ECLI:NL:RBROT:2019:5343

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
10/996596-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van terrorismefinanciering na onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij overboeking

Op 2 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van terrorismefinanciering. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank, waar de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, B.Th. Nooitgedagt. De officieren van justitie, mrs. A.M. Dingley en E.C. Nieuwenhuis, eisten bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en vroegen om een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaar.

De tenlastelegging betrof onder andere het overmaken van € 500,00 van de bankrekening van de verdachte naar de rekening van een medeverdachte, met als betalingsomschrijving '250 voor [naam medeverdachte 2] en 250 voor jou'. De verdachte verklaarde echter dat zij niet op de hoogte was van deze overboeking en dat haar man, medeverdachte [naam medeverdachte 3], haar bankpas gebruikte en alle bankzaken regelde. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de overboeking vast te stellen.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen. Daarnaast werd besloten dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder telefoons en een laptop, aan de verdachte zouden worden teruggegeven. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. E.L. Vedder, en de jongste rechter was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996596-17
Datum uitspraak: 2 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman B.Th. Nooitgedagt, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. A.M. Dingley en E.C. Nieuwenhuis (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van drie jaar.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezenverklaard. Op 27 december 2013 is er van de bankrekening van de verdachte € 500,00 overgemaakt naar de bankrekening van [naam medeverdachte 1] , met als betalingsomschrijving: ‘250 voor [naam medeverdachte 2] en 250 voor jou’. Met [naam medeverdachte 2] wordt vermoedelijk [naam medeverdachte 2] bedoeld, de broer van de verdachte.
5.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij van de overboeking niets wist en dat haar man, medeverdachte [naam medeverdachte 3] , beschikte over haar bankpas en alle bankzaken regelde. Medeverdachte [naam medeverdachte 3] heeft ter zitting bekend dat hij deze overboeking heeft gedaan. Uit de inhoud van het dossier kan ook niet worden afgeleid dat de verdachte enige betrokkenheid had bij de overboeking van € 500 op de rekening van [naam medeverdachte 1] of dat zij daarvan destijds op de hoogte was.
5.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

6.In beslag genomen voorwerpen

6.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen verbeurd te verklaren. Het gaat om de volgende voorwerpen:
- witte Samsung telefoon (IBN-code A.04.01)
- witte iPhone telefoon + oplader (IBN-code A.04.02)
- Toshiba laptop (IBN-code A.03.05)
- Toshiba harde schijf (IBN-code A.04.13)
6.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

7.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de teruggave aan verdachte van:
- witte Samsung telefoon (IBN-code A.04.01)
- witte iPhone telefoon + oplader (IBN-code A.04.02)
- Toshiba laptop (IBN-code A.03.05)
- Toshiba harde schijf (IBN-code A.04.13).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december
2013 tot en met 1 januari 2014 te Schiedam en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak, tezamen en in vereniging,
althans alleen,
een ander opzettelijk middelen of inlichtingen heeft verschaft dan wel
opzettelijk voorwerpen heeft verzameld, heeft verworven en/of voorhanden heeft
gehad en/of aan (een) ander(en) heeft verschaft, die geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk of middellijk, dienden om geldelijke steun te verlenen aan het
plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of
vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, te weten:
- deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
terroristische misdrijven (art. 140a Wetboek van Strafrecht) en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood
ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk (art.157 en/of
176a jo art. 83 Wetboek van Strafrecht) en/of opzettelijke voorbereiding van
en/of bevordering tot het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht
omschreven misdrijf (zoals bedoeld in artikel 176b jo 96 lid 2 Wetboek van
Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (art.288a
en/of 289 jo art. 83 Wetboek van Strafrecht) en/of opzettelijke voorbereiding
van en/of bevordering tot de in artikelen 288a en/of 289 van het Wetboek van
Strafrecht omschreven misdrijven (zoals bedoeld in artikel 289a jo 96 lid 2
Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
immers heeft verdachte alstoen aldaar
een geldbedrag van 500 euro (op 27 december 2013)(AMB-043), althans een
geldbedrag, (via een (girale) overboeking) doen toekomen aan en/of verzonden
naar (de bankrekening op naam van) [naam medeverdachte 1] ,
terwijl dit (geld)bedrag bestemd was om geldelijke steun te verlenen aan de
gewapende Jihadstrijd en/of (een) strijder(s) van die gewapende Jihadstrijd in
Syrië en/of Irak, in welke strijd terroristische misdrijven worden/werden
gepleegd,
te weten ten behoeve van [naam medeverdachte 1] (een kennis van verdachte), en/of [naam medeverdachte 2]
(zijnde een broer van verdachte) en/of (een) (andere) strijder(s) van
de gewapende Jihadstrijd, en/of ten behoeve van (een) andere strijder(s) van
die Jihadstrijd, te weten van (een) terroristische organisatie(s) Islamic
State of Iraq en/of ISI en/of Islamic State in Iraq and the Levant en/of
Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah Front en/of Al Nusrah Front for the people of
the Levant en/of Al-Qaida en/of Al-Qaida in Iraq, dan wel een strijdgroep die
hieraan is gelieerd, althans een gewapende Jihadistische strijdgroep, welke
strijder(s) en/of strijdgroep(en)/organisatie(s) tot oogmerk
had(den)/heeft/hebben het plegen van terroristische misdrijven, dan wel een
strijdgroep die hieraan is gelieerd, althans een gewapende Jihadistische
strijdgroep, welke strijder(s) en/of strijdgroep(en)/organisatie(s) tot
oogmerk had(den)/heeft/hebben het plegen van terroristische misdrijven,
en/of aldus diende om geldelijke steun en/of middelen te verlenen aan de
gewapende strijd in Syrië en/of in Irak, in elk geval om geldelijke steun
en/of middelen te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of
een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch
misdrijf dan wel een van de hiervoor specifiek genoemde misdrijven;
artikel 421 Wetboek van Strafrecht
art 421 lid 1 ahf/sub a Wetboek van Strafrecht
2.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december
2013 tot en met 1 januari 2014 te Schiedam en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak, tezamen en in vereniging,
althans alleen,
opzettelijk
in strijd met het krachtens artikel 2 en/of 3 van de Sanctiewet 1977
vastgestelde verbod van artikel 2 en/of artikel 2a van de Sanctieregeling
Al-Qaida 2011 juncto artikel 2 en/of artikel 4 van Verordening (EG) nr.
881/2002 van de Raad van de Europese unie van 27 mei 2002 (jo artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 632/2013 van de Commissie en/of jo artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 583/2014 van de Commissie en/of jo artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 630/2014 van de Commissie)
heeft gehandeld door:
aan of ten behoeve van Islamic State of Iraq en/of ISI en/of Islamic State in
Iraq and the Levant en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah Front en/of Al
Nusrah Front for the people of the Levant en/of Al-Qaida en/of Al-Qaida in
Iraq, zijnde (een) (rechts)perso(o)n(en), groep(en) of entiteit(en) als
bedoeld in de bij Verordening nr. 881/2002 (EU)
(en/of Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 632/2013 en/of Uitvoeringsverordening
(EU) Nr. 583/2014 en/of Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 630/2014) behorende
lijst(en) en/of als bedoeld in de lijst, vastgesteld door het comité, bedoeld
in paragraaf 6 van Resolutie 1267 van de Veiligheidsraad van de Verenigde
Naties),
direct of indirect tegoeden en/of economische middelen ter beschikking te
stellen (waardoor voornoemde groep(en) of entiteit(en) tegoeden, goederen of
diensten kunnen verwerven) en/of bewust en opzettelijk deel te nemen aan
activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de bepalingen van artikel 2 van
Verordening (EG) nr. 881/2002 te omzeilen, doordat zij (a) voor en/of aan
en/of ten behoeve van Islamic State of Iraq en/of ISI en/of Islamic State in
Iraq and the Levant en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah Front en/of Al
Nusrah Front for the people of the Levant en/of Al-Qaida en/of Al-Qaida in
Iraq,
direct of indirect een geldbedrag van:
- 500 euro (op 27 december 2013)(AMB-043), en/of
- althans een geldbedrag,
(via een girale overboeking) ter beschikking heeft gesteld
en/of
( b) op andere wijze (in)direct tegoeden en/of financiële activa en/of
economische middelen ter beschikking heeft gesteld aan Islamic State of Iraq
en/of ISI en/of Islamic State in Iraq and the Levant en/of Jabhat al Nusra
en/of Al Nusrah Front en/of Al Nusrah Front for the people of the Levant en/of
Al-Qaida en/of Al-Qaida in Iraq.