ECLI:NL:RBROT:2019:5222

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
10/263630-18 (ter zitting gevoegd met: 10/260794-18)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting en ontploffing met psychiatrische maatregel

Op 28 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot brandstichting en het teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte, geboren in Somalië en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de PI Utrecht, werd bijgestaan door raadsman mr. A.J.M. Vélu. De officier van justitie, mr. L. van der Hoeven, eiste bewezenverklaring van de tenlasteleggingen en ontslag van rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, wat haar gedragskeuze beïnvloedde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat de bewezen feiten niet aan haar konden worden toegerekend. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en gelast dat zij voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische toestand en het advies van deskundigen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/263630-18 (ter zitting gevoegd met: 10/260794-18)
Datum uitspraak: 28 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Somalië) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Utrecht, locatie Nieuwersluis,
raadsman mr. A.J.M. Vélu, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. van der Hoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (primair), 2 en het onder parketnummer 10/260794-18 ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte;
  • plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van 1 (één) jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/260794-18 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak (feit 1 – primair)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte op 20 december 2018 opzettelijk brand heeft gesticht in de woning van de verdachte aan de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] . De officier van justitie baseert zich op de verklaring van [naam] , het proces-verbaal van de forensische opsporing, het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot hetgeen is aangetroffen in de woning, alsmede het proces-verbaal van het uitkijken van de (door de verdachte gemaakte) camerabeelden. Doordat verdachte brand heeft gesticht in haar woning was te duchten dat door overslag van vuur gevaar voor de goederen die zich daar bevonden zou ontstaan, net als levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor personen in het belendende woningen van de flat.
4.2.2.
Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte op 20 december 2018 opzettelijk brand heeft gesticht in haar woning aan de [adres verdachte] . Zij heeft immers een brandbare vloeistof gebruikt om een vloerkleed vlam te laten vatten.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de door de verdachte gestichte brand daadwerkelijk gevaar had kunnen opleveren voor andere goederen dan het vloerkleed dat in brand is gestoken, voor zwaar lichamelijk letsel of had kunnen leiden tot levensgevaar voor personen. Aan de bijkomende voorwaarden voor strafbaarheid bedoeld in artikel 157, onderdelen 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht is dan ook niet voldaan.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/260794-18 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/263630-18
1.
zij op 20 december 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een woning gelegen aan de [adres verdachte] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, met dat opzet
- een hoeveelheid toevoegmiddel voor brandstof / brandversneller over een vloerkleed heeft uitgegoten of gespoten en
- ( vervolgens) (open) vuur in aanraking heeft gebracht met dat vloerkleed, in elk geval een brandbare (vloei)stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op 20 december 2018 te Rotterdam, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een woning, gelegen aan de [adres verdachte] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en
levensgevaar een ander of anderen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was,
- een hoeveelheid toevoegmiddel voor brandstof / brandversneller over een vloerkleed heeft uitgegoten of gespoten en
- ( vervolgens) open vuur in aanraking heeft gebracht met dat vloerkleed, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan dat vloerkleed en het laminaat en een dorpel in die woning geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en
- ( aldus) brand heeft gesticht in die woning en
- de flexibele (gas)aansluitleiding heeft doorgesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 10/260794-18
zij op 19 december 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk
verscheidene delen van het stadhuis in Rotterdam dat geheel aan Gemeente Rotterdam toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/263630-18
Eendaadse samenloop van:
1.
poging tot het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
2.
poging tot het opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Parketnummer 10/260794-18
onbruikbaar making
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de
Pro Justitia rapportages van psychiater dr. J. van der Meer van 20 maart 2019 en van psycholoog drs. R.K.F. Lemmens van 25 maart 2019.
Uit voormelde rapporten, uitgebracht in het kader van de aan de verdachte onder parketnummer 10/263630-18 ten laste gelegde feiten, komt - kort samengevat - naar voren dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Deze stoornis beïnvloedde de gedragskeuze/gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. De verdachte was ervan overtuigd dat iemand haar in haar eigen woning probeerde te vermoorden. Het is aannemelijk dat het handelen van de verdachte in dusdanig grote mate door de psychose werd gestuurd dat zij hier geen handelingsvrijheid over had.
Beide deskundigen adviseren om het ten laste gelegde - in geval van een bewezenverklaring - in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen en haar te (laten) plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
Omdat de conclusies van de deskundigen gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte het onder parketnummer 10/260794-18 - een dag eerder - eveneens heeft begaan onder invloed van voormelde ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De verdachte was dan ook ten tijde van het plegen van de onder de beide parketnummers ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar. Dit leidt ertoe dat de verdachte niet strafbaar is, zodat zij ter zake van alle feiten in het geding zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting en ontploffing in haar woning op de tweede verdieping van een galerijflat. Zij heeft met behulp van een brandbare vloeistof een vloerkleed in de gang van haar woning in brand gestoken en de gasleidingen in haar keuken doorgesneden. Als gevolg hiervan is er explosiegevaar ontstaan. Op het moment van poging tot brandstichting en ontploffing bevonden zich personen in de galerijflat.
Brandstichting behoort tot de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat als gevolg van dit delict onbeheersbare, zeer gevaar zettende situaties kunnen ontstaan. Het veroorzaakt dan ook grote angst en onrust in de samenleving, in het bijzonder bij buurtbewoners.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling door het gooien van eieren tegen delen van de Stadwinkel in het gemeentehuis van Rotterdam. Dit gedrag getuigt van een gebrek aan respect voor (publieke) eigendommen. Dergelijke feiten zijn niet alleen hinderlijk maar veroorzaken ook materiële schade voor de gedupeerden daarvan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Zoals hierboven aangehaald, heeft de rechtbank acht geslagen op een psychiatrisch rapport van dr. J. van der Meer van 20 maart 2019 en een psychologisch rapport van drs. R.K.F. Lemmens van 25 maart 2019.
Gezien de ernst van het feit, de ernst van het psychiatrisch beeld en het hoge recidiverisico, is het naar de mening van de rapporteurs noodzakelijk dat de verdachte een klinische psychiatrische behandeling ondergaat. Er wordt geadviseerd de verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. Om het delict recidiverisico te verminderen is volgens de deskundigen een verplichtend intensief behandelprogramma nodig.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 maart 2019. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport waarin de reclassering zich volledig aansluit bij het advies van de deskundigen van het NIFP.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. In dit verband wordt de verdachte, zoals eerder aangegeven, volledig ontoerekeningsvatbaar geacht.
Aangezien de bewezen verklaarde feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend, kan van strafoplegging voor deze feiten geen sprake zijn. De psychiater, de psycholoog en de reclassering zijn eenduidig in het advies om aan de verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De verdachte kan zich vinden in het advies; als zij hiermee geholpen wordt wil zij graag naar een psychiatrisch ziekenhuis. De raadsman heeft te kennen gegeven het eens te zijn met de gevorderde plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wanneer de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten komt.
Gelet op al het voorgaande, zal de rechtbank, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, het advies van de deskundigen volgen en gelasten dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor een termijn van één jaar. Aan de door de wet gestelde vereisten is voldaan. Het strafbare feit kan wegens een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens niet aan de verdachte worden toegerekend en de verdachte is een gevaar voor zichzelf en voor de algemene veiligheid van personen en goederen. De verdachte is voorts door twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, een psychiater en een psycholoog, onderzocht en door hen zijn met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende adviezen uitgebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 37, 45, 55, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/263630-18 onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/263630-18 onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten, alsmede het onder parketnummer 10/260794-18 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en
ontslaatde verdachte ten aanzien daarvan
van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in
een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst voor een termijn van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en F. Wegman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/263630-18
1.
zij op of omstreeks 20 december 2018 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht
in een woning, gelegen aan de [adres verdachte] , door
- een hoeveelheid toevoegmiddel voor brandstof / brandversneller over de/een vloer(kleed) uit te gieten / te spuiten en/of
- ( vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met een/dat vloerkleed, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan dat vloerkleed en/of het laminaat en/of een dorpel
in die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de zich in die belendende woningen bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die belendende woningen bevindende perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 20 december 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een woning gelegen aan de [adres verdachte] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
met dat opzet
- een hoeveelheid toevoegmiddel voor brandstof / brandversneller over de/een vloer(kleed) heeft uitgegoten en/of gespoten en/of
- ( vervolgens) (open) vuur in aanraking heeft gebracht met een/dat vloerkleed, in elk geval een brandbare (vloei)stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op of omstreeks 20 december 2018 te Rotterdam, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een woning, gelegen aan de [adres verdachte] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was,
- een hoeveelheid toevoegmiddel voor brandstof / brandversneller over de/een vloer(kleed) heeft uitgegoten en/of gespoten en/of
- ( vervolgens) open vuur in aanraking heeft gebracht met een/dat vloerkleed, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan dat vloerkleed en/of het laminaat en/of een dorpel in die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en/of
- ( aldus) brand heeft gesticht in die woning en/of
- de flexibele (gas)aansluitleiding heeft doorgesneden / stuk gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 10/260794-18
zij op of omstreeks 19 december 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk
(verscheidene delen van) het stadhuis in Rotterdam, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Gemeente Rotterdam toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;