ECLI:NL:RBROT:2019:5150

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
1 juli 2019
Zaaknummer
10/133435-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in strafzaak betreffende handel in verdovende middelen en witwassen

Op 17 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van de handel in verdovende middelen, voorbereidingshandelingen en witwassen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat op 7 juli 2018 begon, naar aanleiding van een anonieme melding. Tijdens een doorzoeking van de woning van de verdachte werden verdovende middelen, versnijdingsmiddelen en een aanzienlijke hoeveelheid contant geld aangetroffen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank overwoog dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in de woning, waar de drugs en het geld lagen, niet voldoende was om te concluderen dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van deze goederen. De verdachte ontkende enige kennis van de aangetroffen middelen en verklaarde dat hij niet kon weten wat er in het huis van een ander speelde. De rechtbank concludeerde dat het dossier niet wettig en overtuigend bewijs bevatte dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had begaan. Daarom sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van alle beschuldigingen.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en de beslissing werd openbaar gemaakt op de zitting van 17 april 2019. De rechtbank hefte ook het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op, die eerder was geschorst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/133435-18
Datum uitspraak: 17 april 2019.
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie baseert haar standpunt onder andere op de bevindingen van verbalisanten die bij het binnentreden van de woning de verdachte samen met medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] aantroffen in de patio. Voorts zijn op diverse plaatsen in de woning verdovende middelen, versnijdingsmiddelen en een grote hoeveelheid contant geld aangetroffen. Aangezien deze goederen open en bloot in de woning lagen, kan het niet anders dan dat verdachte samen met de medeverdachten wetenschap en de beschikkingsmacht hierover heeft gehad. Van de aangetroffen goederen is door het NFI vastgesteld dat dit verdovende middelen (cocaïne en heroïne) en versnijdingsmiddelen (paracetamol) betroffen.
4.1.1.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 7 juli 2018 heeft de politie naar aanleiding van een anonieme melding onderzoek gedaan naar de woning aan de [adres delict] . In de woning is een vijftal verdachten, onder wie verdachte aangetroffen. Bij een doorzoeking in de woning zijn in diverse ruimten vervolgens verdovende middelen, versnijdingsmiddelen en een grote hoeveelheid contant geld aangetroffen.
De verdachte ontkent te hebben geweten van de aangetroffen goederen en verklaart niet te kunnen weten wat er zich allemaal in het huis van een ander afspeelt.
Hoewel de omstandigheden waaronder de verdovende middelen, de versnijdingsmiddelen en het contante geldbedrag in de woning zijn aangetroffen vraagtekens oproepen, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat waaruit blijkt dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van die goederen in de woning en daarover ook – alleen of samen met anderen - kon beschikken. De enkele aanwezigheid van de verdachte in de woning waarin de drugs, het geld en de versnijdingsmiddelen lagen is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.1.2.
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3, primair en subsidiair, tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte wordt daarom van het tenlastegelegde integraal vrijgesproken.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3, primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. A.M.H. Geerars en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 3300,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet en/of
- ongeveer 2593 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 7 juli 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meer (grote) hoeveelheden cocaïne en/of heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- 16408,4 gram paracetamol, althans een (grote) hoeveelheid
versnijdingsmiddel(en) en/of
- twee, althans een of meerdere drukpersen en/of
- een inpakmachine
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)
wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd
was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 7 juli 2018, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen van onderstaand(e) voorwerp(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op
onderstaand(e) voorwerp(en) was of wie onderstaand(e) voorwerp(en) voorhanden had en/of onderstaand(e) voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet of van onderstaand(e) voorwerp(en) gebruik heef gemaakt,
te weten een geldbedrag van 136.790,- euro,terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat voorwerp geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juli 2018, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een voorwerp, te weten een geldbedrag van 136.790,- euro, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;