ECLI:NL:RBROT:2019:5331

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
5 juli 2019
Zaaknummer
10/680704-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor computervredebreuk en valsheid in geschrifte met ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 4 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam een vonnis uitgesproken in de zaak tegen de veroordeelde, die samen met een medeverdachte meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, waaronder computervredebreuk en valsheid in geschrifte. De verdachten hebben ingebroken op e-mailaccounts van ondernemers en valse facturen naar klanten gestuurd. Tevens hebben zij toegang gekregen tot Wehkamp-accounts en goederen besteld op naam van anderen. De rechtbank heeft de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.

In het kader van de ontnemingsprocedure heeft de officier van justitie, mr. J. Bonnes, een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen. Dit voordeel is geschat op € 7.846,35, gebaseerd op verschillende frauduleuze activiteiten, waaronder bedragen die zijn ontvangen van benadeelden en oplichtingen via bankrekeningen. De verdediging heeft verzocht om een vermindering van het ontnemingsbedrag vanwege een schending van de redelijke termijn, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voldoende draagkracht heeft om het ontnemingsbedrag aan de staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en bepaald dat de veroordeelde het volledige bedrag aan de staat moet betalen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/680704-16
Datum uitspraak: 4 juli 2019
Tegenspraak (art. 279 Sv)

VONNIS

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
gemachtigd raadsman A.H. Staring, advocaat te Arnhem.
Onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2019.
Voorafgaande veroordeling
Bij vonnis van deze rechtbank van heden is de veroordeelde wegens de na te noemen strafbare feiten veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.
Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie, mr. J. Bonnes, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van € 7.846,35.
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht en betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van:
1. de gronddelicten uit het strafrechtelijk onderzoek 13Nefelien, namelijk de frauduleus ontvangen gelden in de zaken van de heer [naam 1] (€4.300,00) en de heer [naam 2]
(€ 508,60).
2. andere strafbare feiten, namelijk:
- € 1.015,90 blijkend uit twee aangiftes waarbij geld op de bankrekening van de veroordeelde is gestort in de periode 6 tot en met 25 juli 2016;
- € 974,95 te koppelen aan aangiftes waarbij geld op rekening [bankrekeningnummer 1] is gestort en waartoe de veroordeelde toegang had, omdat hij op dit rekeningnummer is ingelogd met zijn laptop;
- € 1.187,50 te koppelen aan aangiftes waarbij geld op rekening [bankrekeningnummer 2] is gestort en waartoe de veroordeelde toegang had, omdat hij op dit rekeningnummer is ingelogd met zijn laptop.
Standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan het oordeel van de rechtbank en stelt zich op het standpunt dat het ontnemingsbedrag vanwege de forse schending van de redelijke termijn met 10 procent moet worden verminderd.
Strafbare feiten waarop de voordeelsberekening is gebaseerd
Blijkens het vonnis van de rechtbank Rotterdam van heden is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:
- het medeplegen van computervredebreuk in de periode van 6 april 2015 tot en met 19 september 2015 en i n de periode van 4 april 2016 tot en met 19 juli 2016;
- het medeplegen van valsheid in geschrifte in de periode van 4 april 2016 tot en met 19 juli 2016;
- oplichting in de periode 1 februari 2016 tot en met 4 februari 2016.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze feiten door de veroordeelde zijn begaan.
Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van de na te noemen strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel wordt op de navolgende gronden geschat op € 7.846,35.
Beoordeling en berekening
Het gronddelict [1]
In het strafrechtelijk onderzoek is komen vast te staan dat de veroordeelde een bedrag van
€ 4.300,00 aan frauduleus ontvangen gelden in de zaak van benadeelde [naam 1] en een bedrag van € 508,60 in de zaak van benadeelde [naam 2] heeft genoten.
Internetoplichting te koppelen aan de bankrekening van de veroordeelde [2]
Uit onderzoek van het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting (LMIO) bleek van twee slachtoffers die aangifte hadden gedaan van oplichting, nadat zij een bedrag op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 3] op naam van de veroordeelde [naam veroordeelde] hadden gestort en nadien niets meer vernamen. Het totaalbedrag van deze betalingen was
€ 1.015,90.
Internetoplichting te koppelen aan de laptop van de veroordeelde [3]
Uit het onderzoek in de laptop van de veroordeeld bleek dat er was ingelogd op de bankrekeningen [bankrekeningnummer 1] en [bankrekeningnummer 2] . Aan deze rekeningnummers konden meerdere aangifte worden gekoppeld. Het totaal van de baten van die aangiftes is € 974,05 ( [bankrekeningnummer 1] ) en € 1.187,50 ( [bankrekeningnummer 2] ).
Kosten [4]
De kosten die door de veroordeelde zijn gemaakt, zijn vastgesteld op € 139,70.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 4.300,00
€ 508,60
€ 1.015,90
€ 974,05
€ 1.187,50
------------- +
€ 7.986,05
€ 139,70
------------- -
€ 7.846,35
Vaststelling van het te betalen bedrag
Redelijke termijn
De politie heeft - mede vanwege de zwijgende houding van de veroordeelde - een omvangrijk onderzoek moeten uitvoeren. Van dit onderzoek kon en mocht niet verwacht worden dat deze binnen de doorgaans geldende termijnen afgerond zou zijn. De rechtbank is om die reden van oordeel dat er sprake is van te beperkte overschrijding van de redelijke termijn om daaraan consequenties te verbinden.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het vorenstaande - het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk genoten voordeel wordt geschat, vaststellen op € 7.846,35. Bepaald zal worden dat het gehele bedrag door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
Er zijn de rechtbank, ondanks het standpunt van de verdediging dat de veroordeelde geen arbeidsperspectief zou hebben, onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat de veroordeelde thans of in de (nabije) toekomst over onvoldoende draagkracht zal beschikken om het vastgestelde te betalen bedrag aan de staat terug te betalen.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 7.846,35 (zegge: zevenduizend achthonderd zesenveertig euro en vijfendertig eurocent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 7.846,35 (zegge: zevenduizend achthonderd zesenveertig euro en vijfendertig eurocent).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en F. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, uitgesproken op 4 juli 2019
2.Ambtsedig proces-verbaal behelzende het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, proces-verbaal nummer [procesverbaalnummer] , d.d. 9 maart 2017 op ambtseed opgemaakt door [naam agent] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, p. 126
3.Ambtsedig proces-verbaal behelzende het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, proces-verbaal nummer [procesverbaalnummer] , d.d. 9 maart 2017 op ambtseed opgemaakt door [naam agent] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, p. 127
4.Ambtsedig proces-verbaal behelzende het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, proces-verbaal nummer [procesverbaalnummer] , d.d. 9 maart 2017 op ambtseed opgemaakt door [naam agent] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, p. 128