ECLI:NL:RBROT:2019:4993

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
ROT-18_6409
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatregel Participatiewet wegens niet verschijnen op gesprek over arbeidsmogelijkheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres ontving een bijstandsuitkering en had een maatregel opgelegd gekregen omdat zij niet was verschenen op een gesprek over haar arbeidsmogelijkheden. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen verwijt kon worden gemaakt van het niet verschijnen, omdat zij ervan uit mocht gaan dat alle correspondentie met betrekking tot haar uitkering naar haar bewindvoerder zou worden gestuurd. De bewindvoerder had eerder verzocht om alle correspondentie naar hem te sturen, maar de uitnodiging voor het gesprek was naar het adres van eiseres verzonden. De rechtbank concludeerde dat verweerder had moeten afzien van het opleggen van de maatregel, omdat hij niet had gereageerd op het verzoek van de bewindvoerder. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en het primaire besluit werd herroepen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 18/6409

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,bewindvoerder: [bewindvoerder] ,

gemachtigde: mr. D. Brouwer,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. F.L. Jagt.

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder bij wijze van maatregel de uitkering van eiseres op grond van de Participatiewet (Pw) over september 2018 met 30% verlaagd.
Bij besluit van 6 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [naam] van [bewindvoerder] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering. Bij beschikking van de kantonrechter van 22 september 2017 zijn alle goederen van eiseres onder bewind gesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden.
2. Aan het bij het bestreden besluit gehandhaafde primaire besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres bij aangetekende brief is opgeroepen voor een voortgangsgesprek op 25 juli 2018 (het gesprek) en dat zij zonder afmelding niet op het gesprek is verschenen.
3. Eiseres betwist dat zij de uitnodiging voor het gesprek heeft ontvangen. De uitnodiging voor het gesprek is volgens eiseres ten onrechte niet naar haar bewindvoerder gezonden.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de bewindvoerder verweerder bij e-mail van 24 oktober 2017 heeft verzocht alle correspondentie betreffende eiseres uitsluitend naar de bewindvoerder te sturen en dat de uitnodiging voor het gesprek naar het adres van eiseres is verzonden. Verder is niet in geschil dat eiseres zonder afmelding niet op het gesprek is verschenen.
5. In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder verwezen naar zijn werkinstructie met betrekking tot het versturen van brieven en besluiten als hem bekend is dat een werkzoekende onder bewind staat. Deze werkinstructie houdt in dat brieven en besluiten die zien op het recht op uitkering (de rechtmatigheid) worden verzonden naar het adres van de bewindvoerder, omdat deze brieven en besluiten direct financiële gevolgen kunnen hebben. Brieven die zien op de begeleiding van werkzoekenden naar arbeid (de doelmatigheid) worden naar het adres van de werkzoekende verzonden, omdat deze brieven geen direct financieel gevolg hebben en omdat het confronteren van de werkzoekende met zijn verplichtingen onderdeel van het begeleiden van een werkzoekende naar werk is. Volgens verweerder vervult de bewindvoerder hierin geen rol. Indien een werkzoekende zijn verplichtingen met betrekking tot de doelmatigheid niet of onvoldoende nakomt en verweerder daarover een besluit (zoals een maatregel) moet nemen, wordt dit volgens de werkinstructie naar het adres van de bewindvoerder gestuurd.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder van het opleggen van een maatregel had moeten afzien, nu eiseres geen verwijt van het niet verschijnen op het gesprek kan worden gemaakt. Wat er ook van de door verweerder beschreven werkinstructie zij, nu de bewindvoerder verweerder had verzocht alle correspondentie betreffende eiseres naar de bewindvoerder te sturen, had het op de weg van verweerder gelegen om hierop te reageren en aan te geven dat brieven met betrekking tot de doelmatigheid nog steeds naar eiseres zelf zouden worden verzonden. Nu verweerder dit niet heeft gedaan, mocht eiseres ervan uitgaan dat alle correspondentie met betrekking tot haar uitkering naar haar bewindvoerder zou worden gestuurd, zodat zij er niet op bedacht hoefde te zijn dat zij zelf post van verweerder zou ontvangen. Dit betekent dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Lammerse, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 25 juni 2019.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.