4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1
december 2013 tot en met 31 augustus 2014 te Schiedam en Rotterdam en Turkije en Syrië
meermalen,
(telkens) een ander opzettelijk middelen heeft verschaft , die geheel of
gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, dienden om geldelijke steun te
verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter
voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, te weten:
- deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
terroristische misdrijven (art. 140a Wetboek van Strafrecht) en
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood
ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk (art.157 en/of
176a jo art. 83 Wetboek van Strafrecht) en/of opzettelijke voorbereiding van
en/of bevordering tot het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht
omschreven misdrijf (zoals bedoeld in artikel 176b jo 96 lid 2 Wetboek van
Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (art.288a
en/of 289 jo art. 83 Wetboek van Strafrecht) en/of opzettelijke voorbereiding
van en/of bevordering tot de in artikelen 288a en/of 289 van het Wetboek van
Strafrecht omschreven misdrijven (zoals bedoeld in artikel 289a jo 96 lid 2
Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
immers heeft verdachte alstoen aldaar
een geldbedrag van 500 euro (op 27 december 2013)(AMB-043), (via een girale overboeking) doen toekomen en/of verzonden naar
(de bankrekening op naam van) [naam medeverdachte 1] ,
een geldbedrag van 950 euro (op 5 augustus 2014)(DOC-007-01), (via een money transfer) aan een tussenpersoon in Turkije,
verzonden en/of doen toekomen en/of naar Turkije verzonden,
terwijl die geldbedragen (telkens) bestemd waren om geldelijke
steun te verlenen aan de gewapende Jihadstrijd en/of (een) strijder(s) van die
gewapende Jihadstrijd in Syrië , in welke strijd terroristische
misdrijven worden/werden gepleegd,
te weten ten behoeve van [naam medeverdachte 1] (een kennis van verdachte), en/of [naam medeverdachte 2]
(zijnde een schoonbroer van verdachte) strijders van (een) terroristische
organisatie(s) Islamic State of Iraq en/of ISI en/of Islamic State in Iraq and
the Levant en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah Front en/of Al Nusrah Front
for the people of the Levant en/of Al-Qaida en/of Al-Qaida in Iraq, dan wel
een strijdgroep die hieraan is gelieerd, welke strijders en/of strijdgroep(en)/organisatie(s) tot
oogmerk had(den)/heeft/hebben het plegen van terroristische misdrijven,
en/of aldus diende(n) om geldelijke steun en/of middelen te verlenen aan de
gewapende strijd in Syrië , in elk geval om geldelijke steun
en/of middelen te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of
een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch
misdrijf dan wel een van de hiervoor specifiek genoemde misdrijven;
hij op tijdstippen in de periode van 1 december
2013 tot en met 31 augustus 2014 te Schiedam en Rotterdam en Turkije en Syrië
meermalen,
in strijd met het krachtens artikel 2 en 3 van de Sanctiewet 1977
vastgestelde verbod van artikel 2 en artikel 2a van de Sanctieregeling
Al-Qaida 2011 juncto artikel 2 en artikel 4 van Verordening (EG) nr.
881/2002 van de Raad van de Europese unie van 27 mei 2002 (jo artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 632/2013 van de Commissie en/of jo artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 583/2014 van de Commissie en/of jo artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 630/2014 van de Commissie)
ten behoeve van Islamic State of Iraq en/of ISI en/of Islamic State in
Iraq and the Levant en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah Front en/of Al
Nusrah Front for the people of the Levant en/of Al-Qaida , zijnde (een) (rechts)perso(o)n(en), groep(en) of entiteit(en) als
bedoeld in de bij Verordening nr. 881/2002 (EU)
(en Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 632/2013 en Uitvoeringsverordening
(EU) Nr. 583/2014 en Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 630/2014) behorende
lijsten en als bedoeld in de lijst, vastgesteld door het comité, bedoeld
in paragraaf 6 van Resolutie 1267 van de Veiligheidsraad van de Verenigde
Naties),
indirect tegoeden en/of economische middelen ter beschikking te
stellen (waardoor voornoemde groep(en) of entiteit(en) tegoeden, goederen of
diensten kunnen verwerven) en/of bewust en opzettelijk deel te nemen aan
activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de bepalingen van artikel 2 van
Verordening (EG) nr. 881/2002 te omzeilen, doordat hij voor en/of aan
en/of ten behoeve van Islamic State of Iraq en/of ISI en/of Islamic State in
Iraq and the Levant en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah Front en/of Al
Nusrah Front for the people of the Levant en/of Al-Qaida en/of Al-Qaida in
Iraq,
indirect geldbedragen van:
- 500 euro (op 27 december 2013)(AMB-043), en
- 950 euro (op 5 augustus 2014)(DOC-007-01),
(via een money transfer en een girale overboeking) ter beschikking heeft gesteld.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.