Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 november 2017, met producties 1-14;
- de incidentele conclusie van Containerships c.s. van 24 oktober 2018 houdende exceptie van onbevoegdheid, althans aanhouding, tevens conclusie van antwoord, met productie C1;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid van JT International c.s. van 24 oktober 2018, met producties J1-J6;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring van Emons Multitransport van 21 november 2018, met producties E1-E6;
- de conclusie van antwoord van 21 november 2018 in het door Containerships c.s. gestarte bevoegdheidsincident en in het door JT International c.s. gestarte bevoegdheidsincident
- de conclusie van antwoord van 5 december 2018 in het door gedaagde 4 gestarte bevoegdheidsincident, tevens wijziging van eis in de hoofdzaak, met productie 15;
- de akte in het bevoegdheidsincident van JT International c.s. van 6 februari 2019, met producties J7;
- de antwoordakte van 6 maart 2019 in het door JT International c.s. gestarte bevoegdheidsincident.
2.De vordering in de hoofdzaak
3.Het geschil in ieder van de bevoegdheidsincidenten
het door gedaagden 1-3 gestarte bevoegdheidsincident
4.De beoordeling in de bevoegdheidsincidenten
inleidende overwegingen over de internationale rechterlijke bevoegdheid
a) de gedaagde zijn gewone verblijfplaats, zijn hoofdzetel of het filiaal of agentschap heeft, door bemiddeling waarvan de vervoerovereenkomst is gesloten, of
deze verordening belet niet dat een gerecht van een lidstaat die partij is bij een verdrag of overeenkomst over een bijzonder onderwerp, overeenkomstig dat verdrag of die overeenkomst kennisneemt van een zaak, ook indien de verweerder zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat die geen partij is bij dat verdrag of die overeenkomst. Het gerecht past in ieder geval artikel 28 van deze verordening toe.
NJ2010/482 (
TNT Express Nederland/AXA Versicherung AG), HvJEU 19 december 2013, ECLI:NL:XX:2013:203 (
Nipponkoa Insurance Co. (Europe) Ltd/Inter-Zuid Transport BV) en HvJ EU 4 september 2014,
NJ2015/89 (
Nickel & Goeldner Spedition/Kintra UAB), in welke arresten uitleg is gegeven aan artikel 71 van de Brussel I-Verordening Nr. 44/2001 van 22 december 2000, van welk artikel artikel 71 Brussel Ibis-Vo en artikel 67 EVEX II niet (in relevante mate) afwijken.
indien er meer dan één verweerder is: voor het gerecht van de woonplaats van een hunner, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
] kan ook worden opgeroepen:
indien er meer dan één verweerder is: voor het gerecht van de woonplaats van een hunner, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
TNT Express Nederland/AXA Versicherung AG-arrest van het HvJEU. Dit beginsel werkt eigenlijk nog sterker, althans wordt bevestigd, bij, zoals in het onderhavige geval, samenloop van een bevoegdheidsregeling van Brussel Ibis-Vo en/of EVEX II met de bevoegdheidsregeling van artikel 31 lid 1 CMR, omdat uit de tekst van artikel 31 lid 1 CMR onmiskenbaar volgt dat de bevoegdheidsregeling daarvan exclusieve werking heeft:
zij kunnen voor geen andere gerechten worden gebracht.
en in de overwegingen 6, 15, 16, 21, 24 en 26 van de considerans van de Brussel Ibis-Vo;Rechtbank] genoemde beginselen van vrij verkeer van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, van voorzienbaarheid van de bevoegde rechterlijke instanties en, bijgevolg, van rechtszekerheid voor de justitiabelen, van een goede rechtsbedeling, van het zo veel mogelijk beperken van parallel lopende procedures en van wederzijds vertrouwen in de rechtsbedeling binnen de Unie (r.o. 49 van het
TNT Express Nederland/AXA Versicherung AG-arrest en r.o. 36 van het bovengenoemde
Nipponkoa Insurance Co. (Europe) Ltd/Inter-Zuid Transport BV-arrest).
Nickel & Goeldner Spedition/Kintra UAB-arrest. Voor de bevoegdheid van de aangezochte rechter op grond van artikel 8 aanhef en onder 1 Brussel Ibis-Vo dan wel artikel 6 aanhef en onder 1 EVEX II is doorslaggevend het antwoord op de vraag of tussen de vordering tegen de ene gedaagde en de vordering tegen de andere gedaagde een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting. Dit antwoord volgt niet (zonder meer) uit de tekst van deze verordening, inclusief de considerans daarvan, of van dit verdrag, inclusief het toelichtende rapport daarop. Of sprake is van de hier vereiste nauwe band tussen deze vorderingen is (voornamelijk) een kwestie die wordt overgelaten aan de beoordeling door de aangezochte rechter op grond van de aan deze rechter voorgelegde feiten en omstandigheden van de zaak. Het is dus maar zeer de vraag of de bevoegdheidsregel van artikel 8 aanhef en onder 1 Brussel Ibis-Vo dan wel artikel 6 aanhef en onder 1 EVEX II in wezenlijke mate bijdraagt aan de hiervoor genoemde Europeesrechtelijke beginselen van voorzienbaarheid van de bevoegde rechterlijke instanties en, bijgevolg, van rechtszekerheid voor de justitiabelen. Hierbij komt dat een gedaagde die geen woonplaats heeft in het rechtsgebied althans in het land van de aangezochte rechter weinig of vaak zelfs geen enkele band heeft met het rechtsgebied of het land van de aangezochte rechter in CMR-vervoerrechtelijke zin wanneer noch de plaats van inontvangstneming van de goederen noch de plaats van bestemming van de goederen als bedoeld onder b van lid 1 artikel 31 CMR is gelegen in het land van de aangezochte rechter.
5.De beslissing
31 juli 2019voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie;