In deze zaak vorderen vier eisers, ex-bemanningsleden van twee motorschippen, betaling van achterstallige gages van hun voormalige werkgever, Nordav B.V., en een verzekeraar, aangeduid als [gedaagde]. De eisers stellen dat zij op basis van zee-arbeidsovereenkomsten in dienst zijn geweest bij Nordav, die heeft nagelaten hun gages volledig te betalen. De eisers hebben hun vorderingen onderbouwd met de stelling dat [gedaagde] als verzekeraar van de scheepsbeheerders verantwoordelijk is voor de betaling van de achterstallige bedragen. De kantonrechter heeft op 2 mei 2019 uitspraak gedaan in kort geding, waarbij Nordav is veroordeeld tot betaling van de gages en bijkomende kosten, terwijl de vordering tegen [gedaagde] is afgewezen wegens onbevoegdheid van de Nederlandse rechter. De kantonrechter oordeelde dat er geen nauwe band bestond tussen de vorderingen op Nordav en [gedaagde], waardoor de rechtsmacht ontbrak. De eisers hebben een spoedeisend belang aangetoond, en de kantonrechter heeft de vordering tegen Nordav toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De proceskosten tussen eisers en [gedaagde] zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.