ECLI:NL:RBROT:2019:5484

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
7173537 AZ VERZ 18-113
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aanwijzing in het kader van de vereffening van een nalatenschap

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 4:210 BW. Het verzoek is ingediend door [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. C.A. de Bruin, tegen [verweerster], vertegenwoordigd door mr. W.L.J. van Winden van Achmea rechtsbijstand. Het verzoek betreft een aanwijzing voor de uitvoering van een schikking die eerder was overeengekomen tussen de partijen. De feiten van de zaak zijn als volgt: op [overlijdensdatum 1] is mevrouw [erflaatster] overleden, waarna haar echtgenoot, de heer [echtgenoot erflaatster], als executeur is benoemd. Na het overlijden van de echtgenoot op [overlijdensdatum 2] zijn [verzoeker] en [verweerster] erfgenamen geworden. [verweerster] heeft een verzoek ingediend voor een aanwijzing in de verdeling van de nalatenschap, waarop een schikking is bereikt. [verzoeker] heeft later een verzoek ingediend om een aanwijzing te geven voor de uitvoering van deze schikking, maar heeft dit verzoek gewijzigd door te vragen om betaling van deurwaarderskosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek niet gegrond is, omdat artikel 4:210 BW niet bedoeld is voor het vorderen van nakoming van afspraken of betaling van kosten. Het verzoek is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7173537 AZ VERZ 18-113
uitspraak: 12 maart 2019
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
inzake het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. C.A. de Bruin, kantoorhoudende te Amerongen.
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats verweerster] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. W.L.J. van Winden, Achmea rechtsbijstand.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
het verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 29 augustus 2018;
de brief van mr. De Bruin van 17 september 2018;
het verweerschrift, binnengekomen ter griffie op 13 november 2018;
de brief van mr. De Bruin van 20 november 2018;
de aantekening dat een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 november 2018;
6. de aanvulling op het verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 3 januari 2019;
7. het verweerschrift naar aanleiding van het aanvullend verzoek, binnengekomen ter griffie op 22 januari 2019;
8. de overgelegde producties.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen verzoeker (hierna: [verzoeker] ), bijgestaan door zijn gemachtigde mr. De Bruin. Verweerster (hierna: [verweerster] ) noch haar gemachtigde is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Op [overlijdensdatum 1] is overleden mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster). In haar testament d.d. 5 december 2014 heeft zij een tweetrapsmaking opgenomen, waarin haar echtgenoot, de heer [echtgenoot erflaatster] (hierna: de echtgenoot), is aangewezen als verkrijger en [verzoeker] en [verweerster] als verwachters. In het testament heeft erflaatster de echtgenoot aangewezen als executeur. Hij heeft deze benoeming aanvaard. [verzoeker] heeft de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard.
2.2.
Op [overlijdensdatum 2] is overleden de echtgenoot. Met diens overlijden zijn [verzoeker] en [verweerster] in plaats van verwachters erfgenaam geworden in de nalatenschap van erflaatster van hetgeen hun vader onverteerd heeft achtergelaten.
2.3.
Het testament van erflaatster voorziet niet in de aanwijzing van een executeur in het geval de echtgenoot na aanvaarding zou komen te overlijden.
2.4.
In de nalatenschap van de echtgenoot is [verweerster] benoemd tot enig erfgenaam en executeur. Aan [verzoeker] is een legaat toegekend van een bedrag ter grootte van zijn legitieme portie.
2.5.
Bij verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 21 juni 2017, heeft [verweerster] om een aanwijzing in de zin van artikel 4:210 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gevraagd, inhoudende dat de roerende zaken van erflaatster worden verdeeld volgens de kavels zoals deze door de notaris zijn samengesteld en [verzoeker] de hem toekomende gelden uit de nalatenschap zal ontvangen.
2.6.
Tijdens de mondelinge behandeling van het onder 2.5. genoemde verzoek, zijn [verweerster] en [verzoeker] ter beëindiging van hun geschil een schikking overeengekomen, die is neergelegd in een proces-verbaal d.d. 15 november 2017.
2.7.
Op 27 december 2018 heeft in de onderhavige procedure, in het bijzijn van een deurwaarder, de overdracht van goederen met betrekking tot de nalatenschap van erflaatster plaatsgevonden.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] heeft de kantonrechter verzocht een aanwijzing te geven als bedoeld in artikel 4:210 lid 1 BW, inzake de uitvoering van het bepaalde in het proces-verbaal van schikking d.d. 15 november 2017.
3.2.
Bij brief van 2 januari 2019 is het verzoek gewijzigd in die zin dat [verzoeker] zijn verzoek om een aanwijzing ter zake van de overdracht van de goederen en de afgifte van de complete financiële administratie intrekt en zijn verzoek aanvult in die zin dat [verweerster] gelast zal worden aan hem te voldoen een bedrag van € 671,55 ter zake van deurwaarderskosten. [verzoeker] heeft het verzoek voor het overige gehandhaafd.
3.3.
[verzoeker] stelt daartoe dat [verweerster] diverse malen heeft geweigerd controle op de juiste overdracht van de goederen uit de nalatenschap van erflaatster toe te laten, waardoor [verzoeker] noodgedwongen een deurwaarder heeft ingeschakeld.
3.4.
[verweerster] voert als verweer dat [verzoeker] niet ontvankelijk is zijn verzoek dan wel dat zijn verzoek moet worden afgewezen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het primaire verweer van [verweerster] dat [verzoeker] niet ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat het bepaalde in artikel 4:210 BW slechts geldt in het geval een nalatenschap beneficiair is aanvaard en de erfgenamen een aanwijzing behoeven voor de vereffening, wordt verworpen. In de onderhavige zaak gaat het immers over de nalatenschap van erflaatster.
[verzoeker] heeft de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard. Nu het testament van erflaatster niet voorziet in de aanwijzing van een executeur in het geval de echtgenoot na aanvaarding zou komen te overlijden, dient de nalatenschap van erflaatster te worden vereffend.
4.2.
[verzoeker] verzocht aanvankelijk nakoming van de afspraken die in het proces-verbaal van 15 november 2017 zijn neergelegd. Na de mondelinge behandeling op 28 november 2018 en na overdracht van de goederen op 27 december 2018 heeft hij zijn verzoek gewijzigd.
4.3.
[verzoeker] heeft zijn (gewijzigde) verzoek gegrond op artikel 4:210 BW. Dit artikel geeft de kantonrechter instrumenten voor zijn toezichthoudende functie bij de vereffening van nalatenschappen. Zo kan de kantonrechter de vereffenaar verzoeken inlichtingen over het verloop van de vereffening te verstrekken en aanwijzingen geven die de vereffenaar dient op te volgen. Een verzoek in de zin van artikel 4:210 BW is echter niet bedoeld om nakoming van afspraken en om betaling van gemaakte kosten te vorderen. Geoordeeld wordt dat er geen sprake is van een gegronde reden in de zin van artikel 4:210 BW. Het verzoek van [verzoeker] om aan [verweerster] een aanwijzing te geven, inhoudende dat zij gelast zal worden aan [verzoeker] te voldoen een bedrag van € 671,55 aan deurwaarderskosten, zal daarom worden afgewezen. Dit verzoek gaat namelijk de toezichthoudende taak van de kantonrechter te buiten.
4.4.
De proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt; dit vanwege de familierelatie tussen beiden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
compenseert de kosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
452
Van deze beschikking kan door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.