Op 8 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Algerije en gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad. De verdachte werd beschuldigd van poging tot diefstal uit een woning, gepleegd op 15 oktober 2018 te Rotterdam. De officier van justitie, mr. E.M. Harbers, eiste een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was op basis van aangifte, camerabeelden en herkenning door de verbalisant. De verdachte had geprobeerd de lade van een kast open te breken met een mes, maar was niet in staat om goederen weg te nemen. De rechtbank overwoog dat woninginbraken gevoelens van onveiligheid veroorzaken en dat de verdachte zich enkel had laten leiden door financieel gewin. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recidive en detentie, werden meegewogen in de strafmaat. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, zonder aftrek van voorarrest, omdat de verdachte niet in voorlopige hechtenis had gezeten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. L.R. Prins als voorzitter.