uit een niet in bijlage III en/of bijlage III A en/of bijlage III
B van genoemde verordening ingedeeld mengsel van afvalstoffen,
over te brengen van Nederland naar Pakistan,
terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en
toestemming van alle betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig
genoemde verordening.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte was bezig een container met afvalstoffen over te brengen van Nederland naar Pakistan. Daarmee heeft hij gehandeld in strijd met de EVOA. De EVOA heeft als doel bescherming van het milieu. Juist in het belang van het milieu en de volksgezondheid gelden strenge regels voor handelingen met betrekking tot de uitvoer van afvalstoffen. De verdachte houdt zich als professionele partij bezig met afvalstoffen. Dat zij in die hoedanigheid geen acht heeft geslagen op de geldende regelgeving wordt haar in het bijzonder aangerekend.
7.3.
Omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit acht de rechtbank een geldboete van € 12.000,00 passend en op haar plaats.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 23, 47 en 51 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 10.60 van de Wet Milieubeheer; en
  • 2 en 18 van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 12.000,00 (twaalfduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. L. Daum en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2019.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks de periode van 31 mei 2017 tot en met 4 juli 2017 te
Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a
en/of b van de EG Verordening overbrenging afvalstoffen,
immers was zij doende één container ( [containernummer] ) waarvan de
inhoud onder andere bestond uit elektromotoren en/of trafokernen
en/of lastrafo’s en/of ventilatoren en/of voedingen en/of elektrische
apparaten
in elk geval uit (een) niet in bijlage III en/of bijlage III A en/of bijlage III
B van genoemde verordening ingedeeld(e) (mengsel van) afvalstof(fen),
over te brengen van Nederland naar Pakistan,
terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of
toestemming van alle/ betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig
genoemde verordening.