ECLI:NL:RBROT:2019:5327

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
5 juli 2019
Zaaknummer
10/080028-19 (ter terechtzitting gevoegd: 18/009066-19)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen en schuldheling met gevangenisstraf

Op 4 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan tien pogingen tot diefstal en één geval van schuldheling. De verdachte, die op het moment van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman S.B.J. Hiemstra. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van maart 2018 tot mei 2019 in verschillende plaatsen, waaronder Papendrecht, Dordrecht, Drachten en Leeuwarden, meerdere diefstallen heeft gepleegd. De feiten betroffen voornamelijk diefstal uit kleedkamers van sportgelegenheden, waarbij de verdachte goederen van nietsvermoedende sporters en werknemers heeft weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De verdachte had een strafblad en was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met een rapport van de reclassering, waarin werd gewezen op de antisociale persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en het risico op recidive. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte ook in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/080028-19 (ter terechtzitting gevoegd: 18/009066-19)
Datum uitspraak: 4 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in het Detentiecentrum Schiphol,
gemachtigd raadsman S.B.J. Hiemstra.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De rechtbank heeft in bijlage I de feiten van de tenlasteleggingen voorzien van een doorlopende nummering en zal die nummering in dit vonnis aanhouden.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. V.G.A.M. van de Bilt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 primair, 10 en 11 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van het voorarrest.

4.Geldigheid van de dagvaarding

Door de verdediging is aangevoerd dat het onder 9 ten laste gelegde feit, zodat dit feit luidt na de wijziging van de tenlastelegging, onvoldoende feitelijk is. Voor zover daarmee bedoeld is de partiële nietigheid van de dagvaarding in te roepen, slaagt dat beroep niet. Immers, uit het dossier blijkt voldoende duidelijk wat er wordt bedoeld met de verbreking, te meer nu dit in de oorspronkelijke versie van de tenlastelegging met zoveel woorden was beschreven. De verdachte is dan ook niet in zijn verdediging geschaad.

5.Waardering van het bewijs

Feiten 8, 10 en 11

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder 8, 10 en 11 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Feiten 1 tot en met 7
5.2.
Bewijswaardering
5.2.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Door de verdediging is aangevoerd dat het voorstelbaar is dat de verdachte wordt herkend op de camerabeelden van VV Papendrecht, maar dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat het vervolgens ook de verdachte is geweest die in de buurt van de scooter van aangever [naam aangever 1] over straat liep en dat hij de goederen van de aangevers [naam aangever 1] en [naam aangever 2] heeft gestolen.
Ten aanzien van de door de verdachte bij zijn aanhouding gedragen jas met camouflageprint met witte bontkraag, is de verdediging van mening dat deze onvoldoende onderscheidend is om de verdachte mee te herkennen op de beelden van de feiten 3, 4 en 5. Ook voldoet de verdachte niet aan het signalement zoals aangeefster Pearson-Verheij deze heeft omschreven.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de bij de verdachte aangetroffen goederen die door aangever [naam aangever 3] als zijn eigendom zijn herkend (feit 7) niet als bewijs voor diefstal dienen, maar slechts op heling kunnen wijzen, omdat niet alle vermiste goederen zijn aangetroffen.
5.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 30 maart 2019 vindt bij VV Papendrecht tweemaal een diefstal uit een kleedkamer plaats. Van aangever [naam aangever 1] worden een scooter, sleutelbos met onder andere de scootersleutel, helm, mobiele telefoon, een muts van het merk Moncler en een fles Malibu weggenomen. Aangever [naam aangever 2] mist een mobiele telefoon, bankpas, rijbewijs en een toegangspas van Holland Casino. Op camerabeelden is te zien dat een man twee keer verschillende kleedkamers in gaat. Hij gaat één van deze ruimtes met lege handen binnen en heeft bij het verlaten van de ruimte een helm in zijn handen. De man op de beelden is door een verbalisant herkend als de verdachte. Een dag later wordt de gestolen scooter door verbalisanten elders aangetroffen. Wanneer aangever [naam aangever 1] deze op komt halen, ziet hij in de buurt van de scooter een jongeman lopen met op zijn hoofd een muts die hij herkent als zijn gestolen muts. De man draagt een opvallende jas met camouflageprint en een witte bontkraag.
Op 2 april 2019 doet [naam aangever 4] aangifte van diefstal. Hij verklaart zijn autosleutels in de kleedkamer van zwembad Optisport in Dordrecht te hebben achtergelaten toen hij ging zwemmen en toen hij terugkwam waren deze weg. Toen aangever bij zijn auto kwam, bleken hieruit zijn huissleutels en kentekenbewijs te zijn weggenomen. Wanneer zijn vrouw, aangeefster [naam aangever 5] , contact met hem opneemt, geeft zij aan dat zij even daarvoor in de hal van hun woning een man aantrof die haar hun huissleutels gaf omdat hij deze gevonden zou hebben. De man droeg volgens aangeefster een opvallende jas met camouflageprint. Op de beelden van het zwembad is te zien dat een jongeman met een jas met camouflageprint en witte bontrand het pand betreedt en richting de kleedkamers loopt. De camerabeelden van de parkeerplaats laten zien dat dezelfde man tussen de auto’s rondrijdt op zijn scooter en op enig moment stilstaat bij een auto die hij vervolgens opent.
Op 3 april 2019 doet [naam aangever 3] aangifte van diefstal. Ook hij is gaan zwemmen bij Optisport in Dordrecht en miste toen hij terugkwam in de kleedkamer zijn autosleutels. Hij is naar huis gebracht en toen hij daar aankwam, bleek de woning overhoop te zijn gehaald en was een groot aantal goederen weggenomen. Onder deze goederen bevonden zich manchetknopen en dasspeldjes met een opschrift van het bedrijf DuPont en een vestzakhorloge. Uit zijn auto bleek te zijn weggenomen zijn portemonnee met daarin zijn rijbewijs, paspoort en groene kaart.
Door de verdediging is aangevoerd dat de ‘bewijstrein’ zoals deze door de officier van justitie is aangevoerd en voornamelijk op de jas van de verdachte is gebaseerd, niet op gaat omdat deze jas niet onderscheidend genoeg is om de verdachte enkel daarmee aan de ten laste gelegde feiten te koppelen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het is naar het oordeel van de rechtbank te toevallig dat op camerabeelden wordt gezien en door aangevers wordt gesproken over een jongeman met een opvallende camouflagejas met witte bontkraag die iedere keer dezelfde modus operandi hanteert. Omdat dit ook de politie opvallend voorkomt, wordt uitgekeken naar een man met deze jas. Op 4 april 2019 wordt de verdachte aangetroffen in Dordrecht, alwaar hij in een camouflagejas met witte bontkraag over straat liep. Toen hij werd aangesproken door de verbalisanten, rende hij weg en kon na een achtervolging worden aangehouden. Bij zijn insluitingsfouillering worden goederen van aangevers [naam aangever 2] en [naam aangever 3] aangetroffen. Daarnaast was het de verdachte die op 30 maart 2019 in de kleedkamers van VV Papendrecht is geweest, kort voor het moment dat de aangevers [naam aangever 1] en [naam aangever 2] ontdekten dat zij spullen misten. De verklaring van de verdachte dat hij de bij hem aangetroffen goederen zou hebben gevonden, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Ondanks het feit dat slechts een deel van de gestolen goederen bij de verdachte is aangetroffen, gaat de rechtbank uit van de verklaringen van de aangevers omdat er geen reden is om aan te nemen dat deze ongeloofwaardig zijn.
5.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Feit 9
5.3.
Bewijswaardering
5.3.1.
Standpunt van de verdediging
De verdachte moet van dit feit worden vrijgesproken. Verbalisanten zouden de verdachte herkend hebben aan de hand van de kleding die hij bij zijn aanhouding droeg en die identiek zou zijn aan de kleding die de persoon op de camerabeelden van de diefstal van de scooter draagt. Naar de mening van de verdediging kan een herkenning aan de hand van deze kleding niet plaatsvinden, omdat deze kleding onvoldoende onderscheidend is.
5.3.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 12 mei 2018 vindt in Leeuwarden een diefstal van een scooter plaats. De scooter wordt verderop door aangever [naam aangever 6] teruggevonden, met een kapot stuurslot en doorgeknipte draden. Op camerabeelden van de straat waarin de diefstal plaatsvond, is te zien dat een blank persoon in een donker trainingspak met op het linker dijbeen een wit gekleurd logo en twee verticale strepen op de broekspijpen de scooter onder een lamp zet, de kuip met zijn handen probeert te openen en de kickstarter van de scooter naar buiten trekt en naar beneden trapt. Vervolgens rijdt de man weg met de scooter.
Deze camerabeelden worden onder verbalisanten verspreid en drie verbalisanten herkennen de verdachte als de man die de scooter wegneemt. Verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] hebben de verdachte een dag na de diefstal gehoord en herkennen hem op de camerabeelden aan zijn gelaatstrekken en de kleding die hij bij zijn fouillering aan had. Ook verbalisant [naam verbalisant 3] herkent de verdachte aan zijn kleding, omdat hij deze bij zijn aanhouding ook droeg.
Anders dan de verdediging, acht de rechtbank de herkenning van de verdachte door de drie verbalisanten voldoende betrouwbaar en zal deze dan ook voor het bewijs gebruiken. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 9 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
5.3.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen is dat de verdachte het onder 9 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 9 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde bij de politie heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 8, 10 en 11 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 30 maart 2019 te Papendrecht
- een helm en een mobiele telefoon (iPhone 6s) en een sleutelbos,
, die geheel aan een ander
toebehoorde
n, te weten aan [naam slachtoffer 1] , en
- een mobiele telefoon (Samsung S7) en een bankpas en een
rijbewijs en een toegangspas voor Holland Casino, die geheel aan een ander toebehoorde
n, te
weten aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op 30 maart 2019 te Papendrecht
een scooter (Piaggio ZIP, [kentekennummer 1] ) en een muts en een fles
Malibu, die geheel aan een
ander toebehoorde
n, te weten aan [naam slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van
een (door hem gestolen) sleutel, tot welk gebruik hij niet gerechtigd was.
3.
hij op 2 april 2019 te Dordrecht
een autosleutel,
diegeheel aan een
ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 3] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
4.
hij op 2 april 2019 te Dordrecht
een sleutel(bos) en een kentekenbewijs,
die geheel aan een ander toebehoorde
n, te weten aan [naam slachtoffer 3]
,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van
een (door hem gestolen) sleutel, tot welk gebruik hij niet gerechtigd was.
5.
hij op 2 april 2019 te Dordrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een of meerdere goederen en/of geldbedragen, dat/die geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4]
in een woning gelegen aan [adres 1] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door
middel van een valse sleutel,
met een (door hem gestolen) sleutel, tot welk gebruik hij niet gerechtigd
was, de voordeur van voornoemde woning heeft geopend en (aldus)
zich de toegang tot voornoemde woning heeft verschaft,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
6.
hij op 3 april 2019 te Dordrecht
een sleutel(bos),
diegeheel aan een
ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 5] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
7.
hij op 3 april 2019 te Dordrecht
- uit een auto (kenteken [kentekennummer 2] ) een portemonnee en een rijbewijs
en een paspoort en
- in een woning (gelegen aan [adres 2] ) twee, computers en bijbehorende kabels en een speldje met opschrift Dupont, en goudkleurige manchetknopen met opschrift Dupont, en een zilverkleurige dasspeld, en een zilverkleurig vest zakhorloge,
die geheel aan een ander
toebehoorde
n, te weten aan [naam slachtoffer 5] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot voornoemde auto en woning,
heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken
van een (door hem gestolen) sleutel, tot welk gebruik hij niet gerechtigd was.
8.
hij op 12 mei 2018 te Leeuwarden,
een telefoon (uit een kluisje in de sportschool),
diegeheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 6] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte die weg te nemen telefoon onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking.
9.
hij op 12 mei 2018 te Leeuwarden
een scooter, (merk Piaggio ZIP RST),
diegeheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 8] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking.
10.
hij op 9 mei 2018 te Smallingerland, een geldbedrag van ongeveer 25 euro, dat
geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 7] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
eenvalse sleutel,
door (zonder de toestemming van die [naam slachtoffer 7] ) contactloos te betalen
met de pinpas van die [naam slachtoffer 7] .
11.
hij op 9 mei 2018 te Leeuwarden, een
pinpas en id kaart voorhanden
heeftgehad
, terwijl hij ten tijde van het voorhanden
krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een
door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.diefstal

2 diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel

3.diefstal

4 diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel

5 poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel

6.diefstal

7 diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd

8 diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking

9 primair diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking

10 diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht dor middel van een valse sleutel

11.schuldheling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte, die in een ISD-instelling verbleef, is vlak voor de in 2019 gepleegde feiten niet teruggekeerd van verlof. Direct hierna en ook in 2018 heeft hij zich schuldig gemaakt aan in totaal 11 vermogensmisdrijven in Papendrecht, Dordrecht, Drachten (gemeente Smallingerland) en Leeuwarden. De verdachte is telkens op een vergelijkbare wijze te werk gegaan. Hij sloop kleedkamers van sportgelegenheden in om daar goederen van nietsvermoedende sporters en werknemers weg te nemen. Onder die goederen zaten een bankpas, een paspoort, telefoons en ook sleutels van een scooter en auto’s. De verdachte heeft in ieder geval één van deze telefoons geprobeerd door te verkopen. Met de sleutels heeft de verdachte een scooter meegenomen en in twee andere gevallen heeft hij uit auto’s onder andere huissleutels en papieren met de adresgegevens van de eigenaar weggenomen. Vervolgens is hij naar die woningen toegegaan. De verdachte is de woning van aangevers [naam aangever 4] en [naam aangever 5] binnengegaan, maar kwam daar de aangeefster tegen en heeft de woning verlaten. In het geval van aangever [naam aangever 3] was er niemand thuis en heeft de verdachte een groot aantal goederen uit de woning meegenomen.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij door het plegen van dit soort feiten een ernstige inbreuk op het eigendomsrecht van de slachtoffers heeft gemaakt en daarbij enkel aan zijn eigen (financiële) gewin heeft gedacht. Naast dat de gepleegde feiten overlast en financiële schade veroorzaken, leveren dit soort feiten gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving op. In twee gevallen is de verdachte de woning van de slachtoffers binnen gegaan en is zelfs één van de bewoners tegengekomen. Woninginbraken vallen onder de noemer ‘high impact crime’ en maakt een grote inbreuk op de privacy van de bewoners en heeft over het algemeen een zeer grote impact op de slachtoffers, zoals ook blijkt uit de verklaring van slachtoffer [naam slachtoffer 4] .
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 april 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Kern van de problematiek is het beneden gemiddelde intelligentieniveau van de verdachte, het ontbreken van beschermende factoren (woning, werk, motivatie), zijn pro-criminele houding en de bij de verdachte vastgestelde antisociale persoonlijkheidsproblematiek. Daarnaast signaleert de reclassering problemen op het gebied van financiën, sociaal netwerk en middelengebruik. In dit verband dienen de delicten gezien te worden. De verdachte is in zijn gedragskeuzes onvoldoende in staat rekening te houden met (de gevolgen voor) anderen. Er is sprake van een gebrekkig vermogen zich in anderen te verplaatsen en hij gaat voor "snel geld". Daarnaast is er sprake van onvermogen en onwil zich te conformeren aan de maatschappelijke en sociale normen en waarden.
De risico’s op recidive en het onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat op hoog.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Vorderingen van de benadeelde partijen

9.1.
[naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde 1] zich ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 255,35 aan materiële schade.
9.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
Van de schade aan de scooter is niet komen vast te staan dat deze door de diefstal is ontstaan en is daarmee geen rechtstreekse schade. Deze schade komt niet voor vergoeding in aanmerking. De verzochte vergoeding voor het vervangen van het slot, de sleutels en de scootersleutels ad € 106,85 kan worden toegewezen.
9.1.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de door de benadeelde partij ingediende bonnen voor het vervangen van het slot en de sleutels, materieel gemaakte kosten zullen zijn en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de verdediging de met facturen onderbouwde kosten voor het vervangen van het slot en de sleutels niet heeft weersproken, zal de vordering tot een bedrag van € 106,85 worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat dat deel van de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de bewezen verklaarde feiten. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 maart 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt begroot op nihil.
9.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 106,85, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2019. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9.2.
[naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde 2] zich ter zake van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 524,38 aan materiële schade en een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade.
9.2.1.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij komt in het geheel voor toewijzing in aanmerking.
9.2.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich - nu de verdachte voor de feiten 3, 4 en 5 zal worden veroordeeld - op het standpunt dat de materieel gevorderde schade kan worden toegewezen. De immaterieel gevorderde schade kan niet worden toegewezen, omdat deze schade niet aan de in het strafrecht daaraan gestelde eisen voldoet.
9.2.3.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de verdediging de materieel gevorderde schade niet heeft weersproken, zal dit deel van de vordering geheel worden toegewezen.
Daarnaast is door de vordering en de toelichting van de benadeelde partij op de terechtzitting, komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat dat deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 april 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt begroot op nihil.
9.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 774,38, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2019. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9.3.
[naam benadeelde 3]
Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde 3] zich ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 350,00 aan immateriële schade.
9.3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij komt in het geheel voor toewijzing in aanmerking.
9.3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich - nu de verdachte voor feit 5 zal worden veroordeeld - op het standpunt dat de immaterieel gevorderde schade kan niet worden toegewezen, omdat deze schade niet aan de in het strafrecht daaraan gestelde eisen voldoet.
9.3.3.
Beoordeling door de rechtbank
Door de vordering en de toelichting namens de benadeelde partij op de terechtzitting, is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat dat deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 april 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt begroot op nihil.
9.3.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2019. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9.4.
[naam slachtoffer 8]
Als benadeelde partij heeft [naam slachtoffer 8] zich ter zake van het onder 9 ten laste gelegde feit in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 200,57 aan materiële schade.
9.4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij komt in het geheel voor toewijzing in aanmerking, ondanks dat deze niet met facturen is onderbouwd.
9.4.2.
Standpunt van de verdediging
Omdat de vordering van de benadeelde partij niet is onderbouwd, moet deze niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.4.3.
Beoordeling door de rechtbank
Ondanks dat de stukken ter onderbouwing van de vordering ontbreken, is de rechtbank van oordeel dat de door de benadeelde partij geleden schade uit de aangifte blijkt en acht het hiermee aannemelijk dat de € 200,57 aan opgevoerde kosten voor het herstel van de schade reëel zijn. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 mei 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt begroot op nihil.
9.4.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 200,57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2018. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9.5.
[naam benadeelde 5]
Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde 5] zich ter zake van het onder 10 ten laste gelegde feit in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 365,00 aan materiële schade.
9.6.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering kan tot een bedrag van € 25,00 worden toegekend, omdat dit bedrag rechtstreeks door de benadeelde partij geleden schade betreft. Het overige deel van de vordering is niet te herleiden en moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.7.
Standpunt van de verdediging
De vordering kan tot € 25,00 worden toegewezen en moet voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de onderbouwing van de overige posten ontbreekt.
9.8.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 10 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks een materiële schade van € 25,00 is toegebracht, zal de vordering tot dit bedrag worden toegewezen.
Het overige deel van de vordering is niet onderbouwd en de benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 mei 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt begroot op nihil.
9.9.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 25,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2018. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 310, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 primair, 10 en 11 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen een bedrag van
€ 106,85 (zegge: honderd zes euro en vijfentachtig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 106,85(hoofdsom,
zegge: honderd zes euro en vijfentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 106,85 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]te betalen een bedrag van € 774,38 (zegge: zevenhonderd vierenzeventig euro en achtendertig eurocent), bestaande uit € 524,38 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelde de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 774,38(hoofdsom,
zegge: zevenhonderd vierenzeventig euro en achtendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 774,38 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
15 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 3]te betalen een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelde de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] gemaakt, begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen € 250,00 (hoofdsom,
zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 250,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
5 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 4]te betalen een bedrag van € 200,57 (zegge: tweehonderd euro en zevenenvijftig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelde de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 4] gemaakt, begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] te betalen
€ 200,57(hoofdsom,
zegge: tweehonderd euro en zevenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 200,57 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
4 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 5]te betalen een bedrag van € 25,00 (zegge: vijfentwintig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 5] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelde de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 5] gemaakt, begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 5] te betalen
€ 25,00(hoofdsom,
zegge: vijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 25,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 dag; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Papendrecht
- een helm en/of een mobiele telefoon (iPhone 6s) en/of een sleutelbos,
in elk geval enige goederen, die/dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , en/of
- een mobiele telefoon (Samsung S7) en/of een bankpas en/of een
rijbewijs en/of een toegangspas voor Holland Casino, in elk geval enige
goederen, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te
weten aan [naam slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Papendrecht
een scooter (Piaggio ZIP, [kentekennummer 1] en/of een muts en/of een fles
Malibu, in elk geval enige goederen, die/dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van
een (door hem gestolen) sleutel, tot welk gebruik hij niet gerechtigd was.
3.
hij op of omstreeks 2 april 2019 te Dordrecht
een autosleutel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 3] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
4.
hij op of omstreeks 2 april 2019 te Dordrecht
een sleutel(bos) en/of een kentekenbewijs, in elk geval enige goederen,
dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 3] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van
een (door hem gestolen) sleutel, tot welk gebruik hij niet gerechtigd was.
5.
hij op of omstreeks 2 april 2019 te Dordrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een of meerdere goederen en/of geldbedragen, dat/die geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] ,
in/uit een woning gelegen op/aan [adres 1] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door
middel van een valse sleutel,
met een (door hem gestolen) sleutel, tot welk gebruik hij niet gerechtigd
was, de voordeur van voornoemde woning heeft geopend en/of (aldus)
zich de toegang tot voornoemde woning heeft verschaft,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
6.
hij op of omstreeks 3 april 2019 te Dordrecht
een sleutel(bos), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 5] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
7.
hij op of omstreeks 3 april 2019 te Dordrecht
- uit een auto (kenteken [kentekennummer 2] ) een portemonnee en/of een rijbewijs
en/of een paspoort en/of een kentekenbewijs en/of
- in/uit een woning (gelegen op/aan [adres 2] ) twee, althans een
of meerdere computers en/of bijbehorende kabels en/of een speldje met opschrift Dupont, en/of goudkleurige manchetknopen met opschrift Dupont, en/of een zilverkleurige dasspeld, en/of een zilverkleurig vest zakhorloge,
in elk geval enige goederen, die/dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 5] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot voornoemde auto en/of woning,
heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken
van een (door hem gestolen) sleutel, tot welk gebruik hij niet gerechtigd
was.
8.
hij op of omstreeks 12 mei 2018 te Leeuwarden,
een telefoon (uit een kluisje in de sportschool), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 6] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die weg te nemen telefoon onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking.
9.
hij
op of omstreeks 12 mei 2018 te Leeuwarden
een scooter, (merk Piaggio ZIP RST), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 8] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking.
subsidiair:
hij op of omstreeks 12 mei 2018 te Leeuwarden
opzettelijk en wederrechtelijk
een scooter (merk Piaggio ZIP RST), in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 8] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
10.
hij op of omstreeks 9 mei 2018 te Smallingerland, (goederen ter waarde
van) een geldbedrag van ongeveer 25 euro, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 7] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag en/of die
goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel,
door (zonder de toestemming van die [naam slachtoffer 7] ) contactloos te betalen
met de pinpas van die [naam slachtoffer 7] .
11.
hij op of omstreeks 9 mei 2018 te Leeuwarden, een goed, te weten een
pinpas en/of id kaart heeft verworven, voorhanden gehad en/of
overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een
door misdrijf verkregen goed betrof.