ECLI:NL:RBROT:2019:5294

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
10/222751-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van de handel in verdovende middelen met betrekking tot een drugslaboratorium

Op 17 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de handel in verdovende middelen, specifiek in verband met een drugslaboratorium. De verdachte werd op 8 november 2018 aangehouden in een bedrijfspand te Sliedrecht, waar de politie een in werking zijnd drugslaboratorium aantrof. In het pand werden aanzienlijke hoeveelheden amfetamine en de benodigde chemicaliën voor de productie ervan aangetroffen. De verdachte en een medeverdachte werden op dat moment in het pand aangetroffen, terwijl de huurder van het pand later werd aangehouden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor betrokkenheid van de verdachte voor de datum van aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 8 november 2018 samen met anderen opzettelijk amfetamine had bereid en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten. De rechtbank legde ook een proeftijd van 3 jaar op, met de voorwaarde dat de verdachte zich niet aan een strafbaar feit schuldig zou maken tijdens deze periode.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/222751-18
Datum uitspraak: 17 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Curaçao op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. D.J.G.J. Cornelissen, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 12 februari 2019 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Inleiding (vaststaande feiten)
Op 8 november 2018 heeft de politie – naar aanleiding van een anonieme melding over de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij in een bedrijfspand – een onderzoek ingesteld in een bedrijfspand aan de [adres delict] (hierna: het bedrijfspand). Bij dit onderzoek is in dit pand een in werking zijnd drugslaboratorium aangetroffen. Deze bestond uit een opslagruimte, een labruimte en een destillatieruimte. In het pand is 40 liter amfetamine olie aangetroffen, dat goed is voor de productie van zo’n 110 à 110 kilogram pure amfetamine. Daarnaast zijn in het pand chemicaliën en precursoren aangetroffen die goed zijn voor het fabriceren van enkele duizenden kilo’s amfetamine. De diverse aangetroffen goederen zijn bemonsterd en uit onderzoek van het NFI is gebleken dat deze amfetamine of tussenproducten voor de vervaardiging daarvan betroffen.
De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] zijn aangehouden terwijl zij zich in het bedrijfspand schuilhielden. De huurder van het pand, medeverdachte [naam medeverdachte 2] , is op 14 december 2018 aangehouden.
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
Het tenlastegelegde kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden. De verdachte is aangehouden op het moment dat hij zich in een in werking zijnd drugslaboratorium bevond. Dat het laboratorium in werking was op 8 november 2018 blijkt onder andere uit het feit dat de refluxketel nog warm was, gasbranders aanstonden en dat de roermotor boven de au bain-marie bakken stond te draaien. Verder bedroeg de temperatuur van de kookketel zo’n 40 graden Celsius, stond de stoomgenerator aan en liep er koelwater uit de aangelegde tuinslangen. De verklaring van de verdachte dat hij niet wist wat er zich afspeelde en dat hij er slechts was om op te ruimen en/of schoon te maken is ongeloofwaardig.
Omdat er geen bewijs is dat de verdachte ook voor 8 november 2018 bij de productie van amfetamine betrokken is geweest kan slechts betrokkenheid op deze datum bewezen verklaard worden.
4.1.3.
Standpunt verdediging
Door de raadsman is vrijspraak bepleit aangezien de enkele aanwezigheid in het bedrijfspand niet betekent dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De verdachte is door een ander gevraagd schoon te maken in het bedrijfspand en hij heeft daaraan gehoor gegeven.
Volgens de raadsman ontbreekt in het dossier wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte wetenschap, ook niet in voorwaardelijke zin, en beschikkingsmacht heeft gehad over de aangetroffen amfetamine en het productielaboratorium dat ten behoeve hiervan was ingericht. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat in ieder geval niet kan worden aangetoond dat verdachte betrokken is geweest bij het laboratorium voor 8 november 2018.
4.1.4.
Beoordeling
Zoals hiervoor reeds is overwogen, bevond zich op 8 november 2018 in het bedrijfspand aan de [adres delict] een in werking zijnd drugslaboratorium en was de verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] in dit pand aanwezig op het moment van de doorzoeking.
De door de verdachte afgelegde verklaring dat hij daar alleen was om schoonmaakwerkzaamheden te verrichten, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Uit het dossier is niet gebleken van enige zichtbare schoonmaakactiviteit in de betreffende ruimtes van het bedrijfspand. Ook het feit dat de verdachte zich heeft verstopt achter een vat op het moment dat de politie binnenkwam, bevestigt het oordeel dat zijn verklaring ongeloofwaardig is. Maar belangrijker is dat het laboratorium evident in werking was en er niemand anders dan de verdachte en zijn medeverdachte in het pand was. Bij gebreke van een aannemelijke verklaring voor zijn aanwezigheid in het pand, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dat de verdachte daar samen met zijn medeverdachte aanwezig was in verband met de productie van amfetamine. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte voor 8 november 2018 betrokken is geweest bij het drugslaboratorium zal het feit uitsluitend ter zake van deze datum bewezen worden verklaard.
4.1.5.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte, samen met een ander of anderen, het ten laste gelegde feit heeft gepleegd op 8 november 2018. Dit betekent dat niet bewezen is dat de verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het drugslaboratorium in de hieraan voorafgaande periode.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 november 2018 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, in een (bedrijfs)pand gelegen aan de
[adres delict]opzettelijk heeft bereid of bewerkt of verwerkt, een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander op 8 november 2018 schuldig gemaakt aan de productie en het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid (materiaal bevattende) amfetamine. De verdachte bevond zich samen met een medeverdachte in een inwerking zijnd drugslaboratorium op het moment dat de politie het bedrijfspand in Sliedrecht onderzocht.
De productie van amfetamine en de bijbehorende opslag van chemicaliën, nodig voor de productie van synthetische drugs brengen grote gevaren mee, zoals ontploffings- en brandgevaar en gevaar voor het vrijkomen van giftige stoffen.
Het handelen van de verdachte heeft dus zeer grote risico’s (bijv. explosies, verspreiding van giftige dampen) voor de omgeving meegebracht. Als die gevaren zich hadden verwezenlijkt, hadden de gevolgen daarvan verstrekkend kunnen zijn.
Ook heeft de productie van synthetische drugs andere grote negatieve gevolgen. Onder meer levert dit schade op voor het milieu. De afvalstoffen die vrijkomen bij de productie van synthetische drugs worden vaak op illegale wijze gedumpt. De productie van harddrugs en de handel daarin leidt ook tot veel problemen in de maatschappij. Zo gaat dit vaak gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit, zoals geweldsfeiten en het witwassen van geld dat met de drugshandel wordt verdiend. Ook de gezondheidsrisico’s voor gebruikers van deze harddrugs zijn groot. Amfetamine is erg verslavend en het gebruik daarvan kan leiden tot ernstige en blijvende gezondheidsschade.
De verdachte heeft kennelijk geen enkele boodschap gehad aan al deze gevolgen, maar is alleen uit geweest op zijn eigen gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 februari 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte werkte voor zijn aanhouding als ZZP-er 30 uur in de week als beveiliger. Hij ervaart naar eigen zeggen geen praktische problemen (waaronder financiële problemen), geen psychische of lichamelijke problemen en gebruikt niet problematisch middelen. Zijn contacten zouden zich volgens de verdachte niet bezig houden met criminaliteit. Op basis van de aard van het tenlastegelegde, stelt de reclassering dat de verdachte wordt verdacht van een delict, waarbij sprake is van georganiseerde criminaliteit, waarbij gepland en doordacht wordt gehandeld en sprake is van grootschalige drugsproductie gericht op financieel gewin. Dit alles staat haaks op zijn functie als beveiliger en hetgeen hij aan de reclassering heeft verteld.
Interventies of toezicht kunnen niet geïndiceerd worden en geadviseerd wordt om bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Uit een voortgangsverslag van 25 april 2019 blijkt dat de verdachte zich heeft gehouden aan de voorwaarden die aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn verbonden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Bovendien zal een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd met als doel de verdachte ervan te weerhouden in de te toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. W.H.J. Stemker Köster en M.R.J. Schönfeld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 augustus 2018 tot en met 8 november 2018te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres delict] opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, danwel aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;