ECLI:NL:RBROT:2019:5046

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
19.634-646
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot dwangakkoord in faillissementsprocedure met onvoldoende waarborgen voor nakoming

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een dwangakkoord. Verzoekers, die in financiële problemen verkeerden, hadden op 19 april 2019 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan hun schuldeisers, waaronder Hoist Kredit, Hypinvest en Hoka. Hoist Kredit weigerde in te stemmen met de aangeboden regeling, terwijl de andere schuldeisers wel akkoord gingen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de aangeboden regeling niet voldoende waarborgen bood voor de nakoming. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster, die voor 55% tot 65% arbeidsongeschikt is verklaard, onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over haar arbeidsvermogen en de redenen voor haar huidige werkloosheid. Dit gebrek aan informatie leidde tot twijfels over de haalbaarheid van de schuldregeling. De rechtbank oordeelde dat de belangen van Hoist Kredit, die een aanzienlijk bedrag te vorderen had, zwaarder wogen dan die van de verzoekers. Daarom werd het verzoek om Hoist Kredit te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 11 juni 2019
in de zaak van:
[verzoeker] en [verzoekster],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 19 april 2019, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om drie schuldeisers, te weten:
  • Hoist Kredit AB, vertegenwoordigd door LAVG Groningen (hierna: Hoist Kredit);
  • Hypinvest B.V, vertegenwoordigd door Jongejan & Wisseborn Gerechtsdeurwaarders (hierna: Hypinvest);
  • Hoka Sieraden, vertegenwoordigd door Agin Timmermans Gerechtsdeurwaarders (hierna: Hoka),
die weigeren mee te werken aan een door verzoekers aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Hoist Kredit heeft voorafgaand aan de zitting op 28 mei 2019 een verweerschrift ingediend.
Hypinvest en Hoka hebben voorafgaand aan de zitting van 28 mei 2019 te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 28 mei 2019 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekers;
  • mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] , werkzaam bij de Sociale Dienst Drechtsteden (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer [naam 3] , werkzaam bij LAVG Groningen, namens Hoist Kredit.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekers hebben volgens het ingediende verzoekschrift 19 schuldeisers, waarvan 2 preferente en 17 concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 44.531,22 van verzoekers te vorderen.
Verzoekers hebben bij brief van 3 januari 2019 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, inhoudende een betaling van 100% aan de preferente schuldeisers en 51,76% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en gebaseerd op de huidige afloscapaciteit van verzoekers. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. Verzoekster heeft een WIA-uitkering. Zij is voor 55-65% arbeidsongeschikt verklaard.
De aangeboden regeling voorziet in een uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke hebben gedaan om het aangeboden percentage aan hun schuldeisers aan te bieden. Verzoekers hebben sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en de vaste lasten worden inmiddels door de budgetbeheerder voldaan.
Achttien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Hoist Kredit stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 4.436,19 op verzoekers. Dat is 10% van de totale schuldenlast.

3.Het verweer

In haar verweerschrift heeft Hoist Kredit gesteld dat haar vordering voortvloeit uit een op 5 oktober 2009 door verzoekers gesloten kredietovereenkomst. Een groot deel van het krediet is aangewend ter aflossing van meerdere consumptieve crediteuren. Hoist Kredit heeft in haar ogen op goede gronden mogen weigeren om in te stemmen met de door verzoekers aangeboden regeling. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd.
Het verzoekschrift voldoet niet aan de daaraan gestelde vereisten. Hoist Kredit heeft alleen de oproepingsbrief van de rechtbank en het formulier verzoekschrift dwangakkoord ontvangen; nadere stukken ontbreken. Daarnaast is niet gemotiveerd waarom door de weigering de belangen van de andere schuldeisers onevenredig worden geschaad. Voorts geeft het voorstel geen goed overzicht van de schuld- en vermogenspositie van verzoekers. Onbekend is wie de schuldeisers zijn en wanneer de schulden zijn ontstaan. Hoist Kredit heeft daarom niet kunnen beoordelen of de schulden te goeder trouw zijn ontstaan. Bovendien lijkt het aanbod niet het maximaal haalbare. Verzoeker werkt weliswaar fulltime, maar ten aanzien van verzoekster is slechts gesteld – maar niet onderbouwd – dat zij voor 55% en 65% arbeidsongeschikt is verklaard. Onduidelijk is daarnaast waarom verzoekster voor de overige 35% tot 45% niet aan het werk is. Uit de opmerking van schuldhulpverlening dat “mevrouw door ons wel is gewezen op de sollicitatieplicht voor de overige 35% tot 45%” blijkt dat er wel sprake zou moeten zijn van een sollicitatieplicht, maar dat daarop naar de mening van Hoist Kredit geen of onvoldoende toezicht is.
Als verzoekers zouden worden toegelaten tot de wettelijke schuldsanering geldt een sollicitatieverplichting en zal sprake zijn van intensief toezicht door een bewindvoerder en een rechter-commissaris. Daarnaast biedt de wettelijke schuldsanering meer waarborgen, waaronder het huisbezoek, het uitgebreide onderzoek naar activa en een postblokkade, en zijn er sancties wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen. De wettelijke schuldsaneringsregeling biedt daarom betere vooruitzichten voor de schuldeisers dan het huidige aanbod. Het wettelijke traject verdient daarom de voorkeur boven het minnelijk traject.
Hoist Kredit heeft tot slot gesteld dat zij te allen tijde bereid is geweest om een acceptabel betalingsplan op te stellen, mits dat zou leiden tot een hoger aflossingspercentage. Verzoekers hebben evenwel nagelaten het initiatief daartoe te nemen. Ook daarom is er geen plaats voor het bevelen van Hoist Kredit om in te stemmen met een schuldenregeling.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Hoist Kredit bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Hoist Kredit in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekers of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van verzoekster is gesteld dat zij voor 55% tot 65% arbeidsongeschikt is verklaard. Verzoekster heeft hierover ter zitting verklaard dat zij na een burn-out in 2004 is uitgevallen en sindsdien niet meer heeft gewerkt. Volgens verzoekster is zij in het geheel niet in staat om te werken. Zij solliciteert ook niet. Medische informatie ter onderbouwing van dit standpunt ontbreekt echter. Volgens verzoekster is zij niet recent medisch gekeurd.
Vanwege de onduidelijkheid omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid heeft de rechtbank de behandeling aangehouden om te onderzoeken of verzoekster op korte termijn kan worden gekeurd, zodat kan worden vastgesteld of en zo ja, in welke mate, zij in staat is om betaalde werkzaamheden te verrichten. Schuldhulpverlening heeft per e-mail van 4 juni 2019 laten weten dat het niet mogelijk is om op korte termijn via het UWV een keuring te bewerkstelligen en heeft de rechtbank verzocht om uitspraak te doen op het onderhavige verzoek.
De rechtbank is van oordeel dat de nakoming van het aanbod in de gegeven omstandigheden met onvoldoende waarborgen is omkleed. Onvoldoende duidelijk is of verzoekster al dan niet in staat is om met betaald werk meer inkomsten te genereren dan zij thans geniet uit hoofde van haar uitkering. Tevens is onvoldoende duidelijk waarom verzoekster thans niet solliciteert, terwijl zij niet volledig arbeidsongeschikt is verklaard. Die duidelijkheid had er kunnen en moeten zijn. De omstandigheid dat dit niet het geval is, leidt ertoe dat de rechtbank niet het vertrouwen heeft dat hierop in het minnelijk traject voldoende controle zal plaatsvinden.
Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Hoist Kredit als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoekers of de overige schuldeisers. Het verzoek om Hoist Kredit te bevelen in te stemmen met de door verzoekers aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen. De overige verweren van Hoist Kredit kunnen daarom onbesproken blijven.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout rechter, en in aanwezigheid van
mr. H.A. Wolterink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2019.