In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres ontving een bijstandsuitkering en had een maatregel opgelegd gekregen omdat zij niet was verschenen op een gesprek over haar arbeidsmogelijkheden. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen verwijt kon worden gemaakt van het niet verschijnen, omdat zij ervan uit mocht gaan dat alle correspondentie met betrekking tot haar uitkering naar haar bewindvoerder zou worden gestuurd. De bewindvoerder had eerder verzocht om alle correspondentie naar hem te sturen, maar de uitnodiging voor het gesprek was naar het adres van eiseres verzonden. De rechtbank concludeerde dat verweerder had moeten afzien van het opleggen van de maatregel, omdat hij niet had gereageerd op het verzoek van de bewindvoerder. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en het primaire besluit werd herroepen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.