Op 22 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrachtwagenchauffeur die betrokken was bij een dodelijk ongeval op 24 januari 2017. De verdachte, die op het moment van het ongeval zijn vrachtwagen op een bedrijfsterrein had geparkeerd, werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop, alsook van het veroorzaken van gevaar op de weg. De officier van justitie eiste een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks het feit dat het camerasysteem van de vrachtwagen niet goed was ingesteld en het zicht op de trottoirspiegel beperkt was, niet opzettelijk een gevaarlijke situatie had gecreëerd. De verdachte had geen reden om aan te nemen dat zijn zicht niet voldeed aan de wettelijke eisen, en hij had geen eerdere ervaring met het gebruik van het camerasysteem. De rechtbank oordeelde dat de combinatie van omstandigheden, waaronder de korte tijdsduur waarin het slachtoffer zich voor de vrachtwagen bevond, leidde tot een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij zich zodanig had gedragen dat er sprake was van verwijtbare onvoorzichtigheid of gevaarscheppend gedrag. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers, maar ook de noodzaak om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van elk geval.