Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 27 februari 2019 met producties;
- de aantekeningen van de griffier van 10 april 2019 van de reactie van [handelsnaam] ;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het vonnis van 10 april 2019 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de akte houdende wijziging van eis en overleggen producties zijdens Césant van 13 mei 2019;
- het proces-verbaal van de op 13 mei 2019 gehouden comparitie van partijen.
2.De vaststaande feiten
“De huurprijs wordt jaarlijks, voor het eerst met ingang van 1 januari 2013 aangepast overeenkomstig 9.1 t/m 9.4 algemene bepalingen."
“De huurachterstand van huurtermijnen thans € 11.101,53 dient uiterlijk 30 juli 2018 te zijn voldaan.(…)Ten aanzien van de hoogte van de huur hebben we tot nu toe geen huuraanpassing doorgevoerd. Zoals gezegd was dat om u bedrijf ondersteuning in de ontwikkeling te geven.
3.3. Het geschil
- de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte te ontbinden;
- [handelsnaam] te veroordelen om de bedrijfsruimte met al het zijne en de zijnen aanwezige personen en goederen binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en de sleutels ter vrije beschikking aan Césant te stellen, met machtiging van Césant om zo [handelsnaam] daarmee in gebreke mocht blijven, deze ontruiming zelf op kosten van [handelsnaam] te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm;
- [handelsnaam] te veroordelen om aan Césant tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen: - € 23.232,23 aan huurachterstand berekend tot en met de maand mei 2019;
31 mei 2021;
4.De beoordeling
12 juni 2018, in punt 4.3 weergegeven, waarop het bedrag van € 2.420,00 excl btw/
€ 2.928,20 bij [handelsnaam] in rekening wordt gebracht. Dit blijkt verder uit het door Césant bij akte verstrekte overzicht van de openstaande facturen tot en met november 2018. Het daarop vermelde totaalbedrag is € 11.434,73, waarin begrepen is het voormelde bedrag van
€ 2.928,20. Blijkens dezelfde akte vordert Césant dit bedrag van € 11.434,73, vermeerderd met zes maanden huurachterstand ad € 11.797,50, aldus in totaal € 23.232,23.
€ 20.304,03 (€ 23.232,23 - € 2.928,20) berekend tot en met mei 2019 bedragen.
€ 1.966,25 aan schadevergoeding per maand vanaf de datum van de feitelijke ontruiming tot en met de einddatum van de lopende huurovereenkomst, te weten 31 mei 2021. Deze vergoeding komt voor toewijzing in aanmerking gelet op hetgeen in punt 4.4 is overwogen, vanaf dat [handelsnaam] de bedrijfsruimte heeft ontruimd op grond van artikel 7:225 Burgerlijk Wetboek. Nadat de ontruiming heeft plaatsgevonden is begroting van die schade op grond van de beschikbare gegevens echter niet mogelijk, omdat nu nog niet duidelijk is of Césant het gehuurde voor het einde van de huurovereenkomst opnieuw kan verhuren. Daarom zal de kantonrechter ambtshalve wat dit deel van de schade betreft [handelsnaam] veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat.
4.9 Césant maakt voorts aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Dit bedrag is zonder meer toewijsbaar. Het gaat in deze zaak om een handelsovereenkomst gesloten na 16 maart 2013. Daarvoor schrijft de wet (artikel 6:96 lid 4 BW) een minimumvergoeding van € 40,00 voor, zonder dat aan verdere voorwaarden voldaan hoeft te worden of dat enige sommatie/aanmaning is verzonden. Reeds na het verstrijken van de betalingstermijn van de maandelijkse huur, is die huurtermijn verschuldigd. Césant heeft verder voldoende gesteld dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht.
De door Césant gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn echter hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, nu de huurachterstand naar beneden is aangepast. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, zijnde € 906,95.