ECLI:NL:RBROT:2019:5531

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
10/007020-90
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en dwangverpleging van een ter beschikking gestelde met ernstige geestelijke stoornissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een ter beschikking gestelde, die sinds 1991 onder dwangverpleging staat. De rechtbank oordeelt dat de ter beschikking gestelde, ondanks zijn langdurige behandeling, nog steeds lijdt aan ernstige geestelijke stoornissen, waaronder schizofrenie en een persoonlijkheidsstoornis. De ter beschikking gestelde heeft gedurende zijn verblijf in de kliniek geen medewerking verleend aan de behandeling en weigert zijn cannabisverslaving aan te pakken. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar toegewezen, omdat de veiligheid van anderen in het geding is. De rechtbank concludeert dat de verlenging proportioneel is, ondanks de lange duur van de maatregel, en dat er geen verantwoorde mogelijkheden zijn voor een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank wijst ook het verzoek tot schorsing van de terbeschikkingstelling af, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/007020-90
Datum uitspraak: 16 mei 2019
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, raadkamer voor strafzaken, met betrekking tot de terbeschikkingstelling van
[naam ter beschikking gestelde], (de ter beschikking gestelde),
geboren te [geboorteplaats ter beschikking gestelde] (Suriname) op [geboortedatum ter beschikking gestelde] ,
(formeel) verblijvende in LFPZ Pompestichting, Locatie Zeeland, te Zeeland (de inrichting),
raadsman mr. I. de Vos , advocaat te Amsterdam.

1.Inleiding

Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 april 1991 is de terbeschikkingstelling van [naam ter beschikking gestelde] gelast en is zijn verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) bevolen.
De terbeschikkingstelling is gelast ter zake van poging tot doodslag, meermalen gepleegd. De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 14 mei 1991.
Bij beslissing van 25 juli 2018 heeft deze rechtbank de terbeschikkingstelling laatstelijk verlengd met één jaar.
Bij beslissing van 1 november 2018 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is de beslissing van de rechtbank van 25 juli 2018 bevestigd.

2.Procesverloop

De rechtbank heeft op 3 april 2019 van het openbaar ministerie een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling ontvangen (artikel 38d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht). Bij die vordering zijn de daarbij vereiste stukken gevoegd.
De vordering is op de openbare zitting van 2 mei 2019 behandeld. De officier van justitie, mr. R.J.A. Segerink, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsman, en als deskundige [naam deskundige] , werkzaam bij de inrichting.

3.Advies van de inrichting

Het advies gedateerd 27 maart 2019 luidt de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren.

4.Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar.
Standpunt van de ter beschikking gestelde
De ter beschikking gestelde en zijn raadsman hebben primair afwijzing van de vordering bepleit en subsidiair beëindiging van de dwangverpleging met omzetting naar een terbeschikkingstelling onder voorwaarden dan wel schorsing van de dwangverpleging.

5.Beoordeling

Ter zitting hebben de ter beschikking gestelde en diens raadsman met klem naar voren gebracht dat de terbeschikkingstelling met dwangverpleging al dan niet voorwaardelijk moet worden beëindigd of in ieder geval de dwangverpleging moet worden geschorst. De ter beschikking gestelde is bereid om zich aan de te stellen voorwaarden te houden. Verder wijzen zij op de inmiddels disproportionele lengte van de terbeschikkingstelling.
Beoordeeld moet worden of de wettelijke gronden voor de terbeschikkingstelling en dwangverpleging (nog steeds) aanwezig zijn.
De rechtbank heeft daarbij de twee volgende vragen te beantwoorden:
- is er nog steeds sprake van een gebrekkige ontwikkeling van en/of ziekelijke stoornis in de geestvermogens van de terbeschikkinggestelde; en indien dit het geval is vervolgens:
- eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat de termijn van de terbeschikkingstelling (met twee jaar) wordt verlengd.
Door de deskundige (behandelaar) is zowel in het schriftelijk advies als ter zitting aangegeven dat bij de ter beschikking gestelde sprake is van schizofrenie (hoofddiagnose), een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken, een matige tot ernstige stoornis in cannabisgebruik en een gokstoornis onder toezicht in langdurige remissie. Deze diagnose is door de ter beschikking gestelde verder niet betwist en de rechtbank neemt deze conclusie van de deskundige over.
Daarmede wordt de eerste vraag beantwoord met de vaststelling dat nog steeds sprake is van een ziekelijke stoornis in de geestvermogens van de ter beschikking gestelde.
Beantwoording van de tweede vraag vergt een uitvoeriger bespreking gezien de naar voren gebrachte verweren. Daarbij komt achtereenvolgens aan de orde de redenen van de terbeschikkingstelling van betrokkene, de gang van zaken rond de behandeling van de ter beschikking gestelde, de beoordeling van de vraag of de ter beschikking gestelde daadwerkelijk zal willen en kunnen voldoen aan te stellen voorwaarden bij een al dan niet voorwaardelijke beëindiging en tot slot de vraag of sprake is/zal zijn van een disproportionele lengte van de terbeschikkingstelling.
De redenen voor de ter beschikking stelling met dwangverpleging
In 1991 is de ter beschikking gestelde schuldig bevonden aan het in de buik neersteken van een jonge vrouw die 31 weken in verwachting was. Tijdens het plegen van dit gewelddadige feit had de vrouw haar eenjarig zoontje aan haar arm. Moeder en ongeboren kind hebben het na een spoedoperatie ternauwernood overleefd.
De ter beschikking gestelde had toen wel gezien dat het slachtoffer zwanger was, maar had hiertoe naar zijn zeggen toch besloten, omdat hij zijn geld in een gokhal verspeeld had en hij iemand wilde overvallen om aan geld te komen. In het vonnis van de rechtbank - dat is gehandhaafd door het gerechtshof - is te lezen dat uit het destijds verrichte geestesonderzoek van betrokkene naar voren is gekomen dat hij als jongeman al een affectieve ontwikkelingsstoornis heeft opgelopen en hij een zeer specifieke cognitieve stoornis heeft.
Hierdoor kan betrokkene zeer impulsief reageren in situaties die hij als bedreigend ervaart en die hem angstig en onzeker maken.
De behandeling tijdens de opgelegde dwangverpleging
De ter beschikking gestelde bevindt zich thans 28 jaar in terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Steeds opnieuw is vastgesteld dat bij de ter beschikking gestelde sprake is van schizofrenie, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken, een matig/ernstige stoornis in cannabisgebruik en een gokstoornis onder toezicht in langdurige remissie. Begin jaren 2000 is deze diagnose nog aangevuld/bijgesteld naar schizofrenie van het paranoïde type en is de ter beschikking gestelde ingesteld op een depot antipsychoticum. Proefondervindelijk werd in 2010 duidelijk dat men de dosering daarvan niet moet verlagen, omdat de ter beschikking gestelde anders weer paranoïde psychotisch raakt. Tegenwoordig wordt zijn toestandsbeeld nog steeds gedomineerd door ernstige desorganisatie, formele denkstoornissen en nu vooral de negatieve symptomen van schizofrenie.
Drie verschillende klinieken hebben geprobeerd om de geestesziekte van de ter beschikking gestelde te behandelen. Dit is niet goed mogelijk gebleken omdat de ter beschikking gestelde zijn ziektebeeld ontkent, aan behandeling niet heeft meegewerkt, en zelfs in één geval zich langdurig hieraan heeft onttrokken door te vluchten.
Ten behoeve van de beoordeling van de vordering van de officier van justitie heeft de kliniek - die dagelijks met de ter beschikking gestelde optrekt - ten behoeve van de verlengingszitting van heden het volgende gerapporteerd:
“Op dit moment is er sprake van een stabiel psychiatrisch beeld. Op de voorgrond staan vooral de hoge mate van krenkbaarheid, de onaantastbaarheid die betrokkene uit wil stralen en de loochening van iedere vorm van afhankelijkheid, waarbij zowel de vroege persoonlijkheidspathologie alsook de psychotische kwetsbaarheid zichtbaar zijn in de uitermate primitieve, oninvoelbare wijze waarop betrokkene vlucht in overwaardige ideeën en grootheidsfantasieën. Tenslotte is er sprake van een hardnekkige en chronische verslavingsproblematiek, waarbij betrokkene het grootste gedeelte van zijn verblijf in klinieken cannabis is blijven gebruiken en nog steeds doet.”
De rechtbank heeft in de loop van vele jaren bij opvolgende behandelingen steeds moeten vaststellen dat de stoornissen die zijn vastgesteld nog steeds aanwezig zijn, hij geen inzicht heeft in zijn ziektebeeld en niet bereid of in staat is om zich aan de hiervoor noodzakelijke behandelingen te onderwerpen.
Daarnaast heeft de rechtbank ook steeds opnieuw moeten vaststellen dat de ter beschikking gestelde ook niet bereid is om zijn cannabisverslaving tegen te gaan door geen drugs meer te (willen) gebruiken.
Tot slot blijft de ter beschikking gestelde weigeren om, in welke vorm dan ook, mee te werken aan voorwaarden om een eerste stap te kunnen zetten naar resocialisatie door bijvoorbeeld begeleid verlof. Hij geeft aan - ook nog ter zitting - zich tijdens een verlof te zullen onttrekken aan het toezicht en te zullen ontsnappen.
Dat dit geen grootspraak is volgt uit zijn eerdere ontvluchting in 2010. Toen kon hij pas na maanden worden aangehouden en bleek toen in het bezit van een geladen vuurwapen.
Ondanks deze weigerachtige houding van de ter beschikking gestelde hebben de klinieken, de rechtbank en het gerechtshof steeds gezocht naar openingen om de ter beschikking gestelde weer langzaamaan te kunnen laten terugkeren in de samenleving, waarbij wel de veiligheid voor anderen gewaarborgd moest blijven.
Helaas moet vastgesteld worden dat de ter beschikking gestelde deze mogelijkheden nooit heeft aangegrepen. Steeds opnieuw blijft hij halsstarrig weigeren mee te werken aan het pakket aan voorwaarden, dat noodzakelijk geacht wordt om controle te krijgen en te houden op zijn stoornissen wanneer hij eenmaal op vrije voeten zou zijn. Weliswaar heeft de ter beschikking gestelde ter zitting aangegeven zich aan een beperkt aantal voorwaarden te willen houden, maar dit mogen er - volgens hemzelf en diens raadsman - niet te veel zijn, omdat anders de kans te groot wordt dat hij hieraan niet zal voldoen. Zo is hij bereid om te vertellen waar hij gaat wonen en om met enige regelmaat langs de reclassering te gaan, maar meer ook eigenlijk niet. De rechtbank beoordeelt dit aanbod, mede gezien de complexe problematiek van de ter beschikking gestelde en de aanzienlijke risico’s, als niet realistisch.
De rechtbank realiseert zich dat naarmate de terbeschikkingstelling met verpleging langer duurt de weg naar resocialisatie moeilijker wordt. In de samenleving wordt echter steeds meer een beroep op de zelfredzaamheid van burgers en het vermogen tot incassering van teleurstellingen gedaan. Deze ontwikkeling verkleint het risico op het impulsieve en gevaarlijke gedrag dat het gevolg kan zijn van de snelle gekrenktheid van de ter beschikking gestelde bepaald niet, zeker wanneer hij de noodzakelijk geachte hulp en toezicht niet aanvaardt.
Daar komt bij dat de rechtbank ook de kans dat de ter beschikking gestelde zijn Wajong-uitkering snel zal benutten om aan zijn nog steeds niet verdwenen verslavingswensen tegemoet te komen evenmin kan negeren.
Tot slot is gebleken niemand de verantwoordelijkheid wil of kan nemen voor de zorg én het goede gedrag van de ter beschikking gestelde, wanneer hij uit de kliniek zou zijn ontslagen. De reclassering kan en wil hierin, gezien de problematiek van de ter beschikking gestelde en zijn weigerachtige houding, geen verantwoordelijkheid nemen.
De ter zitting aanwezige nicht heeft weliswaar verklaard bereid te zijn om de ter beschikking gestelde te helpen en hem onderdak te geven, maar heeft daarbij wel aangegeven geen verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn handelen. De rechtbank begrijpt die terughoudendheid op dat punt, maar constateert dat daarmee het bestaande gevaar voor de veiligheid van anderen niet tot aanvaardbare proporties wordt teruggebracht.
Zelfs de raadsman van de ter beschikking gestelde gaf ter zitting aan er mee rekening te houden dat de ter beschikking gestelde opnieuw strafbare feiten zou kunnen gaan plegen, maar - zoals hij aangaf - zullen deze feiten waarschijnlijk van eenvoudige aard blijven, zoals winkeldiefstallen.
Wat daarvan ook zij, de rechtbank komt na deze uitvoerige afwegingen tot het oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen nog steeds zodanig aanwezig is dat de termijn van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met verlengd moet worden en dat er geen verantwoorde mogelijkheden zijn deze (voorwaardelijk) te beëindigen.
Er zijn verder geen nieuwe ontwikkelingen naar voren gekomen na het hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 november 2018. De zorgconferentie waarover het gerechtshof in diens beschikking spreekt heeft tot niets geleid. Kennelijk zijn op korte termijn geen wijzigingen te verwachten, zodat de rechtbank de termijn van verlenging op het maximum van twee jaren stelt.
Het is aan de ter beschikking gestelde om deze termijn te gebruiken om zich te doen behandelen, verlof na te streven, dan wel van dit alles af te zien.
Proportioneel?
Ondanks dat de maatregel inmiddels 28 jaar duurt, verwerpt de rechtbank het verweer van de ter beschikking gestelde, dat een verlenging disproportioneel zou zijn. De duur en zwaarte van de verlengde maatregel staan naar het oordeel van de rechtbank in verhouding tot de aard van de stoornis en de kans op herhaling van strafbaar gedrag door de ter beschikking gestelde, ook met inachtneming van artikel 5 van Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de door de raadsman aangehaalde jurisprudentie (ECLI:NL:GHARN:2007:AZ9806).
Schorsing?
Ook het verzoek tot schorsing van de terbeschikkingstelling wordt afgewezen, nu hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.
Conclusie
De vordering van de officier van justitie dient te worden toegewezen.
De totale duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging gaat daarmee een periode
van vier jaar te boven. Verlenging is niettemin mogelijk, omdat de maatregel is opgelegd ter
zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid
van het lichaam van één of meer personen, te weten poging tot doodslag, meermalen
gepleegd.

6.Beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
met
2 (twee) jaren;
Deze beschikking is gegeven door
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en W.H.S. Duinkerke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens griffier,
en is in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.