ECLI:NL:RBROT:2019:5541

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
10/652010-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak tijdens nachtrust door verdachte zonder toestemming

Op 8 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Algerije en gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad. De verdachte werd beschuldigd van poging tot diefstal uit een woning, gepleegd op 15 oktober 2018 te Rotterdam. De officier van justitie, mr. E.M. Harbers, eiste een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was op basis van aangifte, camerabeelden en herkenning door de verbalisant. De verdachte had geprobeerd de lade van een kast open te breken met een mes, maar was niet in staat om goederen weg te nemen. De rechtbank overwoog dat woninginbraken gevoelens van onveiligheid veroorzaken en dat de verdachte zich enkel had laten leiden door financieel gewin. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recidive en detentie, werden meegewogen in de strafmaat. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, zonder aftrek van voorarrest, omdat de verdachte niet in voorlopige hechtenis had gezeten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. L.R. Prins als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/652010-19
Datum uitspraak: 8 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Algerije) op [geboortedatum verdachte] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan,
raadsman mr. H.W. Verberkmoes, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij gedurende de voor nachtrust bedoelde tijd heeft geprobeerd diefstal uit een woning te plegen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder verdere nadere motivering
Het ten laste gelegde is op basis van de aangifte, de camerabeelden van de woninginbraak en de herkenning van de verdachte op die camerabeelden door de verbalisant, wettig en overtuigend bewezen. Het feit zal zonder verdere nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 oktober 2018 te Rotterdam omstreeks 06:02 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning gelegen aan de [adres delict] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- zich de toegang tot voornoemde woning heeft verschaft, en
- heeft getracht met een mes de lade van een kast te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. De verdachte heeft zich gedurende de voor de nachtrust bestemde uren de toegang tot een woning verschaft, terwijl de bewoner thuis was. Eenmaal binnen heeft hij getracht een lade in een kast met een mes open te breken. Dit is niet gelukt. De verdachte heeft enige tijd in de woning doorgebracht en is toen – zonder goederen en/of geld weg te nemen – weer uit de woning vertrokken.
Woninginbraken en ook pogingen daartoe veroorzaken gevoelens van angst, onbehagen en onveiligheid bij de bewoners, de buurtbewoners en de samenleving in het algemeen. Dit geldt temeer als bewoners op het moment van de inbraak aanwezig zijn in de woning. Door woninginbraken wordt bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. De verdachte heeft daarvoor op geen enkele manier oog gehad en zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, zijn vreemdelingenrechtelijke status en een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 april 2019. Daaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit weegt mee in het nadeel van de verdachte.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte op dit moment al in detentie verblijft wegens een recente veroordeling van een soortgelijk strafbaar feit op 30 november 2018. De rechtbank heeft daarmee rekening gehouden in de straftoemeting.
7.4.
Geen voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd dat van de op te leggen gevangenisstraf de tijd zal worden afgetrokken die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdachte heeft echter in verband met het ten laste gelegde niet in voorlopige hechtenis gezeten. Op de op te leggen gevangenisstraf zal dus geen tijd in mindering worden gebracht.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat sprake is van recidive en de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.R. Prins, voorzitter,
en mrs. J. Snitker en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 oktober 2018 te Rotterdam
omstreeks 06:02 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
in/uit een woning gelegen aan de [adres delict] , alwaar verdachte zich
buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer]
,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- zich de toegang tot voornoemde woning heeft verschaft, en/of
- heeft getracht (met een mes) de lade van een kast te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 311 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht