ECLI:NL:RBROT:2019:499

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2019
Publicatiedatum
24 januari 2019
Zaaknummer
10-134348-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van vuurwapen en XTC

Op 21 januari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het bezit van een automatisch vuurwapen en één kilogram XTC. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H. Faouzi. Tijdens de zitting op 7 januari 2019 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder DNA-analyses die zijn DNA op het vuurwapen en de geluiddemper aantoonde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het wapen en de demper in de auto aanwezig waren, ondanks zijn ontkenning. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 20 maanden. De rechtbank overwoog dat het bezit van vuurwapens ernstige gevolgen heeft voor de maatschappij en dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen, begeleiding nodig heeft. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de gevangenisstraf op, met aftrek van voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van het bezit van vuurwapens en drugs, en de noodzaak van strenge straffen in dergelijke zaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-134348-18
Datum uitspraak: 21 januari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. H. Faouzi, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 januari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 11 oktober 2018 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen en de geluiddemper in de auto. Evenmin is gebleken dat de verdachte daar beschikkingsmacht over heeft gehad. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft gerapporteerd dat het DNA van de verdachte kan zijn aangetroffen op het wapen. Echter, omdat het een mengprofiel betreft is de bewijswaarde daarvan gering.
4.3.2.
Beoordeling
De verdachte is samen met twee vrienden, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] Vrijdag, aangehouden bij een door hen gekochte auto op de parkeerplaats bij een tankstation. In de kofferbak van de auto trof de politie een zwart/wit gekleurde rugzak aan met daarin een (semi-)automatisch vuurwapen, daarvoor geschikte munitie en een geluiddemper.
Het vuurwapen, de geluiddemper en de handvatten van de rugzak zijn bemonsterd en voor onderzoek naar het NFI gestuurd. Uit het DNA-onderzoek van het NFI blijkt het volgende:
  • op de handvatten van de rugzak is een DNA-mengprofiel van minimaal 4 personen aangetroffen, waarbij het DNA-hoofdprofiel afkomstig kan zijn van de verdachte en 1 onbekende persoon;
  • op het vuurwapen is een DNA-mengprofiel van minimaal 3 personen aangetroffen met een DNA-hoofdprofiel van [naam medeverdachte 3] , waarbij de DNA-nevenkenmerken afkomstig kunnen zijn van de verdachte. Vergeleken zijn de hypothese (1) dat de bemonstering DNA van [naam medeverdachte 3] , de verdachte en één of twee willekeurige onbekende personen bevat en (2) dat de bemonstering DNA van [naam medeverdachte 3] en twee of drie willekeurige onbekende personen bevat. Het NFI komt tot de conclusie dat het afgeleide DNA-hoofdprofiel uit het DNA-mengprofiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
  • op de geluiddemper is een DNA-mengprofiel van minimaal 2 personen aangetroffen, waarbij het DNA afkomstig kan zijn van de verdachte. Vergeleken zijn de hypothese (1) dat de bemonstering DNA van de verdachte bevat en één willekeurige onbekende persoon en (2) dat de bemonstering DNA van twee willekeurige onbekende personen bevat. Het NFI komt tot de conclusie dat het DNA-mengprofiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
  • Op het wapen en de geluiddemper is geen DNA aangetroffen dat gematcht kan worden met de DNA profielen van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] Vrijdag.
De verdachte heeft in zijn verklaringen aangegeven dat zijn DNA op de rugzak is gekomen doordat hij deze heeft aangeraakt bij het inladen van zijn andere spullen in de kofferbak.
De rechtbank stelt vast dat het DNA van de verdachte echter ook op zowel het wapen als op de geluiddemper zijn aangetroffen. Desondanks heeft de verdachte volgehouden het wapen nooit te hebben aangeraakt. Dat zijn DNA op het wapen en op de geluiddemper kan zijn gekomen door overdracht van andere goederen in de auto, zoals door de verdediging is geopperd, is niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft namelijk verklaard dat het niet zijn rugzak was en uit het dossier blijkt dat er geen andere goederen in de rugzak zijn aangetroffen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte geen redengevende verklaring voor de aanwezigheid van zijn DNA op het vuurwapen en op de geluiddemper heeft gegeven, terwijl dat onder de gegeven omstandigheden wel van hem had mogen worden verwacht.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan zijn dan dat het DNA van de verdachte op het wapen en de geluiddemper terecht is gekomen doordat hij deze goederen heeft aangeraakt.
Nu (1) de verdachte het wapen en de demper klaarblijkelijk op enig moment heeft aangeraakt, (2) het wapen in de auto was met de verdachte, (3) er geen DNA van de andere aanwezigen in de auto ( [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] Vrijdag) op het wapen en de demper is aangetroffen en (4) de verdachte geen enkele uitleg geeft hoe het kan dat zijn DNA wel en dat van deze medeverdachten niet op het wapen en de demper aangetroffen is, moet geoordeeld worden dat de verdachte wist dat het wapen met de munitie en de demper in de auto was en dat hij daarover kon beschikken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de verdachte het wapen met munitie en de geluiddemper tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte 1] Vrijdag voorhanden heeft gehad.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 8 juli 2018 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º en 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, namelijk een vuurwapen dat geschikt is om automatisch te vuren en dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is, te weten een vuurwapen voorzien van een metalen klapkolf van het merk: Zastava, type: M 84 (Skorpion), kaliber: 7.65 mm
en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten dertien (13), bij voornoemd vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 7,65 mm, voorhanden heeft gehad;
2
hij op 8 juli 2018 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een geluidsdemper voor een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 8 juli 2018 te Dordrecht en/of Zwijndrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 2,
1gram, van een materiaal bevattende cocaïne en
- 3,2 gram, van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en
- ongeveer 1100 gram aan zogenaamde XTC-pillen, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA),
zijnde cocaïne en 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, in vereniging gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, in vereniging gepleegd;
2.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, in vereniging gepleegd;
4.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte bevond zich met twee vrienden in een auto, die zij gezamenlijk hadden gekocht. In de kofferbak van de auto stond een rugzak met daarin een (semi-)automatisch vuurwapen, munitie en een geluiddemper. Het bezit van vuurwapens kent geen ander doel dan het toebrengen van ernstige schade aan anderen en/of de maatschappij. Het ongecontroleerde bezit daarvan brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen. Daarbij bestaat bovendien een groot risico dat onschuldige omstanders worden getroffen, een risico dat nog wordt vergroot waar het - zoals in casu - gaat om een (semi)automatisch vuurwapen. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettend karakter daarvan dient daartegen daarom streng te worden opgetreden.
Tevens had de verdachte een hoeveelheid cocaïne in zijn jaszak, xtc-pillen in een andere tas die ook in de kofferbak stond en is er bij hem thuis een doos aangetroffen met daarin xtc-pillen met een gewicht van bijna 1100 gram. De verdachte heeft verklaard dat hij de pillen voor een ander in bewaring had en dat het is voorgekomen dat hij een deel van die pillen heeft verkocht. Harddrugs vormt een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en de samenleving, temeer omdat dit vaak gepaard gaat met en leidt tot vele andere vormen van criminaliteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 december 2018, waaruit blijkt dat de verdachte ten aanzien van de Opiumwet kort voor deze feiten nog was veroordeeld en in het kader daarvan in een proeftijd liep.
7.3.2.
Rapportage
Antes, afdeling reclassering, heeft een voortgangsverslag over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 oktober 2018. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Het toezicht is eind mei 2018 opgestart. De verdachte maakte een beïnvloedbare indruk. De cognitieve vaardigheden (CoVa) training was nog niet opgestart wegens een wachtlijst. De reclassering ziet nog voldoende mogelijkheden om de begeleiding na detentie opnieuw op te starten. De CoVa-training kan dan tevens worden ingezet. Daarnaast wordt geadviseerd om de TOPZORG methode van De Waag op te leggen. Dat betreft een intensieve vorm van begeleiding aan personen en het systeem waarin zij zich bevinden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Een eerdere veroordeling van de verdachte is in mei 2018 onherroepelijk geworden. De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten een aantal maanden na het ingaan van de proeftijd gepleegd. Zowel de officier van justitie, de verdediging als de reclassering achten, net als de rechtbank, begeleiding van de verdachte noodzakelijk. De officier van justitie heeft, mede omdat nog bijna de volledige proeftijd van de eerdere veroordeling benut kan worden, geen tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel van de eerdere veroordeling gevorderd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie en het verzoek van de verdediging dienaangaande, een geheel onvoorwaardelijke straf opleggen. Begeleiding van de verdachte zal aldus in het kader van de eerdere veroordeling plaatsvinden, waarbij eventueel de bijzondere voorwaarden gewijzigd kunnen worden, waarmee alsdan ook de TOPZORG methode kan worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. R. Brand en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 8 juli 2018 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º en/of 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, namelijk een vuurwapen dat geschikt is om automatisch te vuren en/of dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is, te weten een vuurwapen voorzien van een metalen klapkolf van het merk: Zastava, type: M 84 (Skorpion), kaliber: 7.65 mm
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten dertien (13), bij voornoemd vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 7,65 mm, voorhanden heeft/hebben gehad;
2
hij op of omstreeks 8 juli 2018 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een geluidsdemper voor een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 8 juli 2018 te Dordrecht en/of Zwijndrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 9 zogenaamde XTC-pillen in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of
- ongeveer 3,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of
- ongeveer 3,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
zijnde cocaïne en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of amfetamine, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 8 juli 2018 te Dordrecht en/of Zwijndrecht, in elk geval in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 2,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 3,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of
- ongeveer 1100 gram aan zogenaamde XTC-pillen, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA),
zijnde cocaïne en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.