In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 januari 2019 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor. De verzoekster, Carisbrooke Shipping Limited (CSL), verzocht om getuigen te horen die aanwezig waren bij een gesprek op 8 juni 2018, waarin de curator mogelijk belangrijke verklaringen heeft afgelegd over de managementovereenkomst. De curator, die handelde in zijn hoedanigheid van curator van de failliete vennootschappen Carisbrooke Shipping (CV 14) B.V. en Vlootfonds Hanzevast II C.V., voerde aan dat CSL onjuiste informatie had verstrekt in haar verzoekschrift en dat de curator niet had geweigerd om de voorgeschoten kosten te vergoeden. De rechtbank oordeelde dat CSL in strijd had gehandeld met artikel 21 Rv door niet alle relevante feiten naar waarheid te vermelden, maar besloot desondanks het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor toe te wijzen. De rechtbank benadrukte dat de curator zich had gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden. De rechter-commissaris, mr. P. de Bruin, werd benoemd om het getuigenverhoor te leiden en partijen werden verzocht hun verhinderdata op te geven voor de planning van de zitting.