ECLI:NL:RBROT:2019:5153

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
1 juli 2019
Zaaknummer
10/133572-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in strafzaak betreffende handel in verdovende middelen en witwassen

Op 17 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Frankrijk en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De zaak betreft de handel in verdovende middelen, voorbereidingshandelingen en witwassen. De officier van justitie vorderde vrijspraak van het derde feit en bewezenverklaring van de eerste twee feiten, met een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank baseert zich op het feit dat de verdachte en medeverdachte in de woning werden aangetroffen met verdovende middelen, maar dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze goederen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte vrijgesproken moet worden van alle ten laste gelegde feiten, omdat de enkele aanwezigheid in de nabijheid van de verdovende middelen niet voldoende is voor een bewezenverklaring. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/133572-18
Datum uitspraak: 17 april 2019.
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Frankrijk) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 3 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feiten 1 en 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie baseert haar standpunt onder andere op de bevindingen van verbalisanten die bij het binnentreden van de woning aan de [adres delict] de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] aantroffen in een slaapkamer. In deze kamer lagen op dat moment enkele pakketten, die naar later bleek cocaïne bevatten. Deze pakketten bevonden zich in de machtssfeer van de Franse verdachten en zij hadden wetenschap van de aanwezigheid hiervan. Hetzelfde geldt ten aanzien van de versnijdingsmiddelen in de woonkamer. Aangezien de versnijdingsmiddelen hier open en bloot lagen en medeverdachte [naam medeverdachte 2] daar evident mee bezig was (zijn handen zaten immers onder het poeder), moeten de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] hebben geweten dat zij zich in een drugspand bevonden. Van de aangetroffen goederen is door het NFI vastgesteld dat deze verdovende middelen (cocaïne en heroïne) en versnijdingsmiddelen (paracetamol) betroffen .
4.2.2
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 7 juli 2018 heeft de politie naar aanleiding van een anonieme melding onderzoek gedaan naar de woning aan de [adres delict] . In de woning is een vijftal verdachten aangetroffen, onder wie de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Bij een doorzoeking in de woning zijn in diverse ruimten vervolgens verdovende middelen, versnijdingsmiddelen en een grote hoeveelheid contant geld aangetroffen.
De verdachte ontkent te hebben geweten van de harddrugs en de versnijdingsmiddelen. Hij verklaart slechts met zijn vriend voor een weekend vanuit Frankrijk naar Rotterdam te zijn gereisd, vooral voor het kopen en roken van softdrugs (wiet). Medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft bekend dat hij degene is geweest die eerder op de dag de verdovende middelen, de versnijdingsmiddelen en het geld de woning heeft binnen gebracht zonder medeweten van de medeverdachten.
Hoewel de omstandigheden waaronder de verdovende middelen en de versnijdingsmiddelen in de woning zijn aangetroffen vraagtekens oproepen, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat waaruit blijkt dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van die goederen in de woning en daarover ook – samen met anderen of alleen - kon beschikken. De enkele aanwezigheid van de verdachte in de nabijheid van de enkele blokken cocaïne (in de slaapkamer waar de verdachte zich bevond) is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.2.3
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij ook daarvan zal worden vrijgesproken.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. A.M.H. Geerars en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 3300,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet en/of
- ongeveer 2593 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 7 juli 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meer (grote) hoeveelheden cocaïne en/of heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- 16408,4 gram paracetamol, althans een (grote) hoeveelheid
versnijdingsmiddel(en) en/of
- twee, althans een of meerdere drukpersen en/of
- een inpakmachine
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)
wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd
was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 7 juli 2018, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen van onderstaand(e) voorwerp(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op
onderstaand(e) voorwerp(en) was of wie onderstaand(e) voorwerp(en) voorhanden had en/of onderstaand(e) voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet of van onderstaand(e) voorwerp(en) gebruik heef gemaakt,
te weten een geldbedrag van 136.790,- euro, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat voorwerp geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juli 2018, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een voorwerp, te weten een geldbedrag van 136.790,- euro, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;