1.2Mede naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek is aan eiser bij brief van 13 februari 2017 het voornemen kenbaar gemaakt om aan hem de disciplinaire straf van voorwaardelijk strafontslag op te leggen, omdat bij verweerder het vermoeden bestond dat eiser zich niet heeft gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt. Nadat eiser hierop bij e‑mail van 21 februari 2017 zijn zienswijze heeft gegeven, heeft verweerder bij brief van 29 maart 2017 aan eiser medegedeeld dat het vermoeden bestaat dat hij zich opnieuw niet heeft gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, waarna eiser is uitgenodigd voor een hoorgesprek hierover. Op 18 april 2017 heeft dit gesprek plaatsgevonden. Dit gesprek is na 40 minuten afgebroken vanwege een woede-uitbarsting van eiser.
Bij brief van 20 april 2017 is aan eiser medegedeeld dat de woede-uitbarsting vermoedelijk kan worden gekwalificeerd als ernstig plichtsverzuim en dat de opeenstapeling van gedragingen dusdanig is dat verweerder voornemens is aan eiser de straf van onvoorwaardelijk strafontslag op te leggen. Het hoorgesprek is op 26 april 2017 hervat, waarbij eiser ook zijn zienswijze op het voorgenomen strafontslag heeft gegeven. Hierna is het primaire besluit genomen.
Bij besluit van 7 juni 2017 is aan eiser medegedeeld dat hij recht heeft op 294 uur verlof en dat deze uren bij de eindafrekening aan hem zullen worden voldaan. Tegen dit besluit heeft eiser eveneens bezwaar gemaakt. In beroep zijn hier geen gronden tegen gericht. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat het beroep zich niet hierop richt.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 11 december 2017, het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser twaalf verwijten zijn te maken die plichtsverzuim opleveren. Dit plichtsverzuim is eiser toe te rekenen. Verweerder meent dat gelet op de ernst van de feiten, in samenhang bezien, strafontslag een passende straf is. Daarbij heeft verweerder in het bijzonder het doorgaand karakter van het plichtsverzuim in aanmerking genomen, gepleegd door een gewaarschuwd man. Het belang van verweerder bij het in dienst hebben van integer personeel weegt volgens hem zwaarder dan het belang van eiser bij het behoud van zijn baan.
3. Op grond van artikel 78 van het Ambtenarenreglement Rotterdam (het Ambtenarenreglement) kan de ambtenaar wegens plichtsverzuim disciplinair worden gestraft. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van hetgeen een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Op grond van artikel 79, eerste lid, aanhef en onder j, van het Ambtenarenreglement kan verweerder de disciplinaire straf van ontslag opleggen.
4. Verweerder verwijt eiser de volgende gedragingen:
- Trachten zich te bevoordelen door over 2016 medezeggenschapsuren te registreren op data waarop hij geen medezeggenschapsactiviteiten verrichtte en deze uren te betrekken in een verzoek om uitbetaling van uren;
- Trachten zich te bevoordelen door een kilometervergoeding te declareren voor medezeggenschapsactiviteiten die hij niet heeft verricht;
- Trachten zich te bevoordelen door te beweren in 2016 geen vakantie te hebben genoten terwijl hij in maart 2016 een aantal dagen in Senegal heeft doorgebracht;
- Trachten zich te bevoordelen door aan te geven een workshop in Goes te hebben gevolgd en daarvoor kilometers te declareren, terwijl eiser in TIM registreert dat hij negen uur heeft gewerkt;
- De verplichtingen uit het verzuimprotocol niet nakomen:
• eiser heeft zich op 2 januari 2017 per SMS ziek gemeld;
• eiser was op 2 januari 2017 niet bereikbaar;
• tegen de afspraak in had eiser op 9 januari 2017 geen contact met zijn leidinggevende;
• eiser is op 9 januari 2017 een afspraak bij de bedrijfsarts niet nagekomen;
• eiser was op 10 januari 2017 telefonisch niet bereikbaar;
• op 10 januari 2017 heeft eiser tegen de afspraak in ‘s nachts en per SMS gereageerd;
- Leugenachtige verklaringen geven over de reactie van de bedrijfsarts na het consult van 12 januari 2017 en over het bezoek aan de fysiotherapeut dat eiser op 12 januari 2017
‘s middags heeft afgelegd;
- Leugenachtig verklaren tijdens een gesprek op 27 februari 2017 dat hij in de week van 20 tot en met 24 februari 2017 vijf uur heeft gewerkt aan straatafsluitingen;
- Zonder reden niet verschijnen op het werk op 6, 7, 8 en 9 februari 2017;
- Op 23 maart 2017 per e-mail contact opnemen met de heer [C] over zijn afwezigheid vanwege ziekte;
- Op 24 maart 2017 om iets voor negen en rond kwart voor tien ’s morgens niet bereikbaar zijn;
- In de periode van 31 maart tot en met 6 april 2017 niet bereikbaar zijn voor zijn leidinggevende;
- Zich op 18 april 2017 op onacceptabele wijze gedragen door zijn zelfbeheersing te verliezen, te schreeuwen tegen zijn leidinggevende en een beker water in zijn richting te gooien.