ECLI:NL:RBROT:2019:5221

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
99/000428-43
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met oplegging van taakstraf en afwijzing van herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Op 28 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 1 januari 2019 zijn ex-partner heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, tijdens een ruzie, zijn ex-partner meermalen met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van dit onderdeel en heeft de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en heeft de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte zijn leven op orde heeft en dat er mogelijkheden zijn voor verdere begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor geweldsfeiten. De beslissing is genomen in tegenspraak en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/010098-19
VI-nummer: 99/000428-43
Datum uitspraak: 28 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. J.J. Boelaars, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde met uitzondering van het bestanddeel “zwaar lichamelijk letsel”;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest;
  • gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99-000428-43 voor de duur van 12 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde en het in het subsidiair ten laste gelegde bestanddeel zwaar lichamelijk letsel niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De subsidiair ten laste gelegde mishandeling - met uitzondering van zwaar lichamelijk letsel - is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 januari 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, met gebalde vuist in het gezicht van die [naam slachtoffer] te slaan/stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 1 januari 2019 schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn ex-partner. Uit het dossier komt naar voren dat er tussen verdachte en zijn ex-partner, met wie hij ten tijde van het feit nog samenwoonde, al enige tijd spanningen waren vanwege de relatie van verdachte met een andere vrouw, uit welke relatie een kind werd geboren. De verdachte heeft tijdens een ruzie met zijn ex-partner zijn woede niet kunnen bedwingen en heeft haar meerdere keren in het gezicht geslagen dan wel gestompt. De ex-partner van verdachte heeft naar aanleiding van het incident uit angst voor de verdachte het huis verlaten en heeft tijdelijk verbleven in de crisisopvang.
Met zijn agressieve gedrag heeft de verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn ex-partner maar heeft hij ook gezorgd voor gevoelens van angst bij haar en de overige bij het incident aanwezige personen, waaronder enkele zeer jonge kinderen. Dat wordt hem zeer aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft een voortgangsverslag over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 januari 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Op 15 juli 2015 is het VI toezicht van de verdachte gestart. De verdachte is de afspraken bij de reclassering altijd goed nagekomen. Nadat hij vrij is gekomen heeft de verdachte (samen met zijn inmiddels ex-partner) twee kinderen gekregen en een baan gevonden. De behandeling bij de Waag heeft plaatsgevonden van februari 2015 tot en met juni 2015. Hierover is op 31 juli 2017 een voortgangsverslag uitgebracht waarin naar voren komt dat de verdachte alleen wilde werken aan praktische problemen en niet aan het emotionele deel.
De reclassering ziet een wat verdrietige man, waarbij zij echter zijn emoties niet goed kunnen inschatten, omdat zij hem in dit opzicht niet goed genoeg kennen en hij zich niet laat kennen. De verdachte is gericht op de praktische kanten van het leven, hij is rationeel en wil vooruit.
Reclassering Nederland heeft een (aanvullend) voortgangsverslag over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 april 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft zich gehouden aan het in januari 2019 opgelegde contactverbod met zijn ex-partner.
Sinds 11 april 2019 heeft de verdachte weer contact met zijn kinderen (via videobellen), die verblijven bij zijn ex-partner. De ex-partner van de verdachte heeft bij de reclassering aangegeven blij te zijn dat de kinderen weer contact hebben met hun vader en zegt dat een contactverbod niet meer nodig is. Verdachte is aangemeld bij de Waag en zegt open te staan voor een nieuwe behandeling aldaar. De reclassering ziet, indien de voorwaardelijke invrijheidstelling niet wordt beëindigd, nog mogelijkheden om het toezicht voort te zetten en ziet graag dat verdachte de behandeling in dat geval voortzet.
De getuige, reclasseringsmedewerker [naam reclasseringsmedewerker] , heeft ter zitting verklaard geen aanvullingen te hebben op de rapportages en heeft bevestigd dat er nog aanknopingspunten worden gezien om het toezicht voort te zetten. De nadruk van de behandeling zou volgens de getuige moeten liggen op de emotionele problematiek.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

8.1.
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij vonnis van 2 augustus 2005 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 16 jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is op 8 juli 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 8 juli 2015 en bedraagt 1947 dagen.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd. Zij acht een volledige herroeping afgezet tegen het ten laste gelegde feit disproportioneel. De officier van justitie vordert herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 12 maanden.
8.3.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering af te wijzen. Zij stelt zich op het standpunt dat een herroeping, ook voor een deel, disproportioneel is gelet op het feit waarvoor de verdachte terecht staat. Wanneer de verdachte opnieuw gedetineerd komt te zitten zal hij, net nu hij zijn leven volledig op orde heeft, alles opnieuw verliezen. Voorts wijst de raadsvrouw op de omstandigheid dat de reclassering aangeeft nog mogelijkheden en aanknopingspunten te zien om het toezicht voort te zetten.
8.4.
Beoordeling
Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven.
De rechtbank heeft bij de afweging van de belangen in het voordeel van de verdachte laten meewegen dat hij zijn leven op orde heeft, in die zin dat hij werk en een woning heeft en bovendien contact onderhoudt met zijn kinderen. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat het traject van de voorwaardelijke invrijheidstelling sinds 8 juli 2015 tot op heden goed verlopen is. Daarnaast blijkt uit de voortgangsverslagen van de reclassering, alsmede de verklaring ter zitting van toezichthouder [naam reclasseringsmedewerker] , dat er mogelijkheden en aanknopingspunten worden gezien om het toezicht verder voort te zetten. Inmiddels staat de verdachte op de wachtlijst voor een (nieuwe) behandeling bij de Waag. Ook heeft de verdachte zich bereid verklaard mee te zullen werken en heeft hij te kennen gegeven met name te willen werken aan emotionele problematiek.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met de verhouding tussen de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevorderde herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om de vordering van de officier van justitie tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
72 (tweeënzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
36 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en F. Wegman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te Rotterdam aan [naam slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere gebroken oogkas(sen), heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal met gebalde vuist in het gezicht van dei [naam slachtoffer] te slaan/stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal met gebalde vuist in het gezicht van die [naam slachtoffer] te slaan/stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere
gebroken oogkas(sen) ten gevolge heeft gehad;